Reclamerecht  

IEF 4138

Afbreuk

Rechtbank 's-Gravenhage,11 juni 2007, LJN: BA6849, Pretium Telecom tegen KPN.

KPN heeft mededelingen gedaan die afbreuk doen aan de goede naam van Pretium. Geen rectificatie. Vordering tot vereiste dubbele wilsuiting van KPN afgewezen wegens lopend overleg tussen partijen en OPTA..

Wholesale Line Rental (WRL) biedt consumenten de mogelijkheid voor het abonnement voor hun vaste telefoonverbinding over te stappen naar een alternatieve aanbieder, zoals Pretium. Om deze mogelijkheid aan te kunnen bieden, heeft Pretium in december 2006 een overeenkomst gesloten met KPN Wholesale, de Raamovereenkomst. In deze overeenkomst is opgenomen dat partijen zich zullen onthouden van gedragingen die redelijkerwijs afbreuk kunnen doen aan de goede naam van de andere partij bij (potentiële) eindgebruikers of andere derden. Via telemarketing heeft Pretium 11.000 klanten verworven voor de WRL dienst. 85.000 hiervan waren al CPS klant bij Pretium,de overige 25.000 zijn nieuw.

In het programma Kassa (7 april 2007) en in de Telegraaf (29 mei 2007) is Pretium negatief in het nieuws gekomen. KPN heeft bij brief van 20 april 2007 Pretium gesommeerd van haar klanten een expliciete wilsuiting te vragen dat zij ermee instemmen dat Pretium hun abonnement met KPN opzegt.

Pretium vordert o.a. dat KPN zich dient te onthouden van gedragingen die redelijkerwijs afbreuk kunnen doen aan de goede naam van Pretium, alsmede een rectificatie. KPN vordert op grond van artikel 3.4 van de Raamovereenkomst (op grond waarvan uitdrukkelijke toestemming van de klant voor het overstappen vereist is)  van Pretium o.a. bewijsmiddelen dat de gebruikers die willen overstappen de betreffende toestemming voorafgaand aan de plaatsing van de orders aan Pretium hebben verleend.

Pretium stelt dat KPN onrechtmatig jegens haar handelt door:
1) haar goede naam aan te tasten door het doen van negatieve uitlatingen in de Primafoonwinkels en via haar Helpdesk over de bedrijfsvoering en verkoopmethoden van Pretium hetgeen mede mogelijk is doordat klanten in verwarring raken door misleidende CPS en ELR opzeggingsbrieven van KPN
2) klanten van Pretium aan te zetten om hun (rechtsgeldige) overeenkomst met Pretium te ontbinden waardoor Pretium ernstig in haar bedrijfsvoering wordt gehinderd omdat zij niet onderbouwde en veelal onterechte annuleringsverzoeken van KPN moet onderzoeken
3) publiekelijk met toezichthouders en individuen te communiceren over klachten die zij over Pretium heeft ontvangen.

De rechtbank oordeelt dat Pretium aannemelijk heeft gemaakt dat KPN medewerkers zich negatief uitlaten over de verkoopmethoden van Pretium. KPN heeft onvoldoende gemotiveerd dat deze negatieve uitlatingen feitelijk juist zijn. Dat structureel sprake zou zijn van onheuse verkoopmethoden, is niet komen vast te staan. Met betrekking tot de brieven oordeelt de rechtbank dat de CPS opzeggingsbrief niet meer wordt verzonden en dat de WLR opzeggingsbrief voorwerp van overleg is tussen de telecomaanbieders en OPTA. Voor ingrijpen betreffende een inhoudelijk correct geoordeelde brief gedurende dat overleg is onvoldoende aanleiding. De rechtbank acht het niet onredelijk dat KPN, zodra zij bericht heeft gekregen van Pretium dat een klant van KPN over gaat naar Pretium, daarover een bericht aan de klant stuurt.

De door Pretium gevorderde rectificatietekst wordt afgewezen wegens disproportionaliteit

De vordering van KPN met betrekking tot het vereiste van dubbele wilsuiting wordt afgewezen:

Er bestaat naar voorlopig oordeel geen aanleiding de tot op heden door Pretium verworven klanten alsnog om de door KPN geeiste wilsuiting te vragen. Daartoe is redengevend het voornoemde gedogen door KPN en het thans met OPTA gevoerde overleg. Van ingrijpen gedurende dit overleg wordt onder die omstandigheden geen aanleiding gevonden. De uitkomst van dat overleg dient afgewacht te worden, zodat voor een gebod voor de toekomst thans evenmin aanleiding is. (3.9)

Lees het vonnis hier.

IEF 4127

Inbraak

O.a. Elsevier bericht dat een internetfilmpje waarin de overname van ABN AMRO belachelijk wordt gemaakt, van de bank snel moet worden verwijderd.”In het filmpje op de site van Bureau Renkema wordt de naam van de bank voortdurend naar een van de overnamekandidaten gewijzigd: eerst heet de bank ABN AMRO Barclays, dan ABN AMRO Fortis, en uiteindelijk de Rijkman Groenink Bank. Ook moet de klant bij elke overschrijving toestemming vragen aan de aandeelhouders. (…) Volgens ABN AMRO is het filmpje een 'inbraak op het auteursrecht' omdat het logo van de bank onrechtmatig wordt gebruikt. Daarnaast zou de bank 'imagoschade' lijden door de satire. (…)Buro Renkema is niet onder de indruk.”

Lees hier meer.

IEF 4097

Geen dagblad

bvan.gifRechtbank Arnhem, 30 mei 2005, LJN: BA6045. Koninklijke BDU Uitgevers B.V. tegen Wegener Huis-Aan-Huis Kranten B.V.

Misleidende reclame. Een krant die niet dagelijks verschijnt mag geen dagblad heten. Uitgebreide overwegingen over wat een dagblad genoemd mag worden. Aan de beoordeling van het woord ‘het’ komt de voorzieningenrechter niet meer toe. 

Eiseres BDU geeft in Barneveld en omgeving geeft het dagblad genaamd ‘Barneveldse Krant’ uit. Deze krant verschijnt zes maal per week. Gedaagde Wegener is eveneens uitgever van kranten en brengt sinds 1 november 2006 in Barneveld en omgeving een gratis krant uit met als titel ‘Barneveld Vandaag’.

BDU maakt bezwaar tegen de aanprijzing van ‘Barneveld Vandaag’ als ‘Het dagblad’. BDU vindt dat het gebruik van de term ‘dagblad’ op de website en gevel van Wegener misleidend en daarmee onrechtmatig in de zin van artikel 6:194 BW is, omdat daarmee ten onrechte de suggestie wordt gewekt dat ‘Barneveld Vandaag’ een dagblad is en daarmee (vijf tot) zes maal per week verschijnt.  ‘Barneveld Vandaag’ verschijnt slechts vier maal per week. 

Daarnaast stelt zij dat  de aanprijzing van ‘Barneveld Vandaag’ een ongeoorloofde vergelijkende reclame-uiting als bedoeld in artikel 6:194a BW, omdat het woord ‘het’ de indruk wekt alsof ‘Barneveld Vandaag’ het enige en/of beste dag- danwel nieuwsblad van Barneveld en omgeving zou zijn.

De voorzieningenrechter concludeert dat er inderdaad sprake is van misleiding.

“4.3.  Voorshands geoordeeld acht de voorzieningenrechter de uitleg van het woord ‘dagblad’ zoals opgenomen in het Groot woordenboek van de Nederlandse Taal, van Van Dale (dagblad: blad dat tenminste zes maal per week verschijnt, dagelijks verschijnend nieuwsblad) van doorslaggevend belang in de onderhavige zaak.

Deze uitleg strookt ook met de andere door BDU weergegeven bronnen, die aangegeven dat eerst sprake is van een dagblad als dit gedurende vijf tot zes maal per week verschijnt. Uiteraard zijn de inhoud en de uitgave van een krant eveneens belangrijk, echter dit laat onverlet dat Wegener met het predicaat dagblad de pretentie heeft dat ‘Barneveld Vandaag’ dagelijks uitkomt, terwijl dit feitelijk niet het geval is. De consument wordt hierdoor misleid. Dat het relevante publiek volgens Wegener primair de adverteerder is, die op de hoogte is van de verschijningsfrequentie, en niet de lezer zelf, kan de voorzieningenrechter niet volgen, nu BDU heeft aangegeven dat het haar ook gaat om verlies van abonnees.

Voorts heeft Wegener aangegeven dat de reden waarom zij op dinsdag en zaterdag geen krant uitbrengt is, dat de opbrengsten van de advertenties dan zeer gering zijn. BDU heeft ter zitting verklaard dat ook zij, met name op dinsdag, met dit probleem kampt, maar toch op die dagen wel haar krant uitbrengt, hetgeen voorshands geoordeeld maakt dat BDU op een oneerlijke wijze moet concurreren met Wegener die haar krant ook als dagblad bestempelt.

4.4.  Het verweer van Wegener dat de grenzen voor wat betreft de aanduiding van een krant met de term dagblad met de tijd aan het vervagen zijn en steeds ruimer gezien moeten worden, kan niet slagen. Immers vooralsnog dient op grond van de door BDU aangevoerde bronnen te worden aangenomen dat een dagblad in Nederland dagelijks, dan wel vijf tot zes maal per week, verschijnt. Op hetgeen in de toekomst nog zal geschieden, kan en zal de voorzieningenrechter thans niet anticiperen.

Dat Het Oplage Instituut (hierna: HOI) de kranten ‘Almere Vandaag’ en ‘Alphen CC’ als dagbladen omschrijft maakt het voorgaande niet anders nu zij, zo blijkt uit de algemene voorwaarden van HOI, geen onderscheid maakt tussen kranten en dagbladen en slechts drie mediumgroepen hanteert (dagbladen, publiektijdschriften en vaktijdschriften). Nu uit de door Wegener overgelegde productie van het Handboek van de Pers vooralsnog onvoldoende duidelijk is geworden of zij wel een onderscheid maakt tussen de begrippen krant en dagblad, en wanneer volgens het Handboek een blad een dagblad is, treft ook het verweer dat de vier respectievelijk drie maal per week uitgegeven bladen ‘Almere Vandaag’ en ‘Alphen CC’ in dat Handboek als (regionale) dagbladen worden aangemerkt geen doel.”

4.5.  Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat Wegener met het gebruik van de term dagblad voor haar krant ‘Barneveld Vandaag’ bij de gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument een onjuiste voorstelling wekt en dat de consument daardoor wordt misleid in de zin van artikel 6:194 BW. Wegener wordt dan ook bij wijze van ordemaatregel vanaf twee dagen na betekening van dit vonnis verboden om ‘Barneveld Vandaag’ aan te prijzen als dagblad. Aan deze veroordeling zal een dwangsom worden verbonden die zal worden gemaximeerd.

4.6.  Nu hiervoor is bepaald dat Wegener voor haar krant ‘Barneveld Vandaag’ geen gebruik meer mag maken van de term dagblad, komt de voorzieningenrechter niet meer toe aan de vordering om de aanprijzing ‘Het dagblad van Barneveld’ te staken.”

De vordering tot rectificatie wordt toegewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 4075

Liberalisering regels commerciële omroep

Persbericht CvdM

Het Commissariaat voor de Media heeft in het streven naar een meer gelijkwaardige positie voor de spelers op de Nederlandse commerciële televisiemarkt een aantal beleidsregels aangepast.

In de Beleidsregels ontheffing programmatitel voor de commerciële omroep zijn de voorwaarden kenbaar gemaakt waaronder het vermelden of tonen van een naam of beeldmerk van een sponsor in de titel van een gesponsord programmaonderdeel is toegestaan. Uitgangspunt blijft dat de scheiding tussen redactie en commercie gewaarborgd dient te blijven. De omroepinstelling zal dat in een ontheffingsverzoek ook moeten aantonen. Verder is het voortaan toegestaan producten en diensten van de sponsor in beeld te brengen mits dat op neutrale wijze gebeurt. Lees hier verder.

IEF 4070

Liberalisering

Persbericht CvdM: Liberalisering regels commerciële omroep. Het Commissariaat voor de Media heeft in het streven naar een meer gelijkwaardige positie voor de spelers op de Nederlandse commerciële televisiemarkt een aantal beleidsregels aangepast.

In de Beleidsregels ontheffing programmatitel voor de commerciële omroep zijn de voorwaarden kenbaar gemaakt waaronder het vermelden of tonen van een naam of beeldmerk van een sponsor in de titel van een gesponsord programmaonderdeel is toegestaan. Uitgangspunt blijft dat de scheiding tussen redactie en commercie gewaarborgd dient te blijven. De omroepinstelling zal dat in een ontheffingsverzoek ook moeten aantonen. Verder is het voortaan toegestaan producten en diensten van de sponsor in beeld te brengen mits dat op neutrale wijze gebeurt.

Om crossmediale samenwerking tussen bedrijven die mediacontent produceren en verspreiden te faciliteren, is in de Beleidsregels ontheffing zendernaam het (al langer gevoerde) beleid vastgelegd dat de naam van bijvoorbeeld een tijdschrift verwerkt mag worden in de naam van een commerciële zender. Het moet wel gaan om een eigen uitgave van de omroep. Gevallen waarin aan een zender van een reguliere omroep een naam van een uitgave van een derde gekoppeld wordt, vallen niet onder deze regeling.

Door aanpassing van de Beleidsregels sponsoring commerciële omroep (BSCO) is het voortaan toegestaan slogans te plaatsen op billboards waarop de sponsors staan vermeld. De slogan mag uitsluitend de (naams)bekendheid van de sponsor bevorderen en niet aansporen tot het kopen van producten. Nieuw is dat de billboards met programmasponsors voortaan rond voorbeschouwing, wedstrijdverslag en nabeschouwing van sportwedstrijden mogen worden geplaatst. Deze worden als aparte programmaonderdelen gezien.

Lees hier meer.

IEF 4061

Anti-Vandaal-Coating

grc.gifRechtbank Roermond, 16 mei 2007, KG ZA 07-73. APP All Remove B.V. tegen Rema Groep Venray B.V., h.o.d.n. AZS Nederland Regio Zuid-Oost en Royal Floor Care B.V., h.o.d.n. Stone International. Eisers (door tussenkomst) in incident: Polysaccharide Industries AB en PSS Interservice AG (met dank aan Jos van der Wijst, Bogaerts en Groenen Advocaten)  

Misleidende mededelingen over anti-grafitticoatings. Geen nietigheid ingeroepen binnen vijf jaar na vervallen merkinschrijving ergo geen beroep meer op kwade trouw. Geen werkelijke proceskostenveroordeling nu dagvaarding voor 1 mei 2007 is uitgebracht.

Eiser in incident Polysaccharide Industries (hierna: PSI) geeft de exclusieve Europese distributierechten op het product PSS20 (een coating waarmee gebouwen kunnen worden beschermd tegen o.a. graffiti) aan PSS Interservice AG (hierna: PSSI). Deze verleent de rechten voor de Benelux weer aan eiser (in conventie) APP All Remove (hierna: APP). De overeenkomst tussen PSSI en PSS wordt echter beëindigd, en daarmee verliest ook APP haar exclusieve distributierechten voor de Benelux. Deze rechten worden door PSSI gegeven aan gedaagde (in conventie) AZS.

Eerder had PSI het woordmerk PSS 20 al geregistreerd, welk merk echter inmiddels is vervallen. APP heeft voor de Benelux het woordmerk Anti-Vandaal-Coating “PSS 20” geregistreerd. Dit merk is nog wel geldig.

APP vordert, kort gezegd, dat AZS en Stone International wordt verboden uitlatingen te doen, waarbij onjuistheden of onwaarheden over haar worden verspreid. Zij doelt hiermee op de vermelding van referentieprojecten op de website van AZS, waarbij de indruk zou worden gewekt dat AZS deze projecten heeft uitgevoerd, terwijl deze in werkelijkheid zijn verricht door APP. Verder vordert APP het staken en gestaakt houden van het gebruik van (delen van) de merknaam en/of handelsnaam Anti-Vandaal-Coating PSS 20 door AZS. Zij doelt hiermee in wezen enkel op het gebruik van de naam PSS 20 door AZS.

In reconventie vorderen, kort gezegd, AZS en Stone International een verbod op het onrechtmatig inroepen van het merk Anti-Vandaal-Coating PSS 20 door APP. Het depot van APP zou te kwader trouw zijn verricht.

De rechtbank oordeelt dat met de geplaatste referentielijsten, alsmede een met e-mail die door AZS aan klanten is gestuurd, inderdaad onjuiste voorstellingen zijn gewekt bij de gemiddelde lezer, welke onrechtmatig moeten worden geacht jegens APP.

Voor wat betreft de vordering in reconventie oordeelt de rechtbank: “Iedere belanghebbende kan de nietigheid van de inschrijving van een merk, waarvan het depot te kwader trouw is verricht, inroepen binnen een termijn van vijf jaar (…). Nu de genoemde termijn ongebruikt is verstreken, is er sprake van een geldige inschrijving van het merk Anti-Vandaal-Coating PSS 20. (…) Aan het inroepen van een depot wegens te kwader trouw is door de Benelux-wetgever de beperking gesteld dat dit binnen een bepaalde periode dient te geschieden. Daarmee is niet verenigbaar dat dezelfde gedragingen die binnen die periode kwader trouw zouden hebben opgeleverd, na het verstrijken van die periode naar nationaal recht als onrechtmatige daad zouden kunnen worden aangemerkt met hetzelfde feitelijke gevolg, te weten dat de merkhouder de bescherming van het merk niet kan inroepen. Dat zou aan de beperking haar betekenis ontnemen.”

“Het gebruik van een merk dat door het verstrijken van de termijn niet meer kan worden nietig verklaard, kan wel nog worden verboden wegens strijd met andere rechten. Dergelijke rechten zijn gesteld noch gebleken.”

Aangezien APP een volledige proceskostenveroordeling heeft gevorderd, wordt het vonnis afgesloten met een niet-richtlijnconforme overweging: “Deze titel is evenwel van toepassing op procedures waarin de dagvaarding na 1 mei 1007 is uitgebracht. Nu in de onderhavige procedure de dagvaarding op 16 april 2007 is uitgebracht, zal de vordering tot een volledige kostenveroordeling worden afgewezen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 4060

Eerst even voor jezelf lezen

1- Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 mei 2007, HA ZA 06-2381. G-Sus Wholesale And Design B.V. tegen Low Land Fashion International B.V.

Low Land heeft inbreuk gemaakt op het aan G-Sus toekomende auteursrecht met betrekking tot de ‘Rubber Boot’ jas. Geen verbod, wel schadevergoeding etc. Beslissing aangehouden.

Lees het vonnis hier.

2- Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 mei 2007, HA ZA 02-2947. Koninklijke Philips Electronics N.V. Furness Logistics Moerdijk B.V., Mega Data Gmbh, Princo Digital Disc GmbH & Princo Switserland Ag.

Octrooizaak. Beslissing aangehouden wegens tussentijds te appelleren.

Lees het vonnis hier.

3- Rechtbank Roermond, 16 mei 2007, KG ZA 07-73. App All Remove B.V. tegen Rema Groep Venray B.V. c.s. (met dank aan Jos van der Wijst, Bogaerts en Groenen Advocaten)

Misleidende mededelingen over anti-grafitticoatings. Geen nietigheid ingeroepen binnen vijf jaar na merkinschrijving ergo geen beroep meer op kwade trouw. Geen werkelijke proceskostenveroordeling nu dagvaarding voor 1 mei 2007 is uitgebracht.

Lees het vonnis hier.

4-  Rechtbank Amsterdam, 24 mei 2007, KG ZA OdC/LW. TBlox B.V. tegen Market4Care Nederland B.V. (met dank aan Nanda Ruyters, AKD Prinsen Van Wijmen) 

Executiegeschil in auteursrechtgeschil. Geen dwangsommen verbeurd.

Lees het vonnis hier.

5- Rechtbank ’s-Gravenhage, 30 mei 2007, KG ZA 07-252. Fort Vale Engineering Limited tegen Pelican Worldwide B.V.

EP ventiel-samenstelsel. Geen inbreuk, rechtbank wijst vorderingen af en veroordeelt eiser in de kosten van de procedure ten bedrage van € 63.108,80.

Lees het vonnis hier.

IEF 4054

Een doekje voor het branden

Rechtbank Haarlem, 16 mei 2007, KG ZA 07-134. Ludvig Svensson B.V. tegen Bonar technical Fabrics N.V. (met dank aan Joost van Ooijen, De Brauw Blackstone Westbroek).

Misleidende reclame en mededelingen. EN-normen en brandvertragende schermdoeken voor de kastuinbouw.

Svensson stelt dat concurrent en gedaagde Bonar in diverse uitingen (brochure, mailing, advertorial) misleidende mededelingen heeft gedaan, omdat zij ten onrechte zou suggereren dat haar Brandvertragende schermdoeken onder de norm EN 13501-1 in klasse B-sl zijn ingedeeld, althans gelijkgesteld kunnen worden met schermen die tot die klasse behoren en voorts ten onrechte claimt dat haar schermdoeken maximale brandveiligheid bieden.

Gedaagde heeft aangegeven aan in te zien dat zij de indeling onder de genoemde EN-normen niet kan claimen, maar stelt dit genoegzaam gerectificeerd te hebben door middel van een brief aan relaties en klanten. Naar oordeel van de voorzieningenrechter heeft gedaagde echter ook met de brief “de grens van het toelaatbare overschreden”. Ook in de brief wordt de suggestie gewekt dat het product voldoet aan de B-sl normering en de conclusies in de brief over de gebruikte testmethode zijn onvolledig en misleidend. Op grond van een oordeel van “de belangrijkste verzekeringsmaatschappij” wordt ook de claim van gedaagde dat haar schermdoeken maximaal brandveilig zijn als misleidend bestempeld. “Een doek is maximaal veilig indien er geen veiliger doeken bestaan”, aldus de voorzieningenrechter.

Naast een openbaarmakingsverbod van (soortgelijke) reclame-uitingen, worden de gevorderde rectificaties in het tijdschrift ‘Kassenbouw’ en per post toegewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 4052

Ik ben van de kaas (executiegeschil)

bmstrks.gifRechtbank Haarlem, 29 mei 2007, LJN: BA5846. Cono B.A. tegen Campina B.V.,

Vordering tot schorsing van de executie van het vonnis van de voorzieningenrechter te 's-Hertogenbosch wordt afgewezen. Ook de door Cono aangepaste tv-commercial valt onder de reikwijdte van het bij dat vonnis opgelegde verbod. 

“Daarmee komt de vraag aan de orde of de thans voorliggende, enigszins gewijzigde, commercial, gezien moet worden als een “andere reclame-uiting (…) die op overeenkomstige en misleidende wijze aanhaakt bij de in het lichaam van de dagvaarding beschreven televisiecommercial van Campina, voorheen Melkunie, met Peer Mascini in de hoofdrol.”

Dat is onmiskenbaar het geval. De in het Bossche vonnis onder 2.6 weergegeven tekst: “Nee, nee, nee, nee, ik ben het niet. Ik ben mijn broer. Ik ben van de kaas.” is weliswaar uit de commercial geschrapt – en daarmee is de expliciete, zelfgekozen, associatie met de Melkuniereclame verdwenen – maar die wijziging brengt niet met zich dat niet meer sprake zou zijn van een commercial die “op overeenkomstige en misleidende wijze aanhaakt” bij de televisiecommercial van Campina. Het dictum van het Bossche vonnis voor zover het gaat om de andere overeenkomstige reclame-uitingen moet enerzijds restrictief worden uitgelegd, maar anderzijds moet de uitleg wel geschieden aan de hand van de overwegingen van het vonnis. Overweging 4.4.2 van dat vonnis spreekt het oordeel uit dat de televisiecommercial van Cono een kopie is van de eerdere reclamecampagne van Melkunie.” (1.4 - 1.5)

Lees het vonnis hier. Eerder berichten + vonnis Rechtbank DB: IEF 3979 (14 mei 2007).   

IEF 4033

In Haarlem vragen

Het reclamespotje voor Beemsterkaas met acteur Peer Mascini is aangepast. Fabrikant Cono Kaasmakers gaat vandaag aan de rechter in Haarlem vragen of het filmpje nu wel mag worden uitgezonden.(…) In de aangepaste versie is een directe verwijzing naar de spot van MelkUnie verwijderd. Cono hoopt dat daarmee de link tussen de twee commercials is verdwenen.

Lees hier meer (adformatie.nl). Eerder bericht + vonnis: IEF 3979 (14 mei 2007).