Alle rechtspraak  

IEF 5074

Indian Film

Rechtbank 's-Gravenhage 31 oktober 2007, KG ZA 07-1126. Stichting Indian Film and Music (Sifam) tegen Roshan Video- CD & DVD World c.s.

Handhaving en exploitatie van auteursrecht met betrekking tot Bollywoodfilms. Korte inleiding in filmexploitatierecht. Verschoonbaar verzuim ten aanzien van kostenveroordeling.

Gedaagden stellen voorop dat de vordering van Sifam bij gebreke aan een deugdelijke substantiering voor afwijzing gereed liggen (n.b. het vonnis geeft eerst een complete weergave van het lichaam van de dagvaarding, waarbij de voorzieningenrechter de nummering heeft aangebracht). Voorts is volgens gedaagden het gevorderde in de eerste alinea volstrekt onduidelijk. Niet duidelijk is wie de aangeslotenen zijn en duidelijk is met betrekking tot welke werken rechten worden gepretendeerd.

 

De rechtbank stelt dat degene die op eigen naam een vordering ter handhaving van verkregen exclusieve rechten wil instellen, zoals Sifam kennelijk voor ogen stond, bij dagvaarding in elk geval een zevental punten moeten stellen. Sifam heeft zeker op vijf punten daarvan nagenoeg niets gesteld. Dit wordt niet goedgemaakt door overgelegde producties, aldus de rechtbank. "Later, gelet op de door de voorzieningenrechter gestelde termijn te laat, heeft Sifam een groot aantal ongespecificeerde documenten, voornamelijk contracten, in het geding gebracht. (...) Uit de contracten kan niet worden afgeleid welke entiteit en waarom als producent met betrekking tot de filmtitels kan worden aangemerkt." Sifam heeft een en ander ook niet goedgemaakt ter zitting. Niet in beeld is gekomen om welke films het nu eigenlijk gaat. Derhalve worden de vorderingen afgewezen.

Sifam stelt nog dat gedaagden de kostenopgave ex artikel 1019 Rv te laat hebben gedaan. "Als regel dient de kostenopgave en een specificatie daarvan (kort) voor de zitting ter kennis van de wederpartij te worden gebracht, zodat de wederpartij de mogelijkheid heeft hierop te reageren. Gelet op die regel hebben gedaagden te laat hun kosten opgegeven. De voorzieningenrechter acht dit verzuim in dit geval evenwel verschoonbaar omdat eiseres geen gehoor heeft gegeven aan de uitdrukkelijke aanwijzing van de voorzieningenrechter in haar dagvaarding op te nemen dat partijen hun kostenopgaven uiterlijk 15 oktober (twee dagen voor de zitting, red. IEF) zullen doen." Sifam wordt veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag.

Lees het vonnis hier.

 

IEF 5071

Eerst even voor jezelf lezen

1- Rechtbank ’s-Gravenhage, 14 november 2007, Actervis GMBH &  Industex S.L.n tegen Tel Sell B.V.

“De rechtbank te s-Gravenhage heeft in een vonnis van 14 november 2007 geoordeeld dat het “Velform Sauna Belt”product dat wij onlangs aan u hebben geleverd geen origineel product betreft maar een namaak product. Door levering van deze nam aak producten hebben wij inbreuk gemaakt op de exclusieve rechten van Actervis GmbH en Industex S.L op het Velform Sauna Belt Product.Wij verzoeken u alle Velform Sauna Belt producten die u van ons heeft ontvangen aan ons terug te zenden, waarna wij het volledige aankoop bedrag en eventuele verzendkosten aan u zullen restitueren. Hoogachtend, Tel Sell B. V.”

Lees het vonnis hier.

2- Rechtbank ’s-Gravenhage, 14 november 2007, HA ZA 07-216, Exodus Holding B.V. tegen Joyincare B.V.

"4.24. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de Careclip valt onder de beschermingsomvang van het octrooi. Daarmee maakt Joyincare inbreuk op conclusie 18 van het octrooi."

Lees het vonnis hier.

3- Rechtbank ’s-Gravenhage, 14 november 2007, HA ZA 07-1470, Nokia Nederland B.V. tegen Qualcomm Incorporated.

“Het is geenszins denkbeeldig dat eerst na toepassing van dergelijke van derden afkomstige componenten sprake is van inbreuk op bepaalde conclusies van bepaalde Qualcomm octrooien. Hiernaar blijft het echter gissen, nu de betreffende octrooien, het zij herhaald, niet zijn overgelegd of verder gespecificeerd.”

Lees het vonnis hier.

4- Rechtbank ’s-Gravenhage, 7 november 2007, HA ZA 04-1278, Scafom International B.V. tegen Wilhelm Layher Vermogens Verwaltungs- Gmbh.

“Scafom heeft in haar conclusie van antwoord erkend dat zij een aansluitkop heeft ingekocht en verhandeld die voldoet aan de kenmerken van conclusie 1 van EP 516. Aangezien niet is weersproken dat Layher daarvoor geen toestemming heeft gegeven en gesteld noch gebleken is dat de betreffende aansluitkoppen door of met toestemming van Layher in het verkeer zijn gebracht, staat daarmee vast dat Scafom inbreuk heeft gemaakt op de rechten van Layher met betrekking tot EP 516. Op de navolgende gronden leidt dat evenwel niet tot een integrale toewijzing van alle vorderingen.”

Lees het vonnis hier.

5- Rechtbank Amsterdam, 24 oktober 2007 en 6 december 2006, HA ZA 05-2182, International Rights Collecting and Distribution Agency tegen Stichting De Thuiskopie(met dank aan Marcel Bunders, Hellingman Bunders Advocaten).

Eind- en tussenvonnis. “De rechtbank is met IRDA van oordeel dat Thuiskopie het verlangde inzicht niet heeft gegeven. Alleen al doordat SENA niet tot specificatie in staat is, staat niet vast dat de uitvoerend kunstenaars het door Thuiskopie gestelde totaalbedrag van €2.483.534,05 daadwerkelijk hebben ontvangen. De door Thuiskopie overgelegde stukken kunnen dat niet genoegzaam onderbouwen. Dit betekent dat het ervoor moet worden gehouden dat het door IRDA gevorderde bedrag van €1.098.583,71 toewijsbaar is.”

Lees de vonnissen hier.

IEF 5069

Actieve- en passieve toneelbeleving

Rechtbank Haarlem, Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer. 11 oktober 2007, LJN: BB6572.

Belastingzaak. Dinnergameshows vormen geen toneel- en / of muziekvoorstelling. Het verlaagde tarief van 6 procent is niet van toepassing. 

“5.5. De rechtbank komt tot het oordeel dat de dinnergameshows geen toneel- en / of muziekvoorstelling vormen, en wel om de volgende redenen. Uit de aparte vermelding in de Wet van het gelegenheid geven tot sportbeoefening en het bijwonen van sportwedstrijden en -demonstraties, leidt de rechtbank af dat de wetgever onderscheid heeft willen maken tussen actieve en passieve sportbeleving. Naar het oordeel van de rechtbank geldt dit onderscheid ook voor toneel- en muziekuitvoeringen, zodat alleen de passieve bijwoning van een dergelijke uitvoering voor het verlaagde tarief in aanmerking komt.

Nu de gasten uitdrukkelijk worden uitgenodigd om zelf toneel te spelen en deze actieve deelname de sleutel tot een geslaagde bijeenkomst vormt, kan niet worden gezegd dat de gasten toegang wordt geboden tot een toneeluitvoering. De rechtbank concludeert uit de ter zitting getoonde film dat indien de gasten onvoldoende meewerken, de dinnergameshow het best te omschrijven is als een diner met muzikale omlijsting (de muzikale boodschappen, showtunes en acts). Deze omlijsting is echter niet van een dergelijk artistiek niveau dat kan worden gesproken van de schepping, de interpretatie of de uitvoering van een muzikaal werk. De dinnergameshow kwalificeert dus evenmin als een muziekuitvoering.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5068

Het verspreiden van geschriften

RBRotterd.gifRechtbank Rotterdam, 30 oktober 2007, LJN: BB7174. Strafzaak.

Strafrecht: Het plaatsen van een link is verspreiden. Althans, gelet op concrete omstandigheden van het geval; Internetzoekmachines hebben in beginsel niets te vrezen.

 “De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte links naar de onder de gedachtestreepjes 7 en 8 genoemde documenten 'Vergiftiging van de Ummah' en 'De honden blaffen en de karavaan gaat voort...' heeft geplaatst op het internet. Deze links zijn geplaatst op de website/MSN-groep.(…) Thans dient de vraag te worden beantwoord of het plaatsen van een link gelijkgesteld kan worden aan het via internet verspreiden van eerdergenoemde twee teksten.

De rechtbank beantwoordt die vraag in beginsel bevestigend in het geval een directe link wordt geplaatst. Door het plaatsen van een dergelijke link kan de lezer met slechts één handeling (te weten het klikken/dubbel klikken op de link) het onderliggende document opvragen en lezen. Het onderliggende document is daarmee zodanig verbonden met de link dat door het plaatsen van de link het onderliggende document in zekere zin onderdeel is geworden van het stuk waarin de link is geplaatst. In die zin wordt naar het oordeel van de rechtbank door het plaatsen van de link ook het onderliggende document verspreid.

De vraag die vervolgens moet worden beantwoord is of het enkel plaatsen van een link ook moet vallen onder de strafbaarstelling van artikel 132 van het Wetboek van Strafrecht. Die vraag is van belang omdat de rechtbank niet aannemelijk acht dat het de bedoeling van de wetgever is geweest om het enkele plaatsen van een link in alle gevallen onder die strafbepaling te laten vallen. Gevolg daarvan zou immers onder meer zijn dat (de exploitanten van) internetzoekmachines - die links produceren naar aanleiding van ingevoerde zoektermen - ook onder deze strafbepaling zouden komen te vallen als die links leiden naar opruiende geschriften en/of afbeeldingen. Bij bepaalde zoektermen is het immers onontkoombaar dat die links opleveren naar geschriften of afbeeldingen waarin tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag wordt opgeruid.

De vraag of met het plaatsen van een link het onderliggende document wordt verspreid in de zin van artikel 132 van het Wetboek van Strafrecht dient daarom te worden beantwoord aan de hand van de relevante concrete omstandigheden van het geval.

In het geval van de verdachte zijn die relevante omstandigheden dat zij een moslima is met een meer dan gewone belangstelling voor het jihadistisch-salafistisch gedachtegoed en dat zij actief is deze geloofsovertuiging uit te dragen via het internet door daar allerlei bestanden en stukken op te plaatsen. In ruim drie maanden tijd heeft de verdachte meer dan 65 artikelen geplaatst op het internet. In de bij het requisitoir gevoegde kopie van een gedeelte van het boek 'Strijdsters van Allah' (bijlage 2), zijn bijna 2 pagina's aan de verdachte gewijd. Daarin is onder meer te lezen dat Fadoua (de islamitische naam die de verdachte - zoals zij in haar verklaringen bij de politie ook heeft erkend - gebruikt) onder de naam SoS (Supporter of Sharia) teksten verspreid en actief is op een website waarop 42 artikelen, verwijzingen naar radicale buitenlandse sites en acht filmpjes staan, alsmede dat zij ook zelf schrijft. Kortom, 'Fadoua is zich steeds actiever op internet gaan manifesteren', zo valt er te lezen.

Gelet op het voorgaande en met haar kennis van zaken aangaande de islam kan het plaatsen van de betreffende links door de verdachte, niet anders worden gezien dan als een strafbare handeling als bedoeld in artikel 132 van het Wetboek van Strafrecht, te weten - kort gezegd - het verspreiden van geschriften waarvan zij ernstige reden heeft te vermoeden dat die opruiend zijn.

Lees het vonnis hier.

IEF 5022

Skeletbouw

whz.JPGVzr. Rechtbank Alkmaar, LJN: BB7297, 25 oktober 2007, Scanabouw B.V. tegen De Leeuw Projectontwikkeling B.V. c.s.

Ex Parte verzoek deels toegewezen. Auteursrecht op ontwerpen woonhuizen. De onherstelbare schade resulteert onder andere uit snelheid waarmee de huizen i.c. worden gebouwd en het feit dat het onroerende zaken betreft, ten aanzien waarvan geen (afgifte tot) vernietiging of onbruikbaarmaking kan worden gevorderd

“2.4 De voorzieningenrechter overweegt het volgende. Voorop staat dat de voorzieningenrechter een bevel zoals door Scanabouw is verzocht, kan uitvaardigen ten einde een dreigende inbreuk op de auteursrechten van Scanabouw te voorkomen. Een dergelijk bevel kan, zonder gerekwestreerden te horen, worden gegeven indien uitstel onherstelbare schade voor Scanabouw zou veroorzaken. Ten aanzien van De Leeuw Projectontwikkeling, Aannemersbedrijf De Leeuw en familie 2 is aan voormelde vereisten voldaan. Scanabouw heeft immers vooralsnog voldoende aannemelijk gemaakt dat de ontwerpen auteursrechtelijk beschermd zijn en dat zij met de bouw van de woning voor familie 2 inbreuk op die auteursrechten maken.

Ook heeft Scanabouw voldoende aannemelijk gemaakt dat uitstel van het bevel onherstelbare schade zou veroorzaken. In dit kader heeft Scanabouw immers naar voren gebracht dat de bouw van de woonhuizen geschiedt door middel van skeletbouw en dat de bouwtijd daardoor waarschijnlijk slechts enkele weken zal duren. Verder stelt Scanabouw in dit verband dat een bevel tot staking van de inbreuk minder effectief zal worden, naar mate de bouw vordert. In aanvulling op het voorgaande voert Scanabouw aan dat de inbreuk geschiedt door middel van onroerende zaken, ten aanzien waarvan geen (afgifte tot) vernietiging of onbruikbaarmaking kan worden gevorderd. Omdat aan de vereisten is voldaan, wordt het verzoek ten aanzien van De Leeuw Projectontwikkeling, Aannemersbedrijf De Leeuw en familie 2 toegewezen, met dien verstande dat aan de gevorderde dwangsom een maximum wordt verbonden.

2.5 Het verzoek kan ten aanzien van familie 1 niet worden toegewezen. Immers, uit de hiervoor onder 2.2. weergegeven feiten en omstandigheden blijkt weliswaar dat Scanabouw een ontwerp heeft gemaakt voor een woning van familie 1 en dat familie 1 van haar offerte geen gebruik heeft gemaakt, maar niet gebleken is dat ook voor familie 1 thans een woning wordt gebouwd met behulp van het ontwerp van Scanabouw of dat er op andere wijze gebruik wordt gemaakt van dat ontwerp. Een dreigende inbreuk op het auteursrecht door of ten behoeve van familie 1 is daarom niet aannemelijk geworden.”

Lees het vonnis hier.

IEF 5021

Bar

Vzr. Rechtbank Roermond, 2 november 2007, LJN: BB7347, de vereniging BUMA tegen
 Gedaagde  h.o.d.n. [naam] BAR.

Verstekzaak tegen café-eigenaar over Buma-licentie. Toewijzing nauw verwante geldvordering in kort geding.

“Gelet op het als productie 1 bij dagvaarding overlegde en door gedaagde getekende opgaveformulier muziekgebruik Buma, waarin staat welke muziekapparatuur aanwezig is, wat voor soort onderneming gedaagde drijft, wat de oppervlakte van de bedrijfsruimte is en welk licentiebedrag gedaagde derhalve aan Buma verschuldigd is, is het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk geworden. Nu primair de vordering tot het verbieden van een inbreuk op auteursrechten door gedaagde voldoende spoedeisend is om in kort geding te kunnen worden beoordeeld, is de proceseconomie erbij gebaat dat in hetzelfde geding ook over een daarmee nauw verwante geldvordering kan worden beslist. Daarbij is nog van belang dat in onderhavig kort geding de geldvordering niet wordt betwist en het restitutierisico laag is.

De voorzieningenrechter verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagde en veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen een bedrag van EUR 2.429,38, te vermeerderen met de wettelijke rente en verbiedt gedaagde om, kort gezegd, Buma-repertoire ten gehore te (laten) brengen, onder verbeurte van een dwangsom.

Lees het vonnis hier

IEF 5014

Tentamenvraag

subt.gifHet Noord-Hollands Dagblad bericht: “De organisator van 'Toppers in Concert', met Gerard Joling, Gordon en René Froger, eist van het Schager zangtrio 'De Subtoppers' dat ze met onmiddellijke ingang stoppen met hun act. De Subtoppers wordt verweten de act van Joling en consorten te kopiëren. (…) De act is in 2006 ontstaan in de aanloop naar het befaamde Schager Popweekend.” Tentamenvraag: Geef precies aan waar de grens ligt bij parodiërend merkgebruik. Betrek eventueel andere trio’s in uw antwoord.

Lees hier meer. Soortgelijk ouder bericht hier.

IEF 4996

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank Arnhem, 30 oktober 2007, KG ZA 07-602, Astellas Pharma Inc tegen Synthon B.V.(met dank aan Wim Maas, Howrey).

“Een en ander leidt tot de conclusie dat Synthon iedere executie van het vonnis dient te staken en gestaakt te houden en dat zij iedere reeds genomen executiemaatregel ongedaan dient te maken.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank ’s-Gravenhage, 31 oktober 2007, KG ZA 07-1126, Stichting Indian Film and Music tegen gedaagden.

 “Niet in beeld is gekomen om welke films het nu eigenlijk gaat. (…) Het had op de weg van Sifam gelegen deze onzekerheid uit te sluiten door in de dagvaarding op te geven welke filmtitels de inzet van deze procedure zullen zijn. Nu zij dit heeft nagelaten dient dat voor haar rekening te komen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 4991

Geen aanleiding tot matiging

strfrm.gifRechtbank Zwolle-Lelystad, 3 oktober 2007, HA ZA 06-429, Straform B.V. tegen Hobby Totaal B.V. (met dank aan Laura Fresco en Jesse Hofhuis, De Brauw Blackstone Westbroek).

Auteursrecht. Restantverkoop stickervellen in strijd met vaststellingsovereenkomst, geen matiging boete.

Gedaagde Hobby Totaal heeft in 1999 stickervellen verkocht die sterk leken op stickervellen van Starform. Ter voorkoming van een kort geding hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin Hobby Totaal en haar beide vennoten zich verbonden (verdere) inbreuk te staken en gestaakt te houden en de resterende inbreukmakende producten ter vernietiging aan Starform toe te zenden, zulks op straffe van een boete.

In 2005 ontdekte Starform dat Hobby Totaal het restant aanbood van de partij stickervellen die Hobby Totaal in 1999 op de markt had gebracht. Door enkele jaren in strijd te handelen met de verplichting deze stickervellen aan Starform toe te zenden zou Hobby Totaal zo een boete van meer dan drie miljoen Euro hebben verbeurd. Daarnaast was Hobby Totaal op grond van de overeenkomst een boete verschuldigd van NLG 75 per stickervel dat zij ter verkoop had aangeboden. Starform heeft zich er bij dagvaarding toe beperkt een boete van EUR 136.134,06 te vorderen, bepaald aan de hand van de boete die Hobby Totaal verschuldigd is per inbreukmakend stickervel dat zij te koop heeft aangeboden.

Hobby Totaal doet i.c. een beroep op verdere matiging van de boete, omdat de gevorderde boete van buitensporig zou zijn in verhouding tot de gerealiseerde baten voor Hobby Totaal en omdat zij in ernstige financiële moeilijkheden zou komen indien zij de gevorderde boete zou moeten betalen. De rechtbank verwerp het verweer, ook al is er inderdaad een groot verschil tussen de gevorderde boete en de omvang van de schade:

"4.18 De rechtbank ziet geen aanleiding tot matiging van de boete. De vaststellingsovereenkomst met daarin de boetebedingen was het gevolg van een eerdere schending van de auteursrechten van Starform door Hobby Totaal. De strekking en het doel van die overeenkomst zijn het tegengaan van verdere schendingen. In 2005 maakt Hobby Totaal door de verkoop van dezelfde soort stickervellen opnieuw en herhaald inbreuk op de auteursrechten van Starform. Zij behoorde zich bewust te zijn van de aan dergelijke schending verbonden gevolgen.”

De rechtbank wijst de door Starform B.V. gevorderde boete volledig toe.

Lees het vonnis hier.

IEF 4990

Waarbij keuzes gemaakt moeten worden

Gerechtshof Arnhem, 25 september 2007, LJN: BB6236, Appellante tegen Geïntimeerde.

Het feitenrelaas wordt in hoger beroep overgeslagen, maar het geschil betreft een onbetaalde factuur het inroepen van auteursrechten om ervoor te zorgen dat de factuur alsnog betaald wordt. Wellicht interessante overwegingen over het vermoeden van auteursrecht, opdrachtwerken en leiding en toezicht.

Geïntimeerde heeft voor appelante een catalogus vormgegeven en een gedeelte van de inhoud (foto’s) verzorgd. De factuur voor deze werkzaamheden is zo te lezen onbetaald gebleven. De auteursrechtelijke claim van geïntimeerde die daarop volgde, wordt ook door het hof gehonoreerd.

Appelante stelt daartegen dat zij vooraf bepaald had hoe de opmaak er uit zou moeten zien en dat de opmaak in overeenstemming diende te zijn met (en dat ook was) die van andere brochures van appelante. Bovendien was er sprake van ‘productfotografie’, waardoor de foto’s technisch bepaald zouden zijn. Geïntimeerde zou geen artistieke vrijheid hebben gehad. Het hof is hier echter niet van overtuigd.

“5.3. (…) Het zal ongetwijfeld waar zijn dat appellante aan het eindresultaat eisen stelde en dat geïntimeerde in zijn werkzaamheden meer of minder sterk gebonden was en zijn artistieke vrijheid beperkt, zoals dat bij werken van toegepaste kunst en tekeningen en modellen van nijverheid en in het algemeen bij opdrachtwerk welhaast steeds het geval zal zijn. Maar het is onaannemelijk dat zijn werk in het geheel geen eigen oorspronkelijk karakter had. Dat valt niet te rijmen met het gegeven dat niet slechts geïntimeerde, maar ook appellante spreekt van “opmaak”, een begrip waaraan een zekere ontwerpactiviteit toch inherent is en waarbij keuzes gemaakt moeten worden, zij het niet in volledige vrijheid, maar onderworpen aan de eisen van de opdrachtgever.

5.5  (…) Het is heel wel mogelijk dat appellante de te fotograferen objecten aangaf, maar dat neemt niet weg dat in het algemeen de fotograaf een eigen creatieve inbreng heeft te leveren waar het gaat om de bepaling van opnamehoek, belichting en in het algemeen de keuze tussen de vele verschillende fototechnische mogelijkheden. Dat de daarbij te maken keuzes geheel door appellante werden voorgeschreven, is onaannemelijk: daarvoor neemt men geen professioneel fotograaf in de arm. De overgelegde opnamelijsten wijzen daar ook niet op. Zij geven slechts een (inderdaad tamelijk precieze) opgave van de te fotograferen objecten, maar houden niets in over de te maken fototechnische keuzen.”

Daarnaast stelt het hof dat het vermoeden van auteursrecht van artikel 8 AW moet wijken voor de op de omstandigheden steunende aannemelijkheid dat geïntimeerde maker of medemaker van het werk is. Ook artikel 6 AW kan appelante niet baten:

“5.7  (…)  Die bepaling kent appellante het auteursrecht toe als het werk naar haar ontwerp en onder haar leiding en toezicht vervaardigd is. Dat acht het hof echter niet het geval. appellante mag in het ontwerp wel een zekere rol hebben gespeeld, maar haar leiding en toezicht waren zeker niet zo direct dat daardoor de creatieve rol van geïntimeerde verwaarloosbaar werd. appellante heeft zich er zelfs over beklaagd dat zij, toen zij op een dag contact met geïntimeerde wilde opnemen, moest ontdekken dat hij op dat ogenblik afwezig was en een medewerker de opnamen aan het maken was. Hoe belangrijk of onbelangrijk dat ook mag wezen, als zij dat op deze manier toevallig moest ontdekken, waren haar leiding en toezicht toch niet zo direct als zijn het wel wil doen voorkomen.”

5.8  Het hof acht op deze gronden voorshands aannemelijk dat, ook al zou appellante door haar inbreng in de totstandkoming van de brochures en/of het fotomateriaal daarvan mede als maker daarvan moeten worden beschouwd, het niet wegneemt dat geïntimeerde daarvan toch in elk ook (mede)maker is. Het enkele gestelde feit dat geïntimeerde zich bij het maken van de foto’s heeft laten bijstaan door een medewerker, leidt in het licht van artikel 6 Auteurswet ook niet tot een ander oordeel.”

Van overdracht van auteursrecht door geïntimeerde aan appellante kan daarnaast geen sprake zijn, nu het bestaan van een akte van overdracht gesteld noch gebleken is. De stilzwijgende toestemming voor openbaarmaking en vermenigvuldiging vindt een grens bij onbetaalde rekeningen. 

“6.4  appellante heeft in eerste aanleg aangevoerd dat in het verleden door geïntimeerde nooit over auteursrecht is gesproken. Dat betekent dat, als geïntimeerde appellante toestond de door hem vervaardigde foto’s te vermenigvuldigen en openbaar te maken, zulks stilzwijgend gebeurde. Dat acht het hof ook voor de hand liggend: appellante gaf haar opdrachten juist om de foto’s in de brochures op te nemen en dus om ze te kunnen vermenigvuldigen en openbaar maken en zij mocht verwachten dat geïntimeerde, die van die bestemming natuurlijk op de hoogte was, haar dat toestond. Maar zij heeft niet duidelijk gemaakt waarom zij die toestemming ook mocht verwachten zolang zij weigerde geïntimeerde voor zijn werkzaamheden te betalen als tussen partijen overeengekomen. Overigens heeft geïntimeerde in dit verband wel aangevoerd dat het gebruik steeds slechts voor een duidelijk omschreven oplage en gebied werd toegestaan.”

Geïntimeerde kan zich met recht verzet tegen het gebruik van de foto’s (en ander werk) waarop hem auteursrecht toekomt ‘zolang onvoldaan blijft wat hem daarvoor toekomt’. Een beroep op verrekening faalt:

“(…) 7.2. Waar het om gaat is of haar vordering zonder verder onderzoek als voldoende aannemelijk kan worden beschouwd om het beroep op verrekening te honoreren. Daartoe is niet alleen een voldoende motivering vereist, maar ook een voldoende mate van aannemelijkheid van de daartoe gestelde, maar door geïntimeerde betwiste feiten. Die heeft de eerste rechter terecht niet aanwezig geacht. Evenzeer terecht heeft hij daarom het beroep op verrekening verworpen.”

Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Arnhem van 7 september 2006.

Lees het arrest hier