Merkenrecht  

IEF 3416

Nadat zij op de hoogte was gekomen

xx.JPGRechtbank Amsterdam, 2 februari 2007, KO ZA 06-2277 odc / JR. NCS International B.V. tegen XS2 Services B.V. (Met dank aan Lars Huisman, Bird & Bird)

Merkenrecht. Eerder gebruik volstaat i.c. om iets eerder merkdepot als een depot te kwader trouw aan te merken.

In 2005 heeft Eiser NCS, ook al eigenaar van het merk Maxxlan,  voor haar desktopproducten het merk “In a box” geïntroduceerd. Sinds augustus 2006 heeft NCS een website met de domeinnaarn www.boxxed.nl in gebruik. Gedaagde, het IT-bedrijf XS2 is houder van het Benelux-woordmerk XXODD, ingeschreven voor onder meer computerhardware en -software. In januari 2006 heeft XS2 met een persbericht bekend gemaakt dat zij de naam Promedion had gewijzigd in XXODD, Het persbericht is voorzien van een beeldmerk. 

Gedaagde XS2 heeft op 25 september 2006 het woord- en beeldmerk boxxed gedeponeerd. Dit is op 4 oktober 2006 ingeschreven in het Benelux-merkenregister. Eiser NCS heeft op 26 september 2006, dus een dag later,  het woord- en beeldmerk boxxed gedeponeerd bij het Benelux merkenregister. Het merk is op 23 november 2006 als spoedinschrijving, ingeschreven.

XS2kan op grond van haar merk XXODD niet optreden tegen het gebruik van niet overeenstemmende merk Boxxed van NCS. Boxxed is dus een geldig merk is, waarop NCS zich, ondanks haar iets jongere depot, rechtsgeldig kan beroepen. XS2 heeft erkend dat zij het merk boxxed heeft ingeschreven nadat zij op de hoogte was gekomen van het feit dat dit door NCS werd gebruikt. Voorshands is dan ook voldoende aannemelijk geworden dat XS2 dit merk te kwader trouw heeft gedeponeerd en dat XS2 geen recht op dit merk heeft verkregen. Hieruit volgt dat de vordering van NCS om XS2 te verbieden het merk boxxed van NCS te gebruiken, toewijsbaar is.

De vordering XS2 te verbieden onrechtmatige mededelingen te doen, wordt begrepen als een vordering haar te verbieden de tot het boxxed-dealer netwerk behorende dealers te benaderen met de mededeling dat NCS niet gerechtigd zou zijn tot het voeren van het merk boxxed. Deze vordering zal worden toegewezen

XS2 zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Artikel 14 van de Richtlijn betreffende de handhaving van intellectuele eigendomsrechten bepaalt dat de redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten die de in het gelijk gestelde partij heeft gemaakt door de verliezende partij zullen worden gedragen. NOS heeft daartoe een niet betwist overzicht overgelegd waaruit blijkt dat deze kosten voor haar Eur. 17.215,77 bedragen. XS2 zal worden veroordeeld deze kosten te voldoen, als via te melden, waarbij die kosten voor de helft aan de conventie en voor de helft aan de reconventie worden toegerekend.

Lees het vonnis hier.

IEF 3395

Uitzetbare pluggen (2)

papl.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 2 februari 2007, KG ZA 07-71. IPCO B.V. tegen EST Group B.V.

Executiegeschil. Zoekterm en merkgebruik. Bij vonnis van 7 november 2006 heeft de voorzieningenrechter IPCO bevolen om binnen één week na betekening van het vonnis iedere inbreuk op het merk POP-A-PLUG van Est te staken en gestaakt te houden, en IPCO meer in het bijzonder verboden om het teken POP&PLUG te gebruiken voor expandable tube plugs of soortgelijke waren, zulks op straffe van een dwangsom. EST heeft het vonnis aan IPCO doen betekenen.

EST heeft aan IPCO aangezegd dat IPCO dwangsommen heeft verbeurd en IPCO bevolen tot betaling van dat bedrag over te gaan. IPCO is het daar niet mee eens en vordert een verbod tot verdere executie van het vonnis. Het geschil tussen partijen betreft de vraag of IPCO dwangsommen heeft verbeurd door zich niet te houden aan het opgelegde gebod.

Het gebod van de voorzieningenrechter komt erop neer dat IPCO voor de toekomst is verboden de tekens POP&PLUG of POP-A-PLUG als merk te gebruiken. Het verbod aan IPCO heeft dan ook de betekenis dat zij voornoemde tekens niet mag gebruiken teneinde voor haar waren of diensten een afzet te vinden of te behouden (Ansul-Ajax criterium).

Est stelt dat ruim na 24 november 2006 door het gebruik van het teken POP&PLUG als zoekterm rechtstreeks van de website van IPCO een brochure kon worden opgevraagd. In deze brochure wordt verschillende keren de aanduiding POP&PLUG gebruikt.

IPCO erkent dat gedurende enige tijd haar oude brochure op haar server kon worden opgeroepen door het invoeren van bovengenoemde link en dat deze link via Google kon worden gevonden. IPCO betwist echter dat zij aldus het teken POP&PLUG gebruikt om afzet voor haar IPCO® plug te vinden of te behouden. Volgens IPCO is er geen sprake van dat de brochure rechtstreeks van haar website kon worden gedownload, dat kon slechts via het toepassen van een kunstgreep. Die kunstgreep was mogelijk omdat Google ook bleef verwijzen naar bestanden op haar oude website. Google toont na intikken van een zoekterm niet de actuele inhoud van de gevonden website maar de versie zoals Google die op een eerder moment bij het doorzoeken van het web heeft gevonden en in haar cache heeft bewaard.

Naar voorlopig oordeel van de Voorzieningenrechter is het handelen van IPCO op de beschreven wijze niet aan te merken als een verboden gebruik van het teken POP&PLUG. Dit teken komt weliswaar voor in een document op de server van IPCO, maar IPCO stelt zelf geen koppeling beschikbaar aan het publiek om dit document te bereiken. Het bewaren van dit document is IPCO niet verboden, zoals het haar ook niet geboden is haar geschiedenis te wissen. Het gegeven dat via derden, te weten Google, nog enige tijd een koppeling gevonden kon worden naar dit document is niet aan te merken als een aan IPCO toe te rekenen gebruik van een verboden teken ter bevordering van haar afzet.

Dit zou volgens de Voorzieningenrechter anders zijn indien IPCO het publiek zou wijzen op de mogelijkheid de bedoelde koppeling te vinden door het teken POP&PLUG in te voeren als zoekterm of indien IPCO de koppeling zelf aan het publiek bekend zou maken met de mededeling dat aldus een brochure zou kunnen worden gevonden omtrent haar expandable tube plugs. EST stelt dat dat het geval is geweest, hetgeen door ICO is betwist. Tegenover deze betwisting heeft EST naar voorlopig oordeel van de rechter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat IPCO zich bediende hierboven beschreven werkwijze. Het kort geding leent zich niet voor nadere bewijslevering op dit punt..

Er dient aldus vanuit te worden gegaan dat IPCO weliswaar niet haar volledige geschiedenis had verwijderd maar dat deze geschiedenis slechts indirect en met behulp van door derden geboden middelen voor het publiek bereikbaar was. Voorshands is de Voorzieningenrechter van oordeel dat dit geen gebruik van het teken POP&PLUG inhoudt dat onder de reikwijdte van het verbod valt en wordt ook weinig aannemelijk geoordeeld dat in een bodemprocedure zal worden beslist dat de geconstateerde gang van zaken heeft geleid tot het verbeuren van dwangsommen. De Voorzieningenrechter verbiedt dan ook de executie van het vonnis tot in een bodemprocedure over de verschuldigdheid van de dwangsommen is beslist.

Lees het vonnis hier. Lees eerder bericht en het vonnis van de Rechtbank Den Haag van 7 november 2006 hier.

IEF 3393

Eerst even voor jezelf lezen

- Gerechtshof ’s-Gravenhage, 1 februari 2007, 01/664. Välinge Innovation AB & Alloc AS tegen Unilin Beheer B.V.c.s. (Met dank aan Bas Berghuis van Woortman, Freshfields Bruckhaus Deringer).

Octrooirecht. Geen inbreuk op octrooi betreffende een vloersysteem met een aantal vloerpanelen, die mechanisch met elkaar zijn verbonden.

Lees het arrest hier.

- Rechtbank ’s-Gravenhage, 2 februari 2007, KG ZA 07-71. IPCO B.V, tegen EST Group B.V.

Executiegeschil. Naar voorlopig oordeel is het handelen van IPCO op de beschreven wijze
niet aan te merken als een verboden gebruik van het teken POP&PLUG.

Lees het vonnis hier.

IEF 3391

Zeker niet uit te sluiten (2)

skyair2.gifHof Amsterdam, 1 februari 2007, KG 192/06 P. GTI German Travel Int GmbH / DTI Dutch Travel Int. B.V. tegen Lastminuteturkije.nl B.V.(Met dank aan Till Kolle, Heitmann von Meding

Alsnog inschrijven Beneluxmerk Sky Airlines na de eerste instatie verandert de zaak in hoger beroep. Gering, maar voldoende onderscheidend vermogen.

GTI en DTI zijn reisorganisaties die gespecialiseerd zijn in reizen naar Turkije. De vluchten zelf worden uitgevoerd door de Turkse chartermaatschappij SKY Airlines, een zusteronderneming die echter geen partij is in dit geding. GTI is sinds februari 2005 voor de Benelux en Polen houder van het Internationale woord- en beeldmerk ‘german sky airlines.’ GTI maakt gebruik van diverse domeinnamen met ‘skyairlines. DTI is houdster van het Benelux woordmerk 'sky airlines'dat op 6 april 2006 is ingeschreven.’Lastminuteturkije.nl heeft in de 2003 de domeinnaam www.skyairlines.nl geregistreerd en gebruikt de domeinnaam als rerouter naar haar hoofdwebsite.

Ten tijde van de rechtbankprocedure was het Beneluxmerk nog niet geregistreerd, waardoor onder meer de rechtbank tot afwijzing van de vorderingen kwam. In hoger beroep heeft de inschrijving inmiddels plaatsgevonden. Het hof komt tot het verlopige oordeel dat er sprake is van verwarringsgevaar ten aanzien van het Benelux merk. Het hof volgt het oordeel van de rechtbank dat verwarringsgevaar tussen www.skyairlines.nl en beeldmerk‘german sky airlines’’ te gering is, omdat veel ondernemingen in deze branche zich bedienen van de, daardoor weinig onderscheidende, combinatie sky en airlines en ook het bestanddeel german in het merk bepaald geen ondergeschikte rol speelt.

Nu het Hof onvoldoende is gebleken dat de rechten op de domeinnaam rusten bij Lastminute 
turkije.nl wijst zij de vorderingen betreffende de registratie af. Het hof vernietigt deels het vonnis in eerste aanleg en wijst de verbodsvordering alsnog toe.

Lees het vonnis hier. Lees het vonnis van Rechtbank Amsterdam in eerste instantie hier.

IEF 3388

Hybride postsysteem

gmail.jpgZibb.nl bericht dat Daniel Giersch, een 32-jarige Duitse ondernemer, een oppositie tegen Google, Inc. bij het OHIM heeft gewonnen (nog niet gepubliceerd op de OHIM -site). Google heeft het merk GMAIL, voor haar e-maildiensten, als Gemeenschapsmerk gedeponeerd. Giersch stelde oppositie in op basis van zijn Duitse registratie G-MAIL. En niet zonder succes, zo blijkt.

Giersch biedt onder de naam G-MAIL emailadressen aan, maar ook een hybride postsysteem om documenten elektronisch te versturen, te laten printen en de papieren versie te laten bezorgen. Giersch meent dat hij schade lijdt: “Ik moet steeds aan mijn investeerders uitleggen dat ik niets met die verhalen in de pers over Gmail van Google te maken heb. Het gedrag van Google is erg bedreigend, zeer agressief en trouweloos, en naar mij toe, in- en inslecht”. Verder claimt hij een aanbod van Google van 250.000 dollar voor de naam te hebben afgeslagen.

IEF 3378

Online Merkenregister BBIE

Het Merkenregister op de website van het BBIE lijkt toch niet alle gedeponeerde en geregistreerde merken die geldig zijn in de Benelux te bevatten.

Een oplettende advocate uit Amsterdam merkte bij een zoektocht door de databank dat internationale registraties met specifieke gelding voor de Benelux (code BX) wèl naar voren komen uit de online-databank van het BBIE, maar internationale registraties die niet specifiek de Benelux (code BX) als Designated Contracting Party aangeven, maar wel de EG (code EM) niet.

Bij oudere internationale registraties staan de Benelux en de EG nog wel eens samen in de lijst van aangewezen landen, waardoor ze toch bij de zoekresultaten staan, maar nieuwe internationale registraties die meteen in één keer de hele EG aanwijzen, ziet de zoekmachine over het hoofd. Enige waakzaamheid lijkt dus geboden.

IEF 3377

De vorm van ijs

Rechtbank van Koophandel te Turnhout, 26 januari 2007, vonnis in kort geding, A/06/1804. Unilever N.V. tegen N.V. IJsboerke Ice Cream International.

IJS.gifToewijzing vordering tot staken inbreuk door IJsboerke op vormmerken (Viennetta) ijstaarten van Unilever (afbeeldingen in vonnis). Vordering tot nietigverklaring van deze merken afgewezen wegens eerdere contractuele verplichting IJsboerke jegens Unilever om de geldigheid van de vormmerken niet te betwisten.

Gedaagde, de Belgische vennootschap IJsboerke Ice Cream International, is in 1998 reeds veroordeeld tot staken van inbreuk op de Benelux vormmerken van Unilever voor consumptie-ijs en ijstaarten. Unilever verhandelt dit ijs onder het merk Viennetta. In 2000 hebben partijen vervolgens een overeenkomst gesloten waarbij IJsboerke heeft toegezegd het gebruik van de vormmerken definitief te staken en de geldigheid daarvan niet te betwisten. IJsboerke produceert thans wederom ijstaarten onder een vormmerk dat nagenoeg identiek is aan de Unilever vormmerken, maar dit keer voor de Engelse in plaats van de Benelux markt.

De Voorzitter van de rechtbank wijst de vorderingen van Unilever tot staken van het produceren en exporteren van de inbreukmakende ijsproducten toe. Het feit dat de goederen bestemd zijn voor export naar landen buiten het beschermingsgebied betekent niet dat er geen sprake is van merkgebruik in de Benelux. Artikel 2.20 lid 2 BVIE is onverkort van toepassing.

De tegeneis van IJsboerke tot nietigverklaring van de vormmerken wordt ongegrond verklaard, nu IJsboeke in de overeenkomst met Unilever de rechtsgeldigheid van deze merken heeft erkend, en dus afstand heeft gedaan van het recht de depots te betwisten.

De vordering van Unilever tot publicatie van het vonnis in de nationale pers wordt las ‘niet zinvol' afgewezen, omdat de goederen niet waren bestemd voor de Belgische markt.

Lees het vonnis hier.

IEF 3346

Enige wijzigingen

Recentelijk zijn enige wijzigingen in de tekst van het Protocol van Madrid en de Common Regulations door het WIPO aangenomen. Bepaalde wijzigingen (artikel 5 Protocol en Rule 1 en 39 van de Common Regulations) zijn van kracht sinds 3 oktober 2006. De overige wijzigingen zullen ingaan per 1 april 2007. Hieronder volgt een beknopt overzicht (met dank aan Marjoleine van Marrelo, Novagraaf) van de wijzigingen en de gevolgen daarvan.

Refusal and Invalidation of Effects of International Registration in respect of certain Contracting Parties

Artikel 5 lid 2 onder c, ii:

De wijziging van dit artikel heeft geen inhoudelijke gevolgen.

Artikel 5 lid 2 onder e:

Ter nadere uitleg van dit artikel is een voetnoot vastgesteld. Hoewel het artikel een periode van 10 jaar noemt waarna de Vergadering het 'Refusal en Invalidation Systeem' zal herzien, moet het artikel zo worden uitgelegd dat de Vergadering het systeem op ieder moment onder de loep mag nemen en - indien aan de stembepaling wordt voldaan - mag wijzigen.

Common Regulations

Rule 1 Abreviated Expressions

De definitie van Rule 1 xxvibis (Contracting Party of the holder) is aangepast en houdt nu ook rekening met de mogelijkheid dat nieuwe staten (bijvoorbeeld Montenegro of Servië) zich gebonden achten aan de rechten en verplichtingen die rusten op de lidstaten waarvan zij eerder deel uitmaakte.

Rule 3 Representation before the International Bureau

Na invoering van de nieuwe regel bestaan er geen verplichtingen meer voor wat betreft het adres van de gemachtigde. De gemachtigde hoeft met name niet langer gevestigd te zijn in een lidstaat.

Rule 19 t/m 21 Date of recording of Certain Communications

De aangepaste regels geven duidelijk weer vanaf welk moment het Internationale Bureau de betreffende informatie (Invalidations; Restrictions of the Holders Right of Disposal; Licenses en Replacement of a National or Regional Registration) als in haar register verwerkt beschouwt. Voor alle regels geldt dat daarvoor de datum van ontvangst door het Internationale Bureau wordt aangehouden.

Rule 20 (3) Communication to the Office of the Contracting Party of the Holder of the Fact of the recording of a Registration

Het gewijzigde lid 3 bepaalt dat een communicatie betreffende de opname in het Internationale Register van een 'Restriction of the Holders Right of Disposal' ook moet worden gestuurd naar het nationale bureau van de 'Contracting Party of the Holder'. Volgens de huidige tekst moet dit slechts indien dit bureau het bureau is dat verzocht de beperking aan te tekenen.

Rule 21 Replacement

In aanvulling op de informatie die al mocht worden verstuurd (het IR registratienummer; de waren en diensten en de depot- en registratiedatum) is het nu ook toegestaan informatie met betrekking tot andere rechten die zijn verkregen door het in de plaats treden van een nationaal of regionaal recht, naar het Internationale Bureau te sturen.

Rule 28 (2) Corrections

Een aanpassing in het Internationale Register moet door het Internationale Bureau niet alleen worden gemeld aan de nationale bureaus van de lidstaten waar de aanpassing effect zal sorteren, maar tevens aan het nationale bureau van de lidstaat die om deze aanpassing heeft verzocht.

Rule 32 (3) Paper Form of the Yearly Index

Subparagraaf 32 is verwijderd. Naar aanleiding daarvan hoeft het Internationale Bureau niet langer jaarlijks een overzicht in de Gazette te publiceren van alle ingeschreven merkhouders.

Rule 39 Continuation of Effects of International Registrations in Certain Successor States

Deze regel bevat een procedure voor de voortzetting van de werking van een IR in nieuwe staten die eerder deel uit maakte van bestaande lidstaten. Deze regel is niet van toepassing op Rusland en (andere) staten die aangeven in de plaats te treden van een andere lidstaat (en dus de rechten en verplichtingen van die lidstaat overnemen).

De volledige (Engelse) tekst van de gewijzigde artikelen is hier na te lezen.

IEF 3345

Een overeenkomst

Rechtbank Amsterdam, 25 januari 2007, KG ZA 06-2262  PEE/MV.  X  tegen C. en tegen Y & G..  (met dank aan Patrick Koerts, Trip).

Geschil over een Benelux-merkregistratie. Na productontwikkeling, merkregistratie, licentie, relatiebreuk, overdracht, overlijden en vererven is het onduidelijk wie er eigenlijk beschikkingsbevoegd was en is met betrekking tot het merk. De rechtbank stelt dat een nader onderzoek naar de feiten nodig is en dat het kort geding zich daarvoor niet leent. De vorderingen worden afgewezen, waarbij de volgende overweging van de rechtbank relevant is voor de IE-praktijk:

 “Er is geen aanleiding X te veroordelen in de reëel gemaakte proceskosten (conform Richtlijn 2004/48/EG). zoals betoogd door de raadsman van C. De richtlijn richt zich op geschillen over intellectuele eigendom, terwijl er in het onderhavige geval in feite een geschil is over het tot stand komen van een overeenkomst. Derhalve dient over de kosten niet anders te worden geoordeeld dan gebruikelijk in geschillen die een overeenkomst betreffen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 3342

Zichtbaar doorzichtig (2)

dyson.bmpHof van Justitie EG 25 januari 2007, zaak C-321/03, Dyson tegen Registrar of Trade Marks

Merkenrecht. Prejudiciële vraag. Een transparante bak die deel uitmaakt van de buitenkant van een stofzuiger is geen „teken” in de zin van artikel 2 merkenrichtlijn.

Verzoek tot uitlegging van artikel 3 lid 3 Merkenrichtlijn in het kader van een geding tussen Dyson en de Registrar of Trade Marks over de weigering van deze laatste om twee merken in te schrijven die elk bestaan uit een transparante bak of verzamelkamer die deel uitmaakt van de buitenkant van een stofzuiger.

De High Court of Justice stelt bij de behandeling van de zaak twee prejudiciële vragen. Met zijn vragen wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen onder welke voorwaarden een teken onderscheidend vermogen kan verkrijgen in de zin van artikel 3, lid 3, van de richtlijn, wanneer – zoals in casu – de marktdeelnemer die dit teken heeft gebruikt, voor de indiening van zijn merkaanvraag een feitelijk monopolie bezat op de van dit teken voorziene waar.

De aanvraag beoogt niet de inschrijving van een merk voor een of meer specifieke vormen van een transparante verzamelbak – aangezien de vormen die in de aanvraag grafisch zijn voorgesteld, slechts voorbeelden van een dergelijke bak zijn –, maar de inschrijving van een merk voor de bak zelf. Verder staat vast dat deze merken niet een bepaalde kleur hebben, maar worden gekenmerkt door het ontbreken van een specifieke kleur en dus door transparantie, zodat de consument kan vaststellen hoeveel stof zich in de verzamelbak bevindt en kan zien wanneer deze vol is. De merkaanvraag heeft dus betrekking op alle denkbare vormen van een transparante verzamelbak die deel uitmaakt van de buitenkant van een stofzuiger.

De Commissie van de Europese Gemeenschappen heeft reeds aangevoerd dat het voorwerp van een dergelijke aanvraag geen „teken” in de zin van artikel 2 van de richtlijn is, en dat het dus niet als merk kan worden ingeschreven. Ondanks dat de prejudiciële vragen betrekking hebben op artikel 3, belet een en ander niet "dat het Hof de nationale rechter alle uitleggingsgegevens met betrekking tot het gemeenschapsrecht verschaft die nuttig kunnen zijn met het oog op een beslissing in de bij hem aanhangige zaak, ongeacht of er in zijn vragen naar wordt verwezen." Het hof gaat aldus eerst in op artikel 2 van de richtlijn.

Het voorwerp van een aanvraag kan slechts een merk in de zin van artikel 2 van de richtlijn vormen, indien aan drie voorwaarden is voldaan. "Deze bepaling noemt weliswaar slechts twee- of driedimensionale tekens die visueel waarneembaar zijn en die dus door middel van letters of lettertekens of door een afbeelding kunnen worden voorgesteld, maar uit de tekst van zowel artikel 2 als de zevende overweging van de considerans van de richtlijn, die spreekt van een „niet-limitatieve opsomming” van tekens die een merk kunnen vormen, blijkt dat dit geen uitputtende opsomming is. Het Hof heeft derhalve reeds geoordeeld dat, hoewel artikel 2 van de richtlijn geen tekens noemt die als zodanig niet visueel kunnen worden waargenomen, zoals klanken of geuren, die tekens niet met zoveel woorden uitgesloten zijn.

Evenwel kan niet worden aanvaard dat het voorwerp van elke merkaanvraag noodzakelijkerwijs een teken in de zin van artikel 2 van de richtlijn is, omdat anders deze voorwaarde een dode letter zou worden."

De merkaanvraag in het geding heeft op algemene en abstracte wijze betrekking op alle denkbare vormen van een dergelijke verzamelbak. "Dienaangaande kan Dyson niet aanvoeren dat het voorwerp van haar merkaanvraag in het hoofdgeding visueel waarneembaar is." Het voorwerp van de aanvraag kan een veelheid aan verschillende verschijningsvormen aannemen en is het dus niet bepaald. Bovendien biedt transparantie de mogelijkheid om gebruik te maken van uiteenlopende kleuren. "Het voorwerp van de merkaanvraag die in het hoofdgeding aan de orde is, is dus in werkelijkheid niet meer dan een eigenschap van de betrokken waar en is dus geen „teken” in de zin van artikel 2 van de richtlijn."
     
"Mitsdien moet aan de verwijzende rechter worden geantwoord dat artikel 2 van de richtlijn aldus dient te worden uitgelegd dat het voorwerp van een aanvraag tot inschrijving van merken zoals die welke in het hoofdgeding is ingediend, die betrekking heeft op alle denkbare vormen van een transparante bak of verzamelkamer die deel uitmaakt van de buitenkant van een stofzuiger, geen „teken” in de zin van die bepaling is en derhalve geen merk in de zin daarvan kan vormen." Aan een uitleg van artikel 3 komt het Hof derhalve niet meer toe.

Lees het arrest hier. Lees de conclusie van AG Léger hier.