Octrooirecht  

IEF 3157

Een katheter zonder knikprobleem

Gerechtshof 's-Gravenhage, 16 december 2006, rolnr. 04/355, Boston Scientific Scimed tegen Medinol (Met dank aan Ruud van der Velden, Lovells).

Het hof beslist in het hoger beroep van een vonnis van de rechtbank van 10 september 2003, waarin de rechtbank het Europese octrooi van Boston Scientific Scimed (“Scimed”) voor Nederland had vernietigd. Het Europese octrooi heeft betrekking op een “balloon catheter with distal guide wire lumen”. In conventie was door Scimed een inbreukverbod tegen Medinol gevorderd. In reconventie door Medinol de vernietiging van het octrooi voor Nederland.

Bij de rechtbank was door Scimed het standpunt ingenomen dat het inventieve karakter van de uitvinding volgens het octrooi was gelegen in het verschaffen van een katheter met een overgangsgedeelte met tussenstijfheid gelegen tussen de stijve hypotube van de katheter en het flexibele distale deel van de katheter, waarmee werd voorkomen dat de katheter ‘knikt’ voor of tijdens het inbrengen van de katheter. In hoger beroep heeft Scimed dit standpunt verlaten en stelt zij dat zij “tot voor kort zelf niet het inventieve karakter van de catheter in volle omvang heeft begrepen” is neemt zij, naar aanleiding van “voortschrijdend (technisch) inzicht”, het standpunt in dat het inventieve karakter niet meer alleen is gelegen in het verschaffen van een katheter met een overgangsgedeelte met tussenstijfheid gelegen tussen de stijve hypotube en het flexibele distale deel van de katheter (maatregel c) , maar dat sprake is van een combinatie-uitvinding met als wezenlijke kenmerken maatregel (c) gecombineerd met maatregel (a) (een stijve (metalen) hypotube wordt gecombineerd met een flexibel distaal deel) en maatregel (b) (een distaal deel, bestaande uit twee coaxiale buizen, ook wel ‘tube-in-tube’ genoemd).

Het hof overweegt dat deze koerswijziging in beginsel toelaatbaar is, en dat terzake van het oorspronkelijke standpunt van Scimed geen sprake is van een gerechtelijke erkentenis waarop zij in hoger beroep niet meer kan terugkomen, aangezien daarvan volgens het hof pas sprake kan zijn bij een erkenning van de stellingen van de wederpartij (Medinol), terwijl het hier gaat om de eígen stellingen van Scimed. Volgens het hof vloeit uit de proceshouding van Scimed evenmin ondubbelzinnig voort dat zijn afstand van recht heeft gedaan, zelfs al is haar standpunt in hoger beroep deels in strijd met haar standpunt in eerste aanleg.  

 

Vervolgens beantwoordt het hof de vraag of de koerswijziging van Scimed de toets van het octrooirecht kan doorstaan. Via een ingewikkelde redenering langs uiteenlopende octrooirechtelijke leerstukken beantwoordt het hof deze vraag ontkennend.

 

Het hof overweegt eerst dat de hoofdconclusie van het octrooi geen steun biedt voor de nieuwe inzichten van Scimed. Deze biedt alleen steun voor het oorspronkelijke standpunt van Scimed dat het inventieve karakter (alleen) is gelegen in maatregel (c). Dat in conclusie 1 met cijfers wordt verwezen naar een uitvoeringsvorm van de katheter die wel beschikt over maatregelen (a), (b) en (c) doet hier niet aan af, omdat dergelijke ‘reference signs’ alleen illustratieve betekenis hebben en de beschermingsomvang van een octrooi niet kunnen beperken. Ook uit het octrooischrift zal de gemiddelde vakman niet afleiden dat het octrooi beperkt is tot katheters met flexibele distale einden met en ‘tube-in-tube’-constructie.

 

Het hof komt dan toe aan de subsidiaire stelling van Scimed, dat zij conclusie 1 beperkt of vrijwillig wenst te beperken tot een katheter gekenmerkt door de maatregelen (a), (b) en (c). Deze beperking acht het hof ontoelaatbaar. Op zichzelf biedt de oorspronkelijke aanvrage volgens het hof steun voor een katheter met de maatregelen (a), (b) en (c). Het hof overweegt echter dat met betrekking tot de maatregelen (a), (b) en (c) geen sprake is van eenheid van uitvinding en dat uit het verleningsdossier blijkt dat met betrekking tot de materie die wordt gedekt door maatregel (b) mogelijk een afgesplitste aanvrage is ingediend (dit kan op basis van de stukken echter niet precies worden nagegaan). Zou dit het geval zijn, dan is voorgestelde beperking niet toelaatbaar, omdat Scimed daarmee materie “terughaalt” waarvan zij te kennen heeft gegeven daarvan in dit octrooi afstand te willen doen.

Er is echter wel materie betreffende maatregen (b) in de beschrijving van het octrooi ‘achtergebleven’.
Dit leidt er echter volgens het hof niet toe dat de voorgestelde beperking alsnog toelaatbaar is. Volgens het hof zou het in strijd zijn met de rechtszekerheid van derden indien op elke uitvinding in het octrooi die niets van doen heeft met de in (hoofd)conclusie 1 geoctrooieerde uitvinding, als dat zo uitkomt, bijvoorbeeld toegespitst op een van inbreuk betichte katheter, een beroep zou kunnen worden gedaan.

 

Vervolgens overweegt het hof of het octrooi in de oorspronkelijke (niet-beperkte) vorm (derhalve met alleen maatregel (c) als kenmerkend gedeelte) nieuw en inventief is, en komt dan, net als de rechtbank in eerste aanleg, tot de conclusie dat de geoctrooieerde uitvinding  wel nieuw, maar niet inventief is. Het vonnis in eerste aanleg wordt bekrachtigd.

 

Lees hier het arrest.

 

IEF 3150

Bolar

Staatsblad 2006/672, Besluit van 12 december 2006, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Rijkswet van 30 november 2006, houdende wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 ter implementatie van Richtlijn nr. 2004/27/EG en Richtlijn nr. 2004/28/EG

"De Rijkswet (...) treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst."

Het betreft hier de zogenaamde Bolar-bepalingen die na wijziging door Richtlijn 2004/27/EG en 2004/28/EG in de artikelen 13, zesde lid, van Richtlijn 2001/82/EG en artikel 10, zesde lid, van Richtlijn 2001/83/EG zijn opgenomen. Hierin wordt bepaald dat studies, tests en proeven die dienen om aan te tonen dat een geneesmiddel een generieke versie is van een referentiegeneesmiddel, onder nader genoemde voorwaarden niet worden beschouwd als een inbreuk op een octrooi of een aanvullend beschermingscertificaat. Deze bepalingen worden in de praktijk Bolarbepalingen genoemd, naar een arrest uit de Verenigde Staten. 

Lees het Staatsblad hier. Eerder bericht (met wetsvoorstel) hier.

IEF 3149

Naar de rechter (2)

TomTom2.bmpTomTom inc, dochter van het Nederlandse bedrijf TomTom, heeft de in de Verenigde Staten spelende rechtzaak omtrent vermeende inbreuk op 5 octrooien van Garmin gewonnen. Een rechtbank in Wisconsin oordeelde dat TomTom inc geen beschermde technieken van Garmin zou hebben gebruikt voor TomTom's navigatie apparatuur.

Lees hier meer. Eerder bericht hier.

IEF 3148

Omdat niet iedereen kerstvakantie heeft

- Gerechtshof 's-Gravenhage, 16 december 2006, rolnr. 04/355, Boston Scientific Scimed tegen Medinol (Met dank aan Ruud van der Velden, Lovells)

Octrooirecht. "Koerswijziging" uitvindingsgedachte van het octrooi. Lees het arrest hier.

- Rechtbank Utrecht, 13 december 2006, HA ZA 06-1173, Kwadraat tegen MV Kwadraat (Met dank aan Diederik Stols, DLA Piper)

Inbreuk op merkrecht. Lees het vonnis hier.

- Rechtbank Zwolle-Lelystad, 22 december 2006, KG ZA 06-482, Dirk de Bruijn tegen Farm Dairy (Met dank aan Jan Willem van Dijk, Van Mens & Wisselink)

Geen auteursrecht op de naam 'de Grazende koe'. Lees het vonnis hier.

- Rechtbank Amsterdam, 22 december 2006, KG ZA 06-2120, Staat tegen Greenpeace (Met dank aan Rob Zimmermann, Höcker Advocaten)

Vrijheid van meningsuiting is "geldige reden"; parodie-exceptie gehonoreerd. Lees het vonnis hier.

 

Uitgebreidere bespreking van de uitspraken volgt.

 

IEF 3147

Hoge Raad accepteert het “Dijkstra” verweer

hoyng.bmpCommentaar van Willem Hoyng (Howrey) bij het arrest Hoge Raad 22 december 2006, Dijkstra tegen Saier (arrest hier).

"Men kan slechts de hoop uitspreken dat nu de HR in het onderhavige geval (wellicht in de toekomst met een echt Nederlandse naam aan te duiden als “Dijkstra verweer”) ondanks de afwijkende opvattingen in andere EOV-landen duidelijk gekozen heeft voor de mogelijkheid van een beroep op het verleningsdossier het Hof ook in zaken waarin de octrooihouder een beroep op het verleningsdossier doet het arrest Ote Optics – Ciba Geigy niet de facto blijft negeren. Immers ook in dat geval is het in de praktijk zo dat een derde bij enige twijfel omtrent de beschermingsomvang van een octrooi het verleningsdossier zal raadplegen."

Lees het commentaar hier.

IEF 3124

Een strip (of iets dergelijks)

saier.JPGHoge Raad, 22 december 2006, zaak C05/200HR, LJN: AZ1081, met conclusie A-G D.W.F. Verkade (tot verwerping van het beroep). Eiseres tegen Saier Verpackungstechnik Gmbh & Co.Kg (voorheen SAIER GmbH & Co.).

Octrooizaak over beschermingsomvang, betekenis van verleningsdossier bij uitleg van een octrooi, raadpleging van openbare gegevens, handhaving rechtspraak sinds HR 13 januari 1995, nr. 15564, NJ 1995, 391 (Ciba Geigy/Oté).

De zaak betreft een octrooigeschil over afsluitbare plastic emmers. Saier heeft een octrooi op een emmer, die met behulp van een nauw dan wel zeer nauw sluitend deksel kan worden afgesloten. De sluiting is verzegeld door middel van een strip (of iets dergelijks) aan het deksel. Aan het deksel van de Saier-emmer is een beweegbare lip bevestigd, waarmee het anders (zeer) lastig te openen deksel gemakkelijk geopend kan worden, en waarbij tegelijkertijd de verzegeling verbroken wordt.

Eiseres brengt verschillende types emmers op de markt en vordert een verklaring voor recht dat zij daarmee geen inbreuk maakt op Saiers octrooi. Saier stelt verschillende tegenvorderingen in, omdat volgens haar juist wel sprake is van een inbreuk


In hoger beroep heeft het hof geoordeeld dat de emmers van het type "GAR" inbreuk maken op het octrooi, maar de emmers van het type "Foodline" niet. Daarom heeft het hof de in conventie door eiseres gevorderde verklaring voor recht ten aanzien van de emmers van het laatstgenoemde type toegewezen. In reconventie heeft het hof, in verband met de inbreuk door de emmers van het type "GAR", kort gezegd, eiseres bevolen iedere inbreuk op het octrooi van Saier in alle gedesigneerde landen te staken en haar veroordeeld tot vergoeding van de schade die Saier sedert 19 mei 2000 ten gevolge van eiseres's inbreukmakende handelingen heeft geleden.


Met betrekking tot de vraag of en, zo ja, wanneer en in welke mate bij de uitleg van een octrooi betekenis kan toekomen aan het verleningsdossier bestaat, zoals ook uiteengezet is in de conclusie van de Advocaat-Generaal, onder de Verdragsluitende Staten van het EOV geen eenduidige opvatting.


(…) De (…) regel dat de rechter slechts gebruik zal mogen maken van verhelderende gegevens uit het verleningsdossier wanneer hij oordeelt dat het voor de gemiddelde vakman ook na bestudering van de beschrijving en de tekeningen nog voor redelijke twijfel vatbaar blijft hoe de inhoud van de conclusies moet worden begrepen, ziet - zoals uit het zinsverband ("dan ook") duidelijk wordt - op het geval van gebruik van gegevens uit het verleningsdossier ten gunste van een door de octrooihouder voorgestane uitleg van zijn octrooi.


Met deze restrictieve regel wordt de bij de uitleg van een octrooi in aanmerking te nemen eis van een redelijke rechtszekerheid voor derden gediend. In het geval echter dat een derde zich ter staving van de door hem verdedigde uitleg van een octrooi op het verleningsdossier beroept, valt niet in te zien dat die eis tot enige beperking zou dwingen bij het bij de uitleg van het octrooi betrekken van openbare gegevens uit het verleningsdossier.


De Hoge Raad vernietigt het arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 10 februari 2005 en verwijst het geding ter verdere behandeling en beslissing naar dat hof.


Lees het arrest hier. Verwant vonnis RB DH hier.

IEF 3116

Openstaande facturen

Rechtbank 's-Gravenhage 20 december 2006, rolnr. 227495/ HA ZA 04-2895, Weasly Pack International LTD. tegen Arnold & Siedsma advocaten en octrooigemachtigden.

Retentierecht van octrooigemachtigde op dossiers cliënt, schade uit vermeende tekortkoming octrooigemachtigde, verrekening met achterstallige betaling?

Arnold & Siedsma (A&S) behandelde sinds 1998 de octrooi-aanvragen van Weasy Pack. Weasy Pack heeft A&S in 2003 (gefaseerd) verzocht alle dossiers over te dragen aan een ander octrooibureau. Bij het laatste verzoek de resterende dossiers over te dragen heeft A&S zich beroepen op het retentierecht omdat Weasy Pack sinds oktober 2002 een achterstand in betaling had opgebouwd ter grootte van EUR73.291,63. Nadat op 27 februari 2004 ten behoeve van A&S een bankgarantie van EUR75.000,- is gesteld, zijn de resterende dossiers aan het andere octrooibureau overgedragen.

Weasy Pack vordert in conventie een verklaring voor recht dat zij A&S niets meer verschuldigd is en vraagt, naast opheffing van de bankgarantie, een schadevergoeding wegens tekortkoming in de nakoming door A&S. A&S vorderen in reconventie betaling van de openstaande facturen.


Weasly Pack betoogt in de eerste plaats dat zij aanspraak maakt op vermindering van de declaraties omdat de tarieven voor vervolgwerkzaamheden (na depot) bijzonder hoog zouden zijn in vergelijking met andere kantoren. Dit beroep gaat volgens de rechtbank niet op omdat A&S sinds ongeveer 1998 de octrooiaanvragen voor Weasy Pack verzorgt en sinds die tijd Weasy Pack regelmatig heeft gefactureerd. Al die jaren heeft Weasy Pack zonder bezwaar de facturen voldaan. A&S hebben de tarieven in die tijd niet gewijzigd (afgezien van een inflatiecorrectie). A&S mocht uit het handelen van Weasy Pack afleiden dat Weasy Pack de facturen (en daarmee ook de tarieven) heeft aanvaard.


De rechtbank stelt dat A&S wel degelijk een retentierecht heeft op grond van de artikelen 3:290 en 6:52 lid 1 BW, nu sprake is van een opeisbare vordering. Het uitoefenen van het retentierecht wordt in dit geval niet gezien als in strijd met de redelijkheid en billijkheid. A&S heeft gedurende de retentietijd de octrooiportefeuille van Weasy Pack, die zij onder zich hield, niet onzorgvuldig beheert (althans is dit gesteld noch gebleken).


Weasy Pack vordert schadevergoeding als gevolg van tekortkoming door A&S omdat A&S zou hebben verzuimd om een internationale octrooi-aanvraag tijdig om te zetten in Japan. Weasy Pack beroept zich op verrekening van deze schadevergoeding met de openstaande facturen. De rechtbank wijst echter ook deze vordering af, omdat niet is gebleken dat A&S tekort is geschoten in de nakoming van haar verbintenis. A&S heeft Weasy Pack ten minste twee maal tijdig verzocht om opdracht te geven om de internationale octrooi-aanvraag in Japan in te dienen. Weasy Pack heeft, volgens de rechtbank, verzuimd tijdig een opdracht te geven aan A&S. Weasy Pack komt geen beroep toe op schadevergoeding. Daarnaast kan zij zich so wie so niet beroepen op verrekening omdat zij een schadevergoeding heeft gevraagd die 'nader moet worden opgemaakt staat'. Om voor verrekening in aanmerking te komen moet de schade op eenvoudige wijze zijn vast te stellen. Dat is hier dus niet het geval. De rechtbank wijst alle vorderingen van Weasy Pack af en veroordeelt haar de openstaande facturen van A&S te betalen.


Lees het vonnis hier.

IEF 3106

Octrooi nieuws

Tweede Kamer, 21501-30, nr. 153. Raad voor Concurrentievermogen; Brief minister met verslag bijeenkomst d.d. 4 december 2006

"...Met betrekking tot intellectueel eigendom onderstreepte Nederland het belang van het bedrijfsleven dat vraagt om een snelle oplossing die op korte termijn leidt tot concrete verbetering van het huidige octrooistelsel (lagere kosten, één rechterlijke instantie). In concreto betekent dit dat voortgegaan moet worden op de route van het European Patent Litigation Agreement(EPLA) in de opmaat naar een gemeenschapsoctrooi. Naar aanleiding van de discussie in de Raad bleek een specifieke vermelding van het EPLA in de Raadsconclusies een brug te ver. De meningen van de lidstaten lopen daarvoor nog steeds te ver uiteen. Vandaar dat is volstaan met een algemene verwijzing naar de komende mededeling van de Europese Commissie (begin 2007). Op basis daarvan zal tijdens het Duits voorzitterschap moeten worden bezien op welke wijze concrete voortgang kan worden geboekt."

Lees hier het verslag.

IEF 3070

Octrooien googelen

Google Patent Search. Google Patent Search is currently available in English, and it includes only U.S. patents. We’re always looking to extend our products and services to users worldwide, and we hope to continue to expand the patent offices we cover and the language interfaces available.

Bekijk het  zoekscherm hier.

IEF 3067

Nietigheidsadvies niet bedoeld voor octrooihouder

De houders van Nederlands octrooi 1022213 voor een “Werkwijze en systeem voor het verhandelen van optiecontracten”, hebben het OCN op 21 augustus 2006 verzocht om een nietigheidsadvies op grond van artikel 84 ROW 1995. Volgens artikel 84 lid 1 ROW 1995 kan “een ieder” het OCN verzoeken een advies uit te brengen omtrent de toepasselijkheid van de in artikel 75 lid 1 ROW 1995 genoemde nietigheidsgronden op een Nederlands octrooi.

Het begrip “een ieder” moet volgens het OCN echter niet zo breed worden uitgelegd dat hieronder ook de octrooihouder zélf valt. In zijn uitspraak van 4 december jl. besliste het OCN dat de octrooihouders niet ontvankelijk zijn in hun verzoek, omdat de adviesprocedure volgens artikel 84 ROW 1995 een procedure op tegenspraak is. Het indienen van een verzoek is daarom voorbehouden aan derden/niet-octrooihouders.

Volgens het OCN volgt dit onder meer uit de wetstekst en toelichting:

“Uit de wetstekst en Toelichting blijkt derhalve dat de inbreng van verzoeker en de weerlegging door de octrooihouder de absolute voorwaarde is waaronder het Bureau (Octrooicentrum Nederland) een advies kan uitbrengen. Aan deze voorwaarde wordt niet voldaan indien de octrooihouder zelf het verzoek zou kunnen indienen, omdat daarmee slechts een eenzijdige – en van de octrooihouder zelf afkomstige – visie op de geldigheid wordt gegeven.”

Lees de beslissing hier (Met dank aan Ferry van Looijengoed, De Vries & Metman).