Octrooirecht  

IEF 3124

Een strip (of iets dergelijks)

saier.JPGHoge Raad, 22 december 2006, zaak C05/200HR, LJN: AZ1081, met conclusie A-G D.W.F. Verkade (tot verwerping van het beroep). Eiseres tegen Saier Verpackungstechnik Gmbh & Co.Kg (voorheen SAIER GmbH & Co.).

Octrooizaak over beschermingsomvang, betekenis van verleningsdossier bij uitleg van een octrooi, raadpleging van openbare gegevens, handhaving rechtspraak sinds HR 13 januari 1995, nr. 15564, NJ 1995, 391 (Ciba Geigy/Oté).

De zaak betreft een octrooigeschil over afsluitbare plastic emmers. Saier heeft een octrooi op een emmer, die met behulp van een nauw dan wel zeer nauw sluitend deksel kan worden afgesloten. De sluiting is verzegeld door middel van een strip (of iets dergelijks) aan het deksel. Aan het deksel van de Saier-emmer is een beweegbare lip bevestigd, waarmee het anders (zeer) lastig te openen deksel gemakkelijk geopend kan worden, en waarbij tegelijkertijd de verzegeling verbroken wordt.

Eiseres brengt verschillende types emmers op de markt en vordert een verklaring voor recht dat zij daarmee geen inbreuk maakt op Saiers octrooi. Saier stelt verschillende tegenvorderingen in, omdat volgens haar juist wel sprake is van een inbreuk


In hoger beroep heeft het hof geoordeeld dat de emmers van het type "GAR" inbreuk maken op het octrooi, maar de emmers van het type "Foodline" niet. Daarom heeft het hof de in conventie door eiseres gevorderde verklaring voor recht ten aanzien van de emmers van het laatstgenoemde type toegewezen. In reconventie heeft het hof, in verband met de inbreuk door de emmers van het type "GAR", kort gezegd, eiseres bevolen iedere inbreuk op het octrooi van Saier in alle gedesigneerde landen te staken en haar veroordeeld tot vergoeding van de schade die Saier sedert 19 mei 2000 ten gevolge van eiseres's inbreukmakende handelingen heeft geleden.


Met betrekking tot de vraag of en, zo ja, wanneer en in welke mate bij de uitleg van een octrooi betekenis kan toekomen aan het verleningsdossier bestaat, zoals ook uiteengezet is in de conclusie van de Advocaat-Generaal, onder de Verdragsluitende Staten van het EOV geen eenduidige opvatting.


(…) De (…) regel dat de rechter slechts gebruik zal mogen maken van verhelderende gegevens uit het verleningsdossier wanneer hij oordeelt dat het voor de gemiddelde vakman ook na bestudering van de beschrijving en de tekeningen nog voor redelijke twijfel vatbaar blijft hoe de inhoud van de conclusies moet worden begrepen, ziet - zoals uit het zinsverband ("dan ook") duidelijk wordt - op het geval van gebruik van gegevens uit het verleningsdossier ten gunste van een door de octrooihouder voorgestane uitleg van zijn octrooi.


Met deze restrictieve regel wordt de bij de uitleg van een octrooi in aanmerking te nemen eis van een redelijke rechtszekerheid voor derden gediend. In het geval echter dat een derde zich ter staving van de door hem verdedigde uitleg van een octrooi op het verleningsdossier beroept, valt niet in te zien dat die eis tot enige beperking zou dwingen bij het bij de uitleg van het octrooi betrekken van openbare gegevens uit het verleningsdossier.


De Hoge Raad vernietigt het arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 10 februari 2005 en verwijst het geding ter verdere behandeling en beslissing naar dat hof.


Lees het arrest hier. Verwant vonnis RB DH hier.

IEF 3116

Openstaande facturen

Rechtbank 's-Gravenhage 20 december 2006, rolnr. 227495/ HA ZA 04-2895, Weasly Pack International LTD. tegen Arnold & Siedsma advocaten en octrooigemachtigden.

Retentierecht van octrooigemachtigde op dossiers cliënt, schade uit vermeende tekortkoming octrooigemachtigde, verrekening met achterstallige betaling?

Arnold & Siedsma (A&S) behandelde sinds 1998 de octrooi-aanvragen van Weasy Pack. Weasy Pack heeft A&S in 2003 (gefaseerd) verzocht alle dossiers over te dragen aan een ander octrooibureau. Bij het laatste verzoek de resterende dossiers over te dragen heeft A&S zich beroepen op het retentierecht omdat Weasy Pack sinds oktober 2002 een achterstand in betaling had opgebouwd ter grootte van EUR73.291,63. Nadat op 27 februari 2004 ten behoeve van A&S een bankgarantie van EUR75.000,- is gesteld, zijn de resterende dossiers aan het andere octrooibureau overgedragen.

Weasy Pack vordert in conventie een verklaring voor recht dat zij A&S niets meer verschuldigd is en vraagt, naast opheffing van de bankgarantie, een schadevergoeding wegens tekortkoming in de nakoming door A&S. A&S vorderen in reconventie betaling van de openstaande facturen.


Weasly Pack betoogt in de eerste plaats dat zij aanspraak maakt op vermindering van de declaraties omdat de tarieven voor vervolgwerkzaamheden (na depot) bijzonder hoog zouden zijn in vergelijking met andere kantoren. Dit beroep gaat volgens de rechtbank niet op omdat A&S sinds ongeveer 1998 de octrooiaanvragen voor Weasy Pack verzorgt en sinds die tijd Weasy Pack regelmatig heeft gefactureerd. Al die jaren heeft Weasy Pack zonder bezwaar de facturen voldaan. A&S hebben de tarieven in die tijd niet gewijzigd (afgezien van een inflatiecorrectie). A&S mocht uit het handelen van Weasy Pack afleiden dat Weasy Pack de facturen (en daarmee ook de tarieven) heeft aanvaard.


De rechtbank stelt dat A&S wel degelijk een retentierecht heeft op grond van de artikelen 3:290 en 6:52 lid 1 BW, nu sprake is van een opeisbare vordering. Het uitoefenen van het retentierecht wordt in dit geval niet gezien als in strijd met de redelijkheid en billijkheid. A&S heeft gedurende de retentietijd de octrooiportefeuille van Weasy Pack, die zij onder zich hield, niet onzorgvuldig beheert (althans is dit gesteld noch gebleken).


Weasy Pack vordert schadevergoeding als gevolg van tekortkoming door A&S omdat A&S zou hebben verzuimd om een internationale octrooi-aanvraag tijdig om te zetten in Japan. Weasy Pack beroept zich op verrekening van deze schadevergoeding met de openstaande facturen. De rechtbank wijst echter ook deze vordering af, omdat niet is gebleken dat A&S tekort is geschoten in de nakoming van haar verbintenis. A&S heeft Weasy Pack ten minste twee maal tijdig verzocht om opdracht te geven om de internationale octrooi-aanvraag in Japan in te dienen. Weasy Pack heeft, volgens de rechtbank, verzuimd tijdig een opdracht te geven aan A&S. Weasy Pack komt geen beroep toe op schadevergoeding. Daarnaast kan zij zich so wie so niet beroepen op verrekening omdat zij een schadevergoeding heeft gevraagd die 'nader moet worden opgemaakt staat'. Om voor verrekening in aanmerking te komen moet de schade op eenvoudige wijze zijn vast te stellen. Dat is hier dus niet het geval. De rechtbank wijst alle vorderingen van Weasy Pack af en veroordeelt haar de openstaande facturen van A&S te betalen.


Lees het vonnis hier.

IEF 3106

Octrooi nieuws

Tweede Kamer, 21501-30, nr. 153. Raad voor Concurrentievermogen; Brief minister met verslag bijeenkomst d.d. 4 december 2006

"...Met betrekking tot intellectueel eigendom onderstreepte Nederland het belang van het bedrijfsleven dat vraagt om een snelle oplossing die op korte termijn leidt tot concrete verbetering van het huidige octrooistelsel (lagere kosten, één rechterlijke instantie). In concreto betekent dit dat voortgegaan moet worden op de route van het European Patent Litigation Agreement(EPLA) in de opmaat naar een gemeenschapsoctrooi. Naar aanleiding van de discussie in de Raad bleek een specifieke vermelding van het EPLA in de Raadsconclusies een brug te ver. De meningen van de lidstaten lopen daarvoor nog steeds te ver uiteen. Vandaar dat is volstaan met een algemene verwijzing naar de komende mededeling van de Europese Commissie (begin 2007). Op basis daarvan zal tijdens het Duits voorzitterschap moeten worden bezien op welke wijze concrete voortgang kan worden geboekt."

Lees hier het verslag.

IEF 3070

Octrooien googelen

Google Patent Search. Google Patent Search is currently available in English, and it includes only U.S. patents. We’re always looking to extend our products and services to users worldwide, and we hope to continue to expand the patent offices we cover and the language interfaces available.

Bekijk het  zoekscherm hier.

IEF 3067

Nietigheidsadvies niet bedoeld voor octrooihouder

De houders van Nederlands octrooi 1022213 voor een “Werkwijze en systeem voor het verhandelen van optiecontracten”, hebben het OCN op 21 augustus 2006 verzocht om een nietigheidsadvies op grond van artikel 84 ROW 1995. Volgens artikel 84 lid 1 ROW 1995 kan “een ieder” het OCN verzoeken een advies uit te brengen omtrent de toepasselijkheid van de in artikel 75 lid 1 ROW 1995 genoemde nietigheidsgronden op een Nederlands octrooi.

Het begrip “een ieder” moet volgens het OCN echter niet zo breed worden uitgelegd dat hieronder ook de octrooihouder zélf valt. In zijn uitspraak van 4 december jl. besliste het OCN dat de octrooihouders niet ontvankelijk zijn in hun verzoek, omdat de adviesprocedure volgens artikel 84 ROW 1995 een procedure op tegenspraak is. Het indienen van een verzoek is daarom voorbehouden aan derden/niet-octrooihouders.

Volgens het OCN volgt dit onder meer uit de wetstekst en toelichting:

“Uit de wetstekst en Toelichting blijkt derhalve dat de inbreng van verzoeker en de weerlegging door de octrooihouder de absolute voorwaarde is waaronder het Bureau (Octrooicentrum Nederland) een advies kan uitbrengen. Aan deze voorwaarde wordt niet voldaan indien de octrooihouder zelf het verzoek zou kunnen indienen, omdat daarmee slechts een eenzijdige – en van de octrooihouder zelf afkomstige – visie op de geldigheid wordt gegeven.”

Lees de beslissing hier (Met dank aan Ferry van Looijengoed, De Vries & Metman).

IEF 3065

Aangenomen

Eerste Kamer, Handelingen 2006-2007, nr. 10, p. 406-407. Behandeling van de volgende wetsvoorstellen: (...)wetsvoorstel Wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 ter implementatie van Richtlijn nr. 2004/27/EG  tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG tot  vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik en Richtlijn 2004/28/EG tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG tot vaststelling van een  communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig  gebruik. (30663) (R1812)

Het wetsvoorstel is aangenomen. Lees het voorstel hier.

IEF 3064

In feite een compleet bouwpakket

kwkwnd.gifRechtbank 's-Gravenhage, 12 december 2006, KG ZA 06-1390. Mawi Contsructions B.V. tegen Metaaltechniek J.P. Nuyens B.V.

Verbod op grond van dreigende octrooi-inbreuk vanwege het op voorraad hebben van halffabricaten.   

Mawi is houdster van Nederlands octrooi met betrekking tot een "kweekwand". Nuyens heeft van een derde partij opdracht gekregen voor het vervaardigen van materialen, klaarblijkelijk geschikt om kweekwanden van te assembleren.

Mawi vordert kort gezegd een verbod op grond van octrooi-inbreuk. Nuyens vordert Mawi te veroordelen tot afname van de voorraad "halffabrikaten" tegen betaling van de kostprijs. De voorzieningenrechter gaat uit van de geldigheid van het octrooi, nu deze niet ter discussie is gesteld. Nuyens verweert zich met de stelling dat het gaat om een eenmalige levering- voorafgaand aan verlening van het octrooi - en dat zij heeft toegezegd de verdere exploitatie ervan te zullen staken.

Mawi beargumenteert dat sprake is van dreigende octrooi-inbreuk. Nuyens heeft ter zitting erkend dat de resterende voorraad "halffabrikaten" in feite een compleet bouwpakket betreft voor kweekwanden en zij heeft niet bestreden dat die onder de beschermingsomvang van het octrooi vallen. Nu het in voorraad hebben ten dienste van Nuyens zelf octrooi-inbreuk kan behelzen, is ruimte voor een verbod in kort geding. De voorzieningenrechter oordeelt dat er voldoende dreiging aanwezig is dat Nuyens de resterende voorraad zal gaan verhandelen, onder meer omdat Nuyens een vordering heeft ingesteld teneinde kapitaalvernietiging te redresseren, en wijst de verbodsvordering toe. De slaafse nabootsing vordering wordt gepasseerd, nu daarover te weinig is gesteld.


De reconventionele vordering wijst de voorzieningenrechter af, vanwege gebrek aan steekhoudende grondslag. De proceskosten worden begroot conform het liquidatietarief, nu partijen omtrent handhavingsrichtlijnconformiteit (onthoud dit woord voor scrabble), niets hebben aangevoerd.


Lees het vonnis hier.

IEF 3015

Goten voor warenhuizen

goot.gifRechtbank Den Haag, 6 december 2006, HA ZA 98-1133. P.L.J. Bom Beheer B.V. tegen Boal Systemen B.V.

De procedure betreft een geschil tussen de beide rechthebbenden van een inmiddels vervallen Nederlands octrooi op een goot voor een warenhuis (in de zin van een kas). Bom en Boal hebben op 1 september 1989 een overeenkomst gesloten ter exploitatie van het octrooi, dat op naam stond van beide partijen. De overeenkomst had onder meer tot doel vast te leggen dat Boal de goten onder het octrooi zou produceren, terwijl die door Bom zouden worden afgenomen ten behoeve van haar activiteiten als kassenbouwer. Ook werd voorzien in de mogelijkheid voor Boal om de onder de beschermingsomvang van het octrooi vallende goten te leveren aan derden. Tenslotte werd een door Boal aan Bom af te dragen vergoeding voor het produceren van de goten vastgesteld, bepaald op f 0,60 exclusie BTW per geproduceerde kilo eindproduct.

In het vonnis vordert Bom onder meer opgave en afdracht van vergoedingen die Boal ten onrechte niet afgedragen zou hebben voor goten die zij sinds de totstandkoming van de overeenkomst van 1 september 1989 heeft vervaardigd en/of geleverd aan derden.

Daarbij is onder meer aan de orde of bepaalde goten onder de beschermingomvang van het octrooi vallen. In reconventie vordert Boal primair een verklaring voor recht dat de overeenkomst per 1 februari 1993 door Boal is ontbonden wegens wanprestatie door Bom. De vorderingen in conventie worden gedeeltelijk toegewezen. De vorderingen in reconventie worden afgewezen. De vragen die daarbij aan de orde komen zijn voor een groot deel verbintenisrechtelijk. Specifiek octrooirechtelijk is alleen de vordering van Bom of bepaalde goottypes vallen onder de beschermingsomvang van het Nederlandse octrooi.

Opvallend is dat de rechtbank Boal, zonder nadere toelichting in het vonnis, veroordeelt tot vergoeding van de proceskosten, waaronder een bedrag van EUR 25.688,- aan procureurssalaris. Moeten hieruit worden opgemaakt dat de rechtbank, ondanks het feit dat de procedure al in 1998 is aangevangen en in hoofdzaak betrekking heeft op de uitleg van een samenwerkingsovereenkomst en niet op de inbreuk of geldigheid van een intellectueel eigendomsrecht, toch een proceskostenveroordeling conform de Handhavingsrichtlijn heeft opgelegd?

Lees het vonnis hier. Lees een eerder vonnis waarin Boal en Bom nog gezamenlijk tegen een derde optraden hier.

IEF 3011

Zonder stemming

Handelingen 2e kamer, nr. 18, pag. 1257-1257. Behandeling van (o.a) het wetsvoorstel Wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 ter implementatie van Richtlijn nr. 2004/27/EG en Richtlijn nr. 2004/28/EG (30663, R1812).

"Deze wetsvoorstellen worden zonder beraadslaging en, na goedkeuring van de onderdelen, zonder stemming aangenomen."

Lees het aangenomen wetsvoorstel hier.

IEF 2998

De bekende koffiezetmachine (2)

senseo.gifDát de beslissing er was, was al bekend, maar tot nu toe was het nog onduidelijk wat er precies in stond. Inmiddels is de geruchtmakende EPO-beslissing over de herroeping van het Senseo-octrooi gelukkig gepubliceerd:

Uitspraak Technical Board of Appeal (T 0452/05) in het beroep tegen de uitspraak in oppositie betreffende EP-B1-904.717 .

In deze zaak is Sara Lee/DE in beroep gekomen tegen de eerdere uitspraak van de oppositiedivisie om haar octrooi in gewijzigde vorm in stand te houden. Drie van de opposanten zijn eveneens in beroep gekomen, waaronder de Vomar. Tot slot heeft Minges Kaffee geïntervenieerd (Art. 105 EPC). Hiertoe hadden ze het recht, omdat ze inmiddels een ex parte voorlopige veroordeling geserveerd hadden gekregen.

Het octrooi van DE heeft betrekking op een samenstel van een houder en een koffiepad en staat ook bekend als het Senseo octrooi. Commercieel gezien is de markt voor pads erg interessant. Kort na de introductie van de Senseo verschenen diverse (huis)merk pads in de winkel. Dit leidde tot een groot aantal rechtszaken in binnen- en buitenland. In deze zaken draaide het tot nu toe vooral om de vraag of de pad bescherming geniet via middellijke inbreuk. In Nederland vonden het Hof en de Hoge Raad van niet (uitspraak hier). Dit gaf enige beroering in binnen- en buitenland. In bijvoorbeeld Duitsland verzuchtte men: “Was ist los in Holland” en sprak wel een veroordeling uit voor indirecte inbreuk.

In München werd ondertussen gestreden over de vraag of het octrooi überhaupt wel nieuw en inventief is. Het is die strijd die nu definitief beslecht is in het nadeel van DE.

Kort samengevat beschermt de hoofdconclusie een samenstel van een houder met een pad.

- De houder heeft een zijwand en een bodem met een afvoeropening en groeven die zich naar de afvoeropening uitstrekken.
- De pad is gemaakt van filterpapier en gevuld met koffie.
- In gebruik wordt heet water onder druk door houder en pad heen geperst.
- Het volgens DE kenmerkende deel van de uitvinding zit erin dat de groeven niet doorlopen tot de zijwand.

Een samenstel met deze aspecten lost volgens het octrooi een bypass probleem op. Hiermee wordt bedoeld dat er bij de stand van de techniek water tussen de pad en de zijwand doorloopt en via de groeven rechtstreeks de afvoeropening bereikt. Resultaat: een slappe bak. Door de groeven niet helemaal te laten doorlopen vormt de pad een afdichting in de houder.

De opponenten hebben een fors aantal documenten ingebracht om de nieuwheid en inventiviteit te bestrijden. De Board gebruikt uiteindelijk vijf documenten:
E1 (US-3.620.155), E2 (US-3.450.024), E8 (DE-U-7.430.109), E17 (US-3.610.132) en E40 (DE-U-1.998.598).

De Board begint vast te stellen dat het octrooi nieuw is ten opzichte van E17. Interessant is dat E17 alle elementen van de conclusie laat zien, maar niet openbaart dat de pad gemaakt is van filterpapier. Wel spreekt het octrooi van een “water permeable membrane”. Dit ziet de board als een genus term voor een groep van materialen met niet alleen filterpapier, maar ook geweven stof (“cloth”). Volgens vaste rechtspraak dient voor nieuwheid een aspect “direct and unambiguously” uit een document te blijken. Een van de opponenten heeft beargumenteerd dat de vakman, bij het lezen van E17, alleen aan filterpapier zou denken. In E17 is immers sprake van een expansible membrane en de vakman zou dat alleen als filterpapier interpreteren. Dit argument wordt verworpen: er is geen handboek ingebracht als bewijs voor deze vermeende vakkennis. Alternatief zou de Board accepteren dat een groep van octrooischriften de vakkennis weergeeft, mits deze groep een consistent beeld geeft. Dat is nu niet het geval, omdat slechts één ander document de expansible eigenschap van filterpapier noemt.

Vervolgens besteedt de Board veel aandacht aan de keuze van de meest nabije stand van de techniek. E17, E8 en E1 hebben allen betrekking op hetzelfde technische veld en behoeven slechts weinig structurele aanpassingen om bij de uitvinding uit te komen. Volgens vaste jurisprudentie is de meest nabije stand van de techniek de meest veelbelovende springplank naar de uitvinding. Je kunt dit pragmatisch oplossen door vanuit de (hier drie) verschillende documenten een aanval op te zetten. Een geslaagde aanval is dan kennelijk gestart vanuit een “promising” springplank. De board kiest hier er echter voor om vooraf de beste springplank te kiezen.

De board concludeert dat figuur 3 van E8 de meest nabije stand van de techniek is. Vergeleken met E1 lost E8 immers reeds het by-pass probleem op. Vergeleken met E17 is E8 meer geschikt voor toepassing in een koffie machine die onder hoge druk werkt.

Interessant is dat DE de keuze van de meest nabije stand van de techniek betwist, omdat E8 geen filterpapier openbaart en omdat het niet het bypass probleem noemt. Nu wil de Board echter wél aannemen dat de vakman filterpapier meeleest. Hoewel de beschrijving van figuur 3 slechts “filtering material” noemt, wordt bij de uitvoering volgens figuur 5 en 6 expliciet filterpapier genoemd. De board vindt dat de vakman dan bij de uitvoering van figuur 3 begrijpt dat hier alleen filter papier bedoeld kan worden. Verrassend genoeg gaat de Board serieus in op het bezwaar dat E8 niet het bypass probleem noemt. Volgens de problem-solution approach is het immers niet nodig dat de meest nabije stand van de techniek het objectieve probleem noemt: het dient het probleem slechts te hebben. Wat daarvan zij, de Board meent dat de vakman zich hoe dan ook bewust is van het by-pass probleem en dat E8 dit probleem niet hoeft te noemen, omdat het dit probleem al heeft opgelost.

Als volgende stap formuleert de Board een nieuw objectief probleem. Dit mag, omdat E8 als meest nabije stand van de techniek reeds het probleem oplost dat de uitvinding volgens het aangevallen octrooi zegt op te lossen. E8 nu ontbeert groeven in de bodem van de houder en (dus ook) dat deze groeven voor de zijwand ophouden. Dit heeft effect op de efficiëntie van het koffiezetproces: een pad die rechtstreeks op de bodem rust verhindert immers een goede doorstroming van het water door de pad. Als probleemstelling formuleert de Board daarom het verhogen van de efficiëntie

E40 lost dit probleem op door middel van opstaande uitsteeksels op de bodem van de houder, die kanaalvormige groeven vormen. Bovendien leert E40 om de bodem van de houder te voorzien van een ring nabij de zijwand. De bovenkant hiervan ligt in één vlak met de bovenkant van de uitsteeksels. Hierdoor houden de kanaalvormige groeven op een afstand van de zijwand op. Door deze onderdelen van E40 toe te passen in de houder van E17, arriveert de vakman bij de geclaimde uitvinding.

DE brengt hier tegen in dat E40 niet leert dat er heet water onder druk door de koffie wordt geperst en dat er geen sprake is van een pad. De Board merkt echter terecht op dat conclusie 1 alleen bepaalt dat de houder geschikt  moet zijn voor water onder druk en ze twijfelt er niet aan dat de houder van E40 geschikt is. Bovendien stelt ze dat het probleem waarvoor E40 een oplossing biedt niet afhangt van het type filter. Ook het bezwaar van DE dat E40 oplossingen biedt voor andere problemen, wordt door de Board terzijde geschoven: ondanks deze verschillen is ze van mening dat E40 de vakman voldoende stimuleert om groeven op afstand van de zijwand toe te passen.

Aldus concludeert de Board dat de conclusie van het hoofdverzoek niet inventief is. Hetzelfde lot treft de hulpverzoeken, omdat de extra materie die zij inbrengen eveneens uit E8 en/of E40 volgt. Zo eindigt dan een spraakmakende koffiestrijd. Diverse rechtszaken die hangende het oppositieberoep waren geschorst kunnen definitief de prullenbak in. DE verliest met haar octrooi een interessante exclusieve marktpositie en onze beroepsgroep een interessante bron van rechtszaken.

De uitspraak staat nu reeds in het register en de bijbehorende public file inspection, maar is nog niet in het publicatieblad opgenomen. Op 6 december a.s. zal het Europese Octrooibureau officieel haar besluit publiceren dat het "Senseo octrooi" is herroepen.

Lees de beslissing hier. Eerder bericht hier.