Octrooirecht  

IEF 2963

PCT Nieuws

Twee mededelingen van de WIPO.

1. PCT Notification 180: Amendments to the Regulations
"The Director General of the World Intellectual Property Organization (WIPO) presents his compliments to the Minister for Foreign Affairs and, pursuant to Article 68(4) of the Patent Cooperation Treaty (PCT), done at Washington on June 19, 1970, amended on September 28, 1979, modified on February 3, 1984, and on October 3, 2001, has the honor to transmit herewith certified copies, in English and in French , of the amendments to the Regulations under the said Treaty, adopted by the Assembly of the International Patent Cooperation Union (PCT Union), on October 3, 2006, at its thirty-fifth (20th extraordinary) session, held in Geneva from September 25 to October 3, 2006, with effect from April 1, 2007." Lees hier meer.

 

2. PCT Notification 181: Amended Schedule of Fees Annexed to the Regulations.

"The Director General of the World Intellectual Property Organization (WIPO) presents his compliments to the Minister for Foreign Affairs and, pursuant to Article 68(4) of the Patent Cooperation Treaty, done at Washington on June 19, 1970, amended on September 28, 1979, and modified on February 3, 1984, and on October 3, 2001, has the honor to transmit herewith a certified copy in English and a certified copy in French of the amended Schedule of Fees Annexed to the Regulations under the said Treaty. The said amended Schedule of Fees was adopted by the Assembly of the International Patent Cooperation Union (PCT Union), on October 3, 2006, at its thirty-fifth (20th extraordinary) session, held in Geneva from September 25 to October 3, 2006, with effect from October 12, 2006." Lees hier meer.

IEF 2962

Intellectuele Eigendomsrechten en volksgezondheid

Tweede Kamer, Kamervragen met antwoord. Vragen van het lid Kant (SP) aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over intellectuele eigendomsrechten en volksgezondheid in de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO).

1 Wat waren de overwegingen om tijdens de 59e WHO-conferentie de Europese Commissie namens de lidstaten te laten spreken over de resolutie met betrekking tot intellectueel eigendom?

2 Deelt u de mening dat de competentie van de Europese Commissie met betrekking tot intellectuele eigendomsrechten binnen de Wereld Handelsorganisatie (WTO) zich niet uitstrekt tot de WHO?

3 Klopt het dat het oorspronkelijke standpunt van de Europese Commissie zeer veel overeenkomsten vertoont met het standpunt van de farmaceutische industrie?

4 Bent u geheel tevreden met het uiteindelijke standpunt van de Europese Commissie? Welke invloed heeft de Nederlandse delegatie hierop gehad?

5 Gaat de Europese Commissie ook namens de lidstaten het woord voeren in de intergouvernementele werkgroep die zich zal buigen over «oplossingen om de huidige crisis in onderzoek en ontwikkelingen van geneesmiddelen voor ontwikkelingslanden het hoofd te bieden» zoals in de eerdergenoemde resolutie is bepaald?

6 Klopt het dat ook een Nederlandse afvaardiging zitting gaat nemen in deze werkgroep zoals u eerder aan Wemos in een brief meedeelde?

7 Bent u van plan vast te houden aan het spreekrecht van de Nederlandse afvaardiging ook als over intellectuele eigendomsrechten wordt gesproken?

8 Bent u bereid de bevoegdheidsverdeling tussen de Europese Commissie en de lidstaten, waar het gaat om volksgezondheid en intellectuele eigendomsrechten, waar mogelijk aan de orde te stellen bijvoorbeeld tijdens de voorbereidende bijeenkomsten van de WHO?

Antwoord van minister Hoogervorst (Volksgezondheid, Welzijn en Sport). (Ontvangen 6 november 2006)

1 De resolutie handelt niet zozeer over intellectuele eigendomsrechten alswel over de vraag op welke wijze onderzoek naar en ontwikkeling van medicijnen voor ziektes die ontwikkelingslanden disproportioneel raken gestimuleerd kan worden. Aangezien intellectuele eigendomsrechten wel in de titel van de resolutie stonden en een vorm van «beloning» zijn voor onderzoek en ontwikkeling stelde de Commissie in de voorbereiding van de World Health Assembly (WHA) in Brussel dat zij op veel onderwerpen die tijdens het overleg over de resolutie werden besproken exclusief bevoegd is. Nederland is daar niet van overtuigd, maar constateert dat de mandaatskwestie op gezondheidsgebied een grijs gebied is. Vanuit een pragmatische houding is Nederland akkoord gegaan met de eenmalige taakverdeling tussen Commissie en Raad (woordvoering door de voorzitter) tijdens de WHA in mei 2006. Dit moet in het licht gezien worden van een meer algemene discussie die momenteel gaande is over de woordvoering namens de Europese Unie bij de WHO. Tijdens de EU-voorbereiding gedurende deze WHA stelde de Commissie dat zij bij de onderhandelingen bij dit agendapunt op alle onderwerpen in plaats van de lidstaten zou spreken.

2 De Commissie is exclusief bevoegd op het terrein van intellectuele eigendomsrechten als zij handelsgerelateerd zijn, zoals bij TRIPs (Trade Related Aspects of Intellectual Property Rights) in de WTO. Binnen de WHO gaat het in de eerste plaats om gezondheid. In het geval van de genoemde resolutie gaat het om het stimuleren van onderzoek en ontwikkeling naar medicijnen voor ziektes die ontwikkelingslanden disproportioneel raken. De bescherming van intellectuele eigendomsrechten is hier slechts een deelonderwerp.

3 Ik constateer slechts dat de Europese Commissie het onderwerp «intellectuele eigendomsrechten en gezondheid» vooral vanuit het gezichtspunt van bescherming van intellectuele eigendomsrechten benadert.

4 Tijdens de WHA heeft Nederland, samen met andere Lidstaten, bij de Commissie aangedrongen op een constructieve houding ten opzichte van de resolutie. Dit heeft ertoe geleid dat er inderdaad een aanvaardbare en werkbare resolutie tot stand is gekomen. In de onderhandelingen heeft de Nederlandse delegatie een niet onbelangrijke en ondersteunende functie gehad in de totstandkoming van de tekst van de resolutie. In deze resolutie wordt de DG van de WHO gevraagd een werkgroep op te stellen die zich richt op het opstellen van een globale strategie en actieplan die een basis bieden voor essentieel gezondheidsonderzoek en ontwikkeling dat gedreven wordt door de behoeften die er bestaan en relevant is voor ziektes die ontwikkelingslanden disproportioneel raken. Bovendien wordt de WHO opgeroepen het door Nederland geïnitieerde priority medicines rapport periodiek te herzien.

5 De Commissie heeft gesteld dat zij overeenkomstig de vooraf in Brussel overeengekomen bevoegdheidsverdeling zal spreken op het terrein van intellectuele eigendomsrechten. Op de overige terreinen kunnen de Lidstaten dus het woord voeren, in afstemming met elkaar en de Commissie.

6 Ja, een Nederlandse afvaardiging zal deelnemen aan deze werkgroep.

7 Zie antwoord op vraag 5.

8 Nederland heeft dit reeds aan de orde gesteld tijdens voorbereidende bijeenkomsten in Brussel in juli en oktober van dit jaar en zal dit blijven doen.

Lees de Kamervragen hier.

IEF 2954

Geneesmiddelentests ROW (2)

Eerste Kamer, Kamerstuk 30 663, B.  Wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 ter implementatie van Richtlijn nr. 2004/27/EG en Richtlijn nr. 2004/28/EG (eerder bericht hier)

"Eindverslag van de Vaste Commissie voor Economische Zaken. Vastgesteld 14 november 2006. Het onderzoek van dit voorstel heeft de commissie geen aanleiding gegeven tot het maken van opmerkingen.

De voorzitter van de commissie,
Luijten
De griffier van de commissie,
Nieuwenhuizen"

IEF 2939

Kraankop

korver.bmpRechtbank ‘s-Gravenhage, 15 november 2006, HA ZA 05-3006, Comap Benelux S.A./N.V., Comap S.A., en Comap Abbeville S.A. tegen Korver Kompagnie B.V.

Inbreuk op Europees octrooi dat ziet op een thermostatische kraankop en slaafse nabootsing. Geen vergoeding van de werkelijk gemaakte proceskosten.

Comap stelt zich op het standpunt dat de kraankop van Korver onder de beschermingsomvang van haar octrooi valt en dat deze een ongeoorloofde slaafse nabootsing is van haar kraankop. Eerder al heeft een kort geding rechter Korver verboden inbreuk te maken op de octrooirechten van Comap en haar verboden thermostaatkranen op de markt brengen die voor wat betreft het uiterlijk zozeer overeenkomen met de thermostaatkranen van Comap, dat bij het publiek het gevaar voor verwarring is te duchten. Korver is daarnaast bevolen een opgave te doen inzake de omvang van het inbreukmakend handelen. De bodemrechter volgt de voorzieningenrechter en wijst de vorderingen grotendeels toe.

Comap heeft in een bodemprocedure belang bij een verbod, aangezien het vonnis van de voorzieningenrechter slechts een voorlopig karakter heeft. Ook de omstandigheid dat Korver geen wetenschap zou hebben gehad van het feit dat zij inbreukmakende handelingen verrichtte, staat aan de toewijzing van het verbod niet in de weg. Schuld is voor toewijzing van het verbod geen vereiste. De rechter komt tot een grensoverschrijdend verbod aangezien de geldigheid van het octrooi niet ter discussie heeft gestaan. De uitspraak GAT/LuK staat aan deze vordering dan ook niet in de weg.

De bodemrechter oordeelt dat er sprake is van slaafse nabootsing. “Dat de naam Sanivesk op de verpakking staat, komt bij de beantwoording van de vraag of verwarringsgevaar aanwezig is, in het kader van de slaafse nabootsing van het uiterlijk van het product, geen relevante betekenis toe. Na de verkoop en bij in gebruik name zal het product immers zonder de verpakking en zonder de aanduiding “Sanivesk” worden aanschouwd. Daarbij komt dat het feit dat een andere naam wordt gehanteerd, niet automatisch betekent dat het product van een andere producent afkomstig zou zijn.“

De rechter wijst de nevenvordering en een schadevergoeding, op te maken bij staat en te vereffenen bij de wet, toe. Voor een voorschot op de schadevergoeding acht de rechtbank onvoldoende gronden aanwezig.

De berekening van het procureurssalaris vindt plaats volgens het gebruikelijke liquidatietarief. De rechtszekerheid staat er aan in de weg dat de proceskosten bij procedures die zijn begonnen vóór 29 april 2006 richtlijn conform zouden worden toegekend. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat de Handhavingrichtlijn geen overgangsrecht bevat.

Korver heeft in reconventie nog gesteld dat Comap onrechtmatig heeft gehandeld door niet alleen de Sanivesk- kraankoppen, maar tevens de in verpakking bijgesloten huizen in beslag te nemen. De rechtbank wijst de eis in reconventie af omdat tijdens beslaglegging niet Korver maar Dresco over de kraankoppen en huizen beschikte.

Lees het vonnis hier.

IEF 2930

Geneesmiddelentests ROW

Eerste Kamer, Kamerstuk 30663, A. Wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 ter implementatie van Richtlijn nr. 2004/27/EG en Richtlijn nr. 2004/28/EG; Gewijzigd voorstel van wet.

Artikel I: Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot vijfde respectievelijk zesde lid wordt een nieuw lid ingevoegd in artikel 53 van de Rijksoctrooiwet 1995, luidende:

4. Het uitvoeren van de noodzakelijke studies, tests en proeven met het oog op de toepassing van artikel 10, eerste tot en met vierde lid, van Richtlijn 2001/83/EG tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PbEG L 311) of artikel 13, eerste tot en met het vijfde lid van Richtlijn 2001/82/EG tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PbEG L 311) en de daaruit voortvloeiende praktische vereisten worden niet beschouwd als een inbreuk op octrooien met betrekking tot geneesmiddelen voor menselijk gebruik, respectievelijk geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik.

Artikel IA
1. Indien artikel 42, tiende lid, van het bij koninklijke boodschap van 8 december 2003 ingediende voorstel van Wet houdende vaststelling van een nieuwe Geneesmiddelenwet, Kamerstukken II, 2003/04, 29 359, tot wet wordt verheven en in werking treedt vóór het tijdstip waarop deze rijkswet in werking treedt, vervalt artikel 42, tiende lid, van de Geneesmiddelenwet op het tijdstip waarop deze rijkswet in werking treedt.

2. Indien deze rijkswet in werking treedt vóór of op het tijdstip waarop artikel 42, tiende lid, van het bij koninklijke boodschap van 8 december 2003 ingediende voorstel van Wet houdende vaststelling van een nieuwe Geneesmiddelenwet, Kamerstukken II, 2003/04, 29 359, tot wet wordt verheven en in werking treedt, vervalt artikel 42, tiende lid, van de Geneesmiddelenwet op het tijdstip waarop laatstgenoemde wet in werking treedt.

Artikel II

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lees het kamerstuk hier.

IEF 2926

Dat de naam Octrooicentrum Nederland voert

rvs.gifRaad van State, 8 november 2006, LJN: AZ1749. Uitspraak op het hoger beroep van Pi-Wi Beheer BV en het Bureau voor de Industriële Eigendom, dat de naam Octrooicentrum Nederland voert.

Bij brief van 30 december 2003 heeft het Bureau voor de Industriële Eigendom, dat de naam Octrooicentrum Nederland voert , de rechtsvoorganger van appellante meegedeeld dat uit het nieuwheidsonderzoek inzake de octrooiaanvrage van appellante is gebleken dat de octrooiaanvrage betrekking heeft op meer dan één uitvinding.

In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank ’s-Gravenhage geoordeeld dat de brief van 30 december 2003 geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb en dat daarom het OCN terecht en op goede gronden het bezwaar van appellante tegen die brief niet-ontvankelijk heeft verklaard. Appellante kan zich hiermee niet verenigen.

Uit de parlementaire geschiedenis van de Row 1995 blijkt dat de wetgever het octrooistelsel ingrijpend heeft willen wijzigen. De wetgever heeft ervoor gekozen af te wijken van de oude procedure van artikel 24A, tweede lid, van de Row 1910, waarin een tussentijds gegeven niet-eenheidsbeslissing binnen drie maanden kon worden aangevochten. In het in de Row 1995 neergelegde stelsel vindt inhoudelijke toetsing achteraf plaats in een civiele procedure ter zake van octrooi-inbreuk. De mededeling bedoeld in artikel 34, vierde lid, van de Row 1995 is een mededeling die betrekking heeft op feitelijk handelen. Met die mededeling zijn geen rechtsgevolgen beoogd.

Naar het oordeel van de Afdeling kan de brief van 30 december 2003, waarin appellante ter zake van haar octrooiaanvrage mededeling is gedaan als bedoeld in artikel 34, vierde lid, van de Row 1995, dan ook niet worden aangemerkt als een rechtshandeling en is om die reden geen sprake van een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb.

De rechtbank heeft dan ook terecht, zij het op andere gronden, geoordeeld dat het OCN het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Lees de uitspraak hier.

IEF 2922

Verjaardag & Convenant

ovo.gifPersbericht: "Vrijdag 10 november viert de Orde van Octrooigemachtigden haar 70-jarig bestaan met een Lustrumbijeenkomst in het Concert- en congresgebouw de Doelen in Rotterdam.

Bij die gelegenheid zullen de Orde van Octrooigemachtiden en de Staatssecretaris van het Ministerie van Economische Zaken een convenant tekenen met de titel: "Convenant versterking gebruik octrooisysteem.

De doelstellingen van het convenant zijn er onder meer op gericht om de bekendheid met het octrooisysteem bij potentiële gebruikers te vergroten alsmede de toegankelijkheid van het gebruik van de expertise van octrooigemachtigden, waar nodig, te vergroten.

EZ en Octrooicentrum Nederland, een agentschap van EZ, zullen in hun voorlichting aan het MKB, universiteiten, hogescholen, topinstituten en andere organisaties voldoende aandacht besteden aan de mogelijkheden die het octrooisysteem biedt en de waardevolle diensten die octrooigemachtigden daarbij kunnen bieden. Octrooicentrum Nederland en de Orde van Octrooigemachtigden zullen zich gezamenlijk inspannen om de voorlichting over het octrooisysteem verder te intensiveren door middel van het geven van voorlichtingsbijeenkomsten en gastcolleges. Verder zullen EZ, Octrooicentrum Nederland en de Orde zich inspannen om de bekendheid van het beroep van octrooigemachtigde te vergroten op universiteiten.

In het convenant is afgesproken dat Octrooicentrum Nederland in samenspraak met het bestuur van de Orde een richtsnoer zal ontwikkelen over de aard en de reikwijdte van de door Octrooicentrum Nederland uit te voeren stand van de techniek onderzoeken in octrooiliteratuur en databases. Octrooicentrum Nederland zal zich inspannen om informatie digitaal beschikbaar te stellen die thans als verwijzingen zijn opgenomen in het octrooiregister, voor zover dit mogelijk en relevant is.

De Orde van Octrooigemachtigden meent dat met dit convenant het gebruik van het octrooisysteem zal worden versterkt en het vertrouwen in de kwaliteit en de waarde van de diensten van octrooigemachtigden zal worden bevorderd."

Lees het convenant hier. Klik  hier voor de website van de orde .

IEF 2899

Europese octrooirechters

vntie.gifAfgelopen week is door Europese octrooirechters, bijeen op een conferentie georganiseerd door het Europees octrooibureau (EOB) in samenwerking met EPLAW (European Patent Lawyers Association) in Venetië, een aanzet gegeven tot een ontwerp van de Rules of Procedure voor het toekomstige EPLA Court, in het kader waarvan is gekomen tot de tweede resolutie van dit forum (Second Venice Resolution, San Servolo, 4th November 2006).

In een eerste resolutie van verleden jaar is door Europese octrooirechters, kort gezegd, opgeroepen te komen tot een bespoediging van de totstandkoming van het zogenoemde European Patent Litigation Agreement. Die eerste resolutie is inmiddels onderschreven door vrijwel alle Europese octrooirechters in de verdragsstaten van het Europees octrooiverdrag (EOV).

Indien en voor zover het EPLA als optioneel protocol bij het EOV zal worden aangenomen te eniger tijd, is het overigens volgens de huidige ontwerp EPLA-verdragstekst de Administrative Committee (samengesteld uit vertegenwoordigers van participerende EOV verdragsstaten) die deze procedureregels op voorstel van de Executive Committee (gevormd door de toekomstige EPLA Court rechters) zal vaststellen.

De in de tweede resolutie bedoelde "Principles" vormen derhalve binnen de actualiteit rond EPLA op velerlei ander vlak slechts een eerste aanzet tot discussie, zonder dat daarmee wordt beoogd te preluderen op of afbreuk te doen aan evenbedoelde vaststellingsbevoegdheid als voorzien in het ontwerp.

Lees de tweede resolutie hier.

IEF 2883

Plexificeren

dsec.gifRechtbank Amsterdam, 2 november 2006, KGO6-1730P. Alrane Inventing AG, Diasec Sovilla S.A. & V.o.f. Wilcovak tegen Welsing.  (met dank aan Vincent Rutgers, Fruytier & Van Bremen Lawyers in Business )

Forum-shoppers opgelet. Het lijkt erop dat de Rechtbank Amsterdam haar standpunt over de werkelijke proceskostenveroordeling heeft bepaald. Nadat
vice-president mr Orobio de Castro in de zaak Hema (vonnis hier) stelde dat richtlijnconforme proceskostenveroordeling in kort geding in beginsel niet mogelijk was en vice-president mr Poelmann in de zaak Voor Kinderen (vonnis hier) een dergelijke proceskostenveroordeling in kort geding wel zonder meer toewees, kwamen beide vice-president gisteren met eenzelfde uitspraak en motivering. 

Zowel mr Orobio de Castro in de Elwood-PRL zaak (vonnis hier) als mr. Poelmann in de onderhavige zaak stellen nu dat een vordering tot vergoeding van alle gemaakte kosten moet worden aangemerkt als een geldvordering. Een geldvordering is in kort geding alleen toewijsbaar, indien voldoende aannemelijk is dat de vordering in een eventuele bodemprocedure eveneens zal worden toegewezen en indien van de eisende partij niet gevergd kan worden dat hij de afloop van de bodemprocedure afwacht.

Inhoudelijk betreft de onderhavige zaak het volgende: Alrane en het gelieerde Diasec zijn eigenaar van enkele internationale registraties van het woordmerk Diasec. Het merk wordt gebruikt voor het verlijmen van plexi op foto’s met gebruikmaking van speciaal daarvoor ontwikkelde, slechts bij de merkhouder bekende primer en lijm. Alrane houdt zich bezig met het beheer van de rechten op het merk Diasec en op een geoctrooieerde uitvinding, te weten een methode om fotoafdrukken te bewaren. Het octrooi is in 1992 vervallen. Exploitatie van methode én merk vindt plaats door middel van een netwerk van licentienemers. Wilcovak is sinds 1982 exclusief licentienemer in Nederland.

Welsing verkoopt vergelijkbare producten, vervaardigd volgens een vergelijkbare methode als Diasec, zij het met gebruikmaking van een andere primer en een andere lijm. Namens Alrane is Welsing gesommeerd inbreuk op het woordmerk Diasec te staken en de domeinnamen diasec.com en diasec.us over te dragen.

De voorzieningenrechter concludeert dat Diasec niet tot een soortnaam is verworden. In Nederland is slechts één andere firma die volgens hetzelfde procedé werkt en die firma gebruikt de term plexificeren. Nationaal en internationaal worden verschillende termen gebruikt en eiseressen zijn eerder (met succes) opgetreden tegen gebruik van het woord Diasec als merk.

Eiseressen doen terecht een beroep op artikel 2.20 lid 1 sub a BVIE aangezien hier sprake is van een teken dat gelijk is aan het merk en het wordt gebruikt voor dezelfde waren of diensten. Dat Welsing bij het verlenen van die diensten van andere grondstoffen gebruik maakt, doet hier niet aan af. Welsing gebruikt het teken op praktisch al zijn websites. Dit heeft tot gevolg dat de vordering die er op ziet Welsing te veroordelen merkinbreuk te staken toewijsbaar is.

Overigens betekent toewijzing van deze vordering niet dat Welsing niet meer volgens de Diasec-methode mag werken. Het octrooi op die werkwijze is immers vervallen. Welsing mag alleen het teken Diasec niet langer gebruiken voor de door hem verleende diensten. Van een geldige reden voor gebruik van het merk is geen sprake. Voorshands blijkt immers niet dat het woord Diasec de enige manier is waarop de betreffende werkwijze kan worden aangeduid.

Het exploiteren van de website diasec.com door Welsing wordt als merkinbreuk aangemerkt aangezien het teken in de naam van die website voorkomt en de tekst van die website, althans tot voor kort, mede in het Nederlands was opgesteld, zodat die website voorshands geacht kan worden zich te richten op de Benelux. Dat die Nederlandse tekst onlangs, na het uitbrengen van de dagvaarding, is verwijderd en vervangen door Engelse en Japanse teksten doet hieraan niet af. Dit is onvoldoende om aan te nemen dat die website zich thans niet meer op Nederland of de Benelux zou richten. Welsing zal daarom worden veroordeeld deze website uit de lucht te halen in afwachting van de uitkomst van de bodemprocedure. Gebruikers van het internet die deze domeinnaam intypen mogen evenmin worden doorgeleid naar een andere website van Welsing.

Verder is gebleken dat Welsing in de VS het merk Diasec heeft gedeponeerd. Of dit een rechtsgeldig depot is, is hier niet aan de orde. Nu ervan wordt uitgegaan dat de website diasec.us zich richt op de Amerikaanse markt en eiseressen ter zitting hebben verklaard deze markt niet te (willen) bedienen, is er voorshands onvoldoende aanleiding Welsing te veroordelen deze domeinnaam uit de lucht te halen en aan eiseressen over te dragen. Wel dient Welsing ervoor zorg te dragen dat deze website niet in de Benelux te zien is of opgeroepen kan worden of dat bezoekers van deze website worden doorgeleid naar een andere website van Welsing.

Welsing zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Eiseressen hebben in dit verband een beroep gedaan op artikel 14 van Richtlijn 2004/48/EG van 29 april 2004 betreffende handhaving van intellectuele eigendomsrechten. Een vordering tot vergoeding van alle gemaakte kosten moet worden aangemerkt als een geldvordering. Een geldvordering is in kort geding alleen toewijsbaar, indien voldoende aannemelijk is dat de vordering in een eventuele bodemprocedure eveneens zal worden toegewezen en indien van de eisende partij niet gevergd kan worden dat hij de afloop van de bodemprocedure afwacht. Aangezien eiseressen hun kosten niet hebben gespecificeerd of op andere wijze onderbouwd en Welsing de omvang daarvan heeft betwist, kan niet worden beoordeeld of deze kosten voldoen aan het criterium van “redelijke en evenredige kosten” als bedoeld in de genoemde richtlijn. Dit betekent dat de vordering niet voldoet aan de eisen voor toewijzing van een geldvordering in kort geding en dus zal worden afgewezen. De kosten zullen dan ook worden berekend volgens het liquidatietarief.

Lees het vonnis hier.

IEF 2879

Buitengerechtelijke handhaving

mwk.gifMichael W. Kellogg (bedrijfsjurist  KPN Telecom): Over de absolute grenzen van de proceskostenveroordeling onder de Handhavingsrichtlijn.

Kort artikel naar aanleiding van de proceskostenveroordeling in het vonnis in de octrooizaak Technische Verlichting B.V. tegen T.P.S. Purchasing van de Rechtbank Den Haag van 27 oktober jl. (de wapperverbod-zaak). 

"Pragmatisch gezien lijkt er weinig reden om de (vermeende) inbreukmaker die het heft in eigen hand neemt en als “pre-emptive strike” zelfstandig een procedure begint (zeker als ondertussen zijn afnemers in de markt worden “bewerkt”), anders zou moeten worden behandeld dan de (vermeende) inbreukmaker, die rustig afwacht tot een inbreukprocedure tegen hem wordt gestart. Op grond van de Handhavingsrichtlijn lijkt een dergelijk onderscheid echter wél te moeten worden gemaakt. Op basis van art. 2 en 3 van de Handhavingsrichtlijn, lijkt het toepassingsgebied van de Handhavingsrichtlijn (en daarmee art. 14 hiervan) beperkt te zijn tot gevallen waarin een IE-recht in rechte wordt gehandhaafd, maar niet in gevallen van buitengerechtelijke  handhaving, zoals door het “wapperen” van octrooien in de markt."

Lees het volledige artikel hier. Besproken vonnis Rechtbank Den Haag hier. Besproken artikel Visser en Tsoutsanis hier.