Octrooirecht  

IEF 3065

Aangenomen

Eerste Kamer, Handelingen 2006-2007, nr. 10, p. 406-407. Behandeling van de volgende wetsvoorstellen: (...)wetsvoorstel Wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 ter implementatie van Richtlijn nr. 2004/27/EG  tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG tot  vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik en Richtlijn 2004/28/EG tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG tot vaststelling van een  communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig  gebruik. (30663) (R1812)

Het wetsvoorstel is aangenomen. Lees het voorstel hier.

IEF 3064

In feite een compleet bouwpakket

kwkwnd.gifRechtbank 's-Gravenhage, 12 december 2006, KG ZA 06-1390. Mawi Contsructions B.V. tegen Metaaltechniek J.P. Nuyens B.V.

Verbod op grond van dreigende octrooi-inbreuk vanwege het op voorraad hebben van halffabricaten.   

Mawi is houdster van Nederlands octrooi met betrekking tot een "kweekwand". Nuyens heeft van een derde partij opdracht gekregen voor het vervaardigen van materialen, klaarblijkelijk geschikt om kweekwanden van te assembleren.

Mawi vordert kort gezegd een verbod op grond van octrooi-inbreuk. Nuyens vordert Mawi te veroordelen tot afname van de voorraad "halffabrikaten" tegen betaling van de kostprijs. De voorzieningenrechter gaat uit van de geldigheid van het octrooi, nu deze niet ter discussie is gesteld. Nuyens verweert zich met de stelling dat het gaat om een eenmalige levering- voorafgaand aan verlening van het octrooi - en dat zij heeft toegezegd de verdere exploitatie ervan te zullen staken.

Mawi beargumenteert dat sprake is van dreigende octrooi-inbreuk. Nuyens heeft ter zitting erkend dat de resterende voorraad "halffabrikaten" in feite een compleet bouwpakket betreft voor kweekwanden en zij heeft niet bestreden dat die onder de beschermingsomvang van het octrooi vallen. Nu het in voorraad hebben ten dienste van Nuyens zelf octrooi-inbreuk kan behelzen, is ruimte voor een verbod in kort geding. De voorzieningenrechter oordeelt dat er voldoende dreiging aanwezig is dat Nuyens de resterende voorraad zal gaan verhandelen, onder meer omdat Nuyens een vordering heeft ingesteld teneinde kapitaalvernietiging te redresseren, en wijst de verbodsvordering toe. De slaafse nabootsing vordering wordt gepasseerd, nu daarover te weinig is gesteld.


De reconventionele vordering wijst de voorzieningenrechter af, vanwege gebrek aan steekhoudende grondslag. De proceskosten worden begroot conform het liquidatietarief, nu partijen omtrent handhavingsrichtlijnconformiteit (onthoud dit woord voor scrabble), niets hebben aangevoerd.


Lees het vonnis hier.

IEF 3015

Goten voor warenhuizen

goot.gifRechtbank Den Haag, 6 december 2006, HA ZA 98-1133. P.L.J. Bom Beheer B.V. tegen Boal Systemen B.V.

De procedure betreft een geschil tussen de beide rechthebbenden van een inmiddels vervallen Nederlands octrooi op een goot voor een warenhuis (in de zin van een kas). Bom en Boal hebben op 1 september 1989 een overeenkomst gesloten ter exploitatie van het octrooi, dat op naam stond van beide partijen. De overeenkomst had onder meer tot doel vast te leggen dat Boal de goten onder het octrooi zou produceren, terwijl die door Bom zouden worden afgenomen ten behoeve van haar activiteiten als kassenbouwer. Ook werd voorzien in de mogelijkheid voor Boal om de onder de beschermingsomvang van het octrooi vallende goten te leveren aan derden. Tenslotte werd een door Boal aan Bom af te dragen vergoeding voor het produceren van de goten vastgesteld, bepaald op f 0,60 exclusie BTW per geproduceerde kilo eindproduct.

In het vonnis vordert Bom onder meer opgave en afdracht van vergoedingen die Boal ten onrechte niet afgedragen zou hebben voor goten die zij sinds de totstandkoming van de overeenkomst van 1 september 1989 heeft vervaardigd en/of geleverd aan derden.

Daarbij is onder meer aan de orde of bepaalde goten onder de beschermingomvang van het octrooi vallen. In reconventie vordert Boal primair een verklaring voor recht dat de overeenkomst per 1 februari 1993 door Boal is ontbonden wegens wanprestatie door Bom. De vorderingen in conventie worden gedeeltelijk toegewezen. De vorderingen in reconventie worden afgewezen. De vragen die daarbij aan de orde komen zijn voor een groot deel verbintenisrechtelijk. Specifiek octrooirechtelijk is alleen de vordering van Bom of bepaalde goottypes vallen onder de beschermingsomvang van het Nederlandse octrooi.

Opvallend is dat de rechtbank Boal, zonder nadere toelichting in het vonnis, veroordeelt tot vergoeding van de proceskosten, waaronder een bedrag van EUR 25.688,- aan procureurssalaris. Moeten hieruit worden opgemaakt dat de rechtbank, ondanks het feit dat de procedure al in 1998 is aangevangen en in hoofdzaak betrekking heeft op de uitleg van een samenwerkingsovereenkomst en niet op de inbreuk of geldigheid van een intellectueel eigendomsrecht, toch een proceskostenveroordeling conform de Handhavingsrichtlijn heeft opgelegd?

Lees het vonnis hier. Lees een eerder vonnis waarin Boal en Bom nog gezamenlijk tegen een derde optraden hier.

IEF 3011

Zonder stemming

Handelingen 2e kamer, nr. 18, pag. 1257-1257. Behandeling van (o.a) het wetsvoorstel Wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 ter implementatie van Richtlijn nr. 2004/27/EG en Richtlijn nr. 2004/28/EG (30663, R1812).

"Deze wetsvoorstellen worden zonder beraadslaging en, na goedkeuring van de onderdelen, zonder stemming aangenomen."

Lees het aangenomen wetsvoorstel hier.

IEF 2998

De bekende koffiezetmachine (2)

senseo.gifDát de beslissing er was, was al bekend, maar tot nu toe was het nog onduidelijk wat er precies in stond. Inmiddels is de geruchtmakende EPO-beslissing over de herroeping van het Senseo-octrooi gelukkig gepubliceerd:

Uitspraak Technical Board of Appeal (T 0452/05) in het beroep tegen de uitspraak in oppositie betreffende EP-B1-904.717 .

In deze zaak is Sara Lee/DE in beroep gekomen tegen de eerdere uitspraak van de oppositiedivisie om haar octrooi in gewijzigde vorm in stand te houden. Drie van de opposanten zijn eveneens in beroep gekomen, waaronder de Vomar. Tot slot heeft Minges Kaffee geïntervenieerd (Art. 105 EPC). Hiertoe hadden ze het recht, omdat ze inmiddels een ex parte voorlopige veroordeling geserveerd hadden gekregen.

Het octrooi van DE heeft betrekking op een samenstel van een houder en een koffiepad en staat ook bekend als het Senseo octrooi. Commercieel gezien is de markt voor pads erg interessant. Kort na de introductie van de Senseo verschenen diverse (huis)merk pads in de winkel. Dit leidde tot een groot aantal rechtszaken in binnen- en buitenland. In deze zaken draaide het tot nu toe vooral om de vraag of de pad bescherming geniet via middellijke inbreuk. In Nederland vonden het Hof en de Hoge Raad van niet (uitspraak hier). Dit gaf enige beroering in binnen- en buitenland. In bijvoorbeeld Duitsland verzuchtte men: “Was ist los in Holland” en sprak wel een veroordeling uit voor indirecte inbreuk.

In München werd ondertussen gestreden over de vraag of het octrooi überhaupt wel nieuw en inventief is. Het is die strijd die nu definitief beslecht is in het nadeel van DE.

Kort samengevat beschermt de hoofdconclusie een samenstel van een houder met een pad.

- De houder heeft een zijwand en een bodem met een afvoeropening en groeven die zich naar de afvoeropening uitstrekken.
- De pad is gemaakt van filterpapier en gevuld met koffie.
- In gebruik wordt heet water onder druk door houder en pad heen geperst.
- Het volgens DE kenmerkende deel van de uitvinding zit erin dat de groeven niet doorlopen tot de zijwand.

Een samenstel met deze aspecten lost volgens het octrooi een bypass probleem op. Hiermee wordt bedoeld dat er bij de stand van de techniek water tussen de pad en de zijwand doorloopt en via de groeven rechtstreeks de afvoeropening bereikt. Resultaat: een slappe bak. Door de groeven niet helemaal te laten doorlopen vormt de pad een afdichting in de houder.

De opponenten hebben een fors aantal documenten ingebracht om de nieuwheid en inventiviteit te bestrijden. De Board gebruikt uiteindelijk vijf documenten:
E1 (US-3.620.155), E2 (US-3.450.024), E8 (DE-U-7.430.109), E17 (US-3.610.132) en E40 (DE-U-1.998.598).

De Board begint vast te stellen dat het octrooi nieuw is ten opzichte van E17. Interessant is dat E17 alle elementen van de conclusie laat zien, maar niet openbaart dat de pad gemaakt is van filterpapier. Wel spreekt het octrooi van een “water permeable membrane”. Dit ziet de board als een genus term voor een groep van materialen met niet alleen filterpapier, maar ook geweven stof (“cloth”). Volgens vaste rechtspraak dient voor nieuwheid een aspect “direct and unambiguously” uit een document te blijken. Een van de opponenten heeft beargumenteerd dat de vakman, bij het lezen van E17, alleen aan filterpapier zou denken. In E17 is immers sprake van een expansible membrane en de vakman zou dat alleen als filterpapier interpreteren. Dit argument wordt verworpen: er is geen handboek ingebracht als bewijs voor deze vermeende vakkennis. Alternatief zou de Board accepteren dat een groep van octrooischriften de vakkennis weergeeft, mits deze groep een consistent beeld geeft. Dat is nu niet het geval, omdat slechts één ander document de expansible eigenschap van filterpapier noemt.

Vervolgens besteedt de Board veel aandacht aan de keuze van de meest nabije stand van de techniek. E17, E8 en E1 hebben allen betrekking op hetzelfde technische veld en behoeven slechts weinig structurele aanpassingen om bij de uitvinding uit te komen. Volgens vaste jurisprudentie is de meest nabije stand van de techniek de meest veelbelovende springplank naar de uitvinding. Je kunt dit pragmatisch oplossen door vanuit de (hier drie) verschillende documenten een aanval op te zetten. Een geslaagde aanval is dan kennelijk gestart vanuit een “promising” springplank. De board kiest hier er echter voor om vooraf de beste springplank te kiezen.

De board concludeert dat figuur 3 van E8 de meest nabije stand van de techniek is. Vergeleken met E1 lost E8 immers reeds het by-pass probleem op. Vergeleken met E17 is E8 meer geschikt voor toepassing in een koffie machine die onder hoge druk werkt.

Interessant is dat DE de keuze van de meest nabije stand van de techniek betwist, omdat E8 geen filterpapier openbaart en omdat het niet het bypass probleem noemt. Nu wil de Board echter wél aannemen dat de vakman filterpapier meeleest. Hoewel de beschrijving van figuur 3 slechts “filtering material” noemt, wordt bij de uitvoering volgens figuur 5 en 6 expliciet filterpapier genoemd. De board vindt dat de vakman dan bij de uitvoering van figuur 3 begrijpt dat hier alleen filter papier bedoeld kan worden. Verrassend genoeg gaat de Board serieus in op het bezwaar dat E8 niet het bypass probleem noemt. Volgens de problem-solution approach is het immers niet nodig dat de meest nabije stand van de techniek het objectieve probleem noemt: het dient het probleem slechts te hebben. Wat daarvan zij, de Board meent dat de vakman zich hoe dan ook bewust is van het by-pass probleem en dat E8 dit probleem niet hoeft te noemen, omdat het dit probleem al heeft opgelost.

Als volgende stap formuleert de Board een nieuw objectief probleem. Dit mag, omdat E8 als meest nabije stand van de techniek reeds het probleem oplost dat de uitvinding volgens het aangevallen octrooi zegt op te lossen. E8 nu ontbeert groeven in de bodem van de houder en (dus ook) dat deze groeven voor de zijwand ophouden. Dit heeft effect op de efficiëntie van het koffiezetproces: een pad die rechtstreeks op de bodem rust verhindert immers een goede doorstroming van het water door de pad. Als probleemstelling formuleert de Board daarom het verhogen van de efficiëntie

E40 lost dit probleem op door middel van opstaande uitsteeksels op de bodem van de houder, die kanaalvormige groeven vormen. Bovendien leert E40 om de bodem van de houder te voorzien van een ring nabij de zijwand. De bovenkant hiervan ligt in één vlak met de bovenkant van de uitsteeksels. Hierdoor houden de kanaalvormige groeven op een afstand van de zijwand op. Door deze onderdelen van E40 toe te passen in de houder van E17, arriveert de vakman bij de geclaimde uitvinding.

DE brengt hier tegen in dat E40 niet leert dat er heet water onder druk door de koffie wordt geperst en dat er geen sprake is van een pad. De Board merkt echter terecht op dat conclusie 1 alleen bepaalt dat de houder geschikt  moet zijn voor water onder druk en ze twijfelt er niet aan dat de houder van E40 geschikt is. Bovendien stelt ze dat het probleem waarvoor E40 een oplossing biedt niet afhangt van het type filter. Ook het bezwaar van DE dat E40 oplossingen biedt voor andere problemen, wordt door de Board terzijde geschoven: ondanks deze verschillen is ze van mening dat E40 de vakman voldoende stimuleert om groeven op afstand van de zijwand toe te passen.

Aldus concludeert de Board dat de conclusie van het hoofdverzoek niet inventief is. Hetzelfde lot treft de hulpverzoeken, omdat de extra materie die zij inbrengen eveneens uit E8 en/of E40 volgt. Zo eindigt dan een spraakmakende koffiestrijd. Diverse rechtszaken die hangende het oppositieberoep waren geschorst kunnen definitief de prullenbak in. DE verliest met haar octrooi een interessante exclusieve marktpositie en onze beroepsgroep een interessante bron van rechtszaken.

De uitspraak staat nu reeds in het register en de bijbehorende public file inspection, maar is nog niet in het publicatieblad opgenomen. Op 6 december a.s. zal het Europese Octrooibureau officieel haar besluit publiceren dat het "Senseo octrooi" is herroepen.

Lees de beslissing hier. Eerder bericht hier.

IEF 2992

Draaibaar geplaatst

turret.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 25 oktober 2006 (bij vervroeging). Vonnis in twee zaken (rolnummers HA ZA 05-436 en HA ZA 06-542) Bluewater Energy Services B.V., (en in één zaak Bluewater Terminal Systems N.V., hierna samen: Bluewater) tegen Single Buoy Moorings Inc. (en SBM-Imodco Inc, hierna samen: SBM c.s.)

Integrale vernietiging in octrooizaak over o.a. het voorkomen van het ovaal worden van ronde gaten in een scheepsdek. 

Dubbele zaak, waarbij in één de nietigheid van een octrooi van SBM wordt gevorderd en in de andere nietigheid én inbreuk. Alleen komt de rechter niet aan de inbreuk toe, omdat het octrooi geheel vernietigd wordt wegens gebrek aan nieuwheid. Proceskostenveroordeling nog tegen het liquidatietarief, omdat de procedure is aangevangen voor de uiterste implementatiedatum van de betreffende EG-richtlijn.

De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft eerder bij vonnis van 6 juli 2004 geoordeeld dat op het octrooi geen inbreuk wordt gemaakt door Bluewater c.s., welk oordeel is bevestigd door het Haagse hof op 18 mei 2006 (Eerder bericht hier).

SBM is houdster van EP-0 338 605, dat betrekking heeft op zogenaamde “Floating Production, Storage and Offloading systems” (FPSO´s). Een FPSO is een drijvend systeem voor de winning van olie op zee. In feite is een FPSO een olietanker die is omgebouwd door in of op de olietanker een zogenaamd “turret mooring system” te installeren. Een turret mooring system omvat een verticale ronde koker (2 in onderstaande fig. 1) welke vast is verbonden aan de structuur van het schip. Deze koker is aan de onder- en bovenzijde open. In de ronde doorgaande koker wordt een zogenaamde “turret” (11), een hoofdzakelijk ronde buisstructuur, draaibaar geplaatst. De “turret” is aan de onderzijde voorzien van “mooring means”. Hiermee wordt de “turret” boven een vooraf bepaalde locatie in het olieveld aan de zeebodem verankerd. Het schip zelf kan om de verankerde “turret” heendraaien. Het schip fungeert als drijvende opslagplaats voor de ruwe olie die omhoog wordt gepompt.

Het dek van een dergelijk schip is onderhevig aan spanningen, die maken dat een rond gat in het dek tot een ovaal wordt vervormd. Deze vervorming is echter ongewenst waar het de verbinding van de koker aan de scheepsstructuur betreft, omdat daarmee de lagers die zorgen dat het schip vrij kan draaien om de verankerde “turret”, (te) zwaar worden belast en onbruikbaar kunnen worden. Het octrooi beoogt de vervorming af te bouwen door – kort gezegd – de lagers (verwijzings¬nummers 8, 9 in bovenste figuur, afbeeldingen ook in vonnis) rond de “turret” niet direct op het scheepsdek te monteren maar daartussen afstand te creëren en bovendien de lagers te monteren op een stijve ring (7) en deze te verbinden met de koker (2).

De hoofdconclusie van het octrooi luidt als volgt.
Een schip met afmeermiddelen, bestaande uit:
1. Een koker (11) die draaibaar om een verticale as is bevestigd aan het schip
(1) door middel van
2. een lagerconstructie (8, 9)
3. binnen de romp van het schip (1) in een kamer (2, 19) die althans aan de
onderkant open is,
4.1 welke lagerconstructie (8, 9) axiale en radiale krachten kan opnemen en
4.2 diens buitenring (8) aan de kamer bevestigd heeft en
4.3 diens binnenring (9) aan de genoemde koker (11)
5. [die] aan diens ondereinde de middelen (13) voor het bevestigen van
ankerkettingen of kabels (14)
6.1 [met het kenmerk dat] de buitenring (8) van het axiale/radiale lager (8, 9)
is bevestigd aan een stijve ring (7)
6.2 die op zijn beurt weer is bevestigd aan een koker (2) die in de constructie
van het schip is bevestigd en de genoemde kamer vormt en de draaibare
koker (11) omgeeft
6.3 welke stijve ring (7) aan de genoemde vaste koker (2) is bevestigd op een
afstand van de constructie van het schip (1).

Bluewater c.s. hebben aangevoerd dat het octrooi nietig is, omdat het niet nieuw althans niet
inventief is te achten in verband met EP 0 259 072. SBM c.s. betwisten daarin de aanwezigheid van maatregelen 6.2 en 6.3.

De rechtbank stelt voorop dat de “box sectioned support” aangeduid met nummer 67 in figuur 9 (onderste afbeelding, zie vonnis voor gedetailleerde afbeelding) moet worden beschouwd als een stijve ring in de zin van kenmerk 6.1 van het octrooi. Vervolgens wordt overwogen dat die stijve ring wel degelijk is bevestigd aan de koker 2 van het octrooi in de zin van kenmerk 6.2, terwijl pilaren 68 zorgen voor afstand tussen de ring 67 en de constructie van het schip volgens kenmerk 6.3. De ring 67 is immers via pilaren en via een ondersteunend, driehoekig vormgegeven steundeel, bevestigd aan de koker 61. Weliswaar is die bevestiging minder direct te noemen dan in het octrooi is weergegeven, maar uit de beschrijving van het octrooi blijkt dat kenmerk 6.2 ook andere bevestigingen aan de koker 2 toelaat (zolang maar afstand tot de constructie wordt gecreëerd als in kenmerk 6.3 bedoeld).

Niet is vol te houden dat uit de omstandigheid dat in figuren 1 en 2 van het octrooi koker 2 lijkt door te lopen en één koker lijkt te vormen met koker 6, een beperking tot uitsluitend die uitvoeringsvorm moet worden afgeleid. Voor die beperking geeft de tekst van de conclusie, in samenhang gelezen met voornoemde passages uit de beschrijving, geen aanleiding, zodat deze ook niet daarin alsnog kan worden gelezen.

Zo er al niettemin onduidelijkheid bij de gemiddelde vakman zou zijn over dit een en ander, is van belang dat uit de verleningsgeschiedenis volgt dat de octrooihouder aan heeft gegeven dat tube 6 best op het dek kon worden geplaatst en (dus) niet noodzakelijkerwijs op koker 2 behoefde te zijn afgesteund.

Uit het voorgaande kan de conclusie worden getrokken dat conclusie 1 van het octrooi niet nieuw is in verband met EP 072 en zodoende nietig is te achten. Niet gesteld is dat het octrooi gedeeltelijk in stand zou moeten blijven, noch is anderszins gebleken hoe en op welke wijze dit zou moeten gebeuren, indachtig ook de criteria die daarvoor in de jurisprudentie zijn ontwikkeld. Het octrooi moet derhalve integraal worden vernietigd en het daarop gebaseerde inbreukverbod dient te worden afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 2988

Open Innovatie

kvg.bmpKamerstuk 27406, nr. 99. Nota «De kenniseconomie in zicht»; Brief staatssecretaris Van Gennip met kabinetsreactie AWT-rapport 'Opening van Zaken' en bijlage.

In het Rapport Opening van Zaken, Beleid voor open Innovatie staan centraal de vragen wat trends zijn in de innovatiepraktijk van bedrijven in Nederland en welke aanpassingen gewenst zijn in het innovatiebeleid om goed in te spelen op de ontwikkelingen in de innovatiepraktijk van bedrijven. Met betrekking tot het beleid  voor Intellectueel Eigendom en Mededinging doet het AWT 3 aanbevelingen:

1. verhoog de kwaliteit van de uitvoeringspraktijk van de octrooiverlening
2. bewaak de ruimte voor gebruikersinnovatie in het beleid voor intellectuele eigendomsrechten
3. verduidelijk de relatie tussen IE en mededinging door een brede discussie te starten.

"Een robuust en rechtszeker systeem voor intellectuele eigendomsrechten met lage transactiekosten is cruciaal voor Open innovatie. Daarbij nemen immers gezamenlijke kennisontwikkeling en handel in intellectueel eigendom een vlucht. De bestaande uitvoeringspraktijk komt onvoldoende aan deze voorwaarde tegemoet, omdat er vaak te veel en onduidelijke octrooirechten worden verleend. Dat brengt onzekerheid en hoge kosten met zich mee.

Het toenemend belang van Openbare innovatie vraagt bovendien om het opnieuw doordenken van de toegang tot kennis. Met name het auteursrecht is toe aan herbezinning op enkele punten. Vooral waar het digitale producten betreft, omdat bedrijven hun digitale producten vaak verzegelen. Het principe dat klanten of kopers met hun product mogen doen wat zij willen (bijvoorbeeld samplen), zeker als het voor niet-commercieel gebruik is, komt daardoor in de knel. Dat is principieel onjuist en het frustreert innovatie.

Er bestaat eveneens onduidelijkheid over de toepassing van de Mededingingswet in Europa en Nederland op Open innoverende conglomeraten van bedrijven, vooral wanneer zij trachten standaarden te zetten of Intellectuele eigendomsrechten te bundelen. Fundamentele herbezinning op het verband tussen beleid voor innovatie, mededinging en intellectueel eigendom is daarom nodig. Het is van belang de huidige onzekerheden in kaart te brengen en te doordenken wat de knelpunten kunnen worden wanneer partijen meer en meer open gaan innoveren."

Aanbeveling 6: Verhoog de kwaliteit van de uitvoeringspraktijk van octrooiverlening De Nederlandse overheid dient zich in het bestuur van het EOB te blijven inspannen om het Europees Octrooibureau tot strengere beoordeling van octrooien aan te zetten. Daartoe zou naar de interne werkwijze van het EOB gekeken moeten worden, bijvoorbeeld naar de middelen die een examiner krijgt voor een afwijzing of toekenning. Ook zou zij moeten onderzoeken of het verhogen van de kosten van een afgewezen octrooiaanvraag mogelijk een effectieve en doelmatige prikkel kan geven om het overmatig aanvragen van octrooien tegen te gaan.

Aanbeveling 7: Bewaak de toegang tot kennis voor openbare innovatie In EU en internationaal (OESO, WIPO) verband zou Nederland de discussie moeten blijven voeren over de toegang tot kennis voor openbaar innoverende partijen, zoals wetenschappers en gebruikers. Justitie heeft hier een rol als eerstverantwoordelijke voor het auteursrecht. In de discussie over vrijstellingen voor de wetenschap is ook OCW aan zet. EZ is hier vanuit haar verantwoordelijkheid voor het innovatiebeleid bij betrokken. Prioriteit verdient daarbij de wet- en regelgeving die innoverende gebruikers en kunstenaars de toegang tot digitale producten verhindert. Uitgangspunt moet zijn dat het recht om voort te borduren op bestaande werken ook in praktische zin mogelijk moet zijn. Dit stelt dus grenzen aan de mate van 'verzegeling' die aan digitale content in de informatie- en cultuursectoren gegeven kan worden. Waar zich conflicten voordoen tussen openbare gemeenschappen en bedrijven moet de overheid zorg dragen voor een juridisch level playing field.

Aanbeveling 8: Verduidelijk de relatie tussen IE en Mededinging door een brede discussie Start samen met de meest betrokken instanties • zoals de Europese Commissie, de NMa, het Europese Octrooibureau en het Octrooicentrum Nederland, bedrijvenverenigingen als VNO-NCW/MKB-Nederland en UNICE, en vertegenwoordigers van kennisinstellingen zoals VSNU, EUA en EARTO • een brede discussie over de relatie tussen Intellectueel Eigendomsrechten, Mededinging en Innovatie. Daarbij zou aan de orde moeten komen in hoeverre de ontwikkeling richting meer Open innoveren vraagt om een beleidsmatige reactie op onzekerheden rond mededinging en intellectueel eigendom. De grootscheepse hearing die het Department of Justice en de Federal Trade Commission van de VS in 2003 wijdden aan deze onderwerpen, acht de AWT een aansprekend voorbeeld en inspiratiebron hiertoe.

Lees hier de brief, lees hier het AWT rapport Opening van zaken, Beleid voor open Innovatie en lees hier de samenvatting van het rapport

IEF 2979

Eerst even voor jezelf lezen

- Rechtbank Rotterdam, 21 november 2006,  Zaaknummer: 686369. Stichting Nederlands Fotomuseum tegen Uitgeverij 010.

”De conclusie is dat 010 een beroep toekomt op het citaatrecht en zij daarom geen inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht, zodat de daarop gegronde vordering van NFM zal worden afgewezen. (…) In de genoemde voorbeelden, maar ook bij de andere foto’s, verwijzen de teksten naar de gefotografeerde gebouwen, zijn de teksten dicht in de buurt van de bladzijden met de foto’s afgedrukt en beschrijven de teksten de gebouwen zeer uitvoerig, zodat er geen sprake is van een wanverhouding in grootte of opmaak. De foto’s maken de bespreking van de gebouwen beeldend. De plaatsing van de foto’s is gezien de context gerechtvaardigd om de lezer van de tekst een indruk te geven van de beschreven architectuur, omdat zij de tekst ondersteunen. Mogelijk zou in een aantal gevallen ook een nieuwe foto hebben kunnen worden geplaatst, maar het tijdsbeeld, zoals dat tot uitdrukking komt in de gebruikte foto’s, vormt een wezenlijk onderdeel van het proefschrift, wat expliciet blijkt uit de tekst. De foto’s zijn dan ook ondergeschikt aan de tekst en vormen daarmee een geheel. Daaraan doet niet af dat de teksten gaan over de gefotografeerde onderwerpen en niet over de foto’s zelf. Dat de foto’s een eigen artistieke kwaliteit hebben staat niet in de weg aan een geslaagd beroep op het citaatrecht. Dat van het proefschrift mogelijk een meer dan gebruikelijk aantal exemplaren is gedrukt doet hieraan niet af en brengt niet mee dat er daardoor sprake is van exploitatie van de foto’s.

Lees het vonnis hier.

- Rechtbank ’S-Gravenhage, 29 november 2006, HA ZA 05-1547. Sichting De Thuiskopie tegen Imation Europe B.V.

Niet in geschil is dat Imation facturen die Stichting de Thuiskopie vanaf juli 2004 heeft verzonden terzake van door Imation verschuldigde thuiskopievergoedingen, onbetaald heeft gelaten (…) Naar het oordeel van de rechtbank vloeit uit deze besluiten niet voort dat Imation met terugwerkende kracht aanspraak kan maken op een korting op de thuiskopievergoeding (…) Het feit dat Stichting de Thuiskopie het op zich heeft genomen informatie over de thuiskopievergoeding te verstrekken, brengt mee dat Stichting de Thuiskopie ervoor zorg dient te dragen dat die informatie juist en volledig is. Van Stichting de Thuiskopie mag op dit punt bovendien extra zorgvuldigheid worden geëist. (…) De door Stichting de Thuiskopie verstrekte informatie voldoet niet aan de hierboven genoemde eisen. (…) moet worden geconcludeerd dat Stichting de Thuiskopie in strijd heeft gehandeld met de redelijkheid en billijkheid die contractspartijen jegens elkaar in acht dienen te nemen, althans met de maatschappelijke zorgvuldigheid. (…) veroordeelt Imation om aan Stichting de Thuiskopie te betalen een bedrag van EUR 747.141,73 (…) veroordeelt Stichting de Thuiskopie om aan Imation te betalen een bedrag van EUR 839.895,83.

Lees het vonnis hier.

- Rechtbank ’s-Gravenhage, 25 oktober 2006 (bij vervroeging). Octrooizaken 236552 / HA ZA 05-436 en 259702 / HA ZA 06-542. Bluewater Energy Services B.V. Single Buoy Moorings Inc. c.s. en vice versa.

“ De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 6 juli 2004  geoordeeld dat op het octrooi geen inbreuk wordt gemaakt door Bluewater c.s., welk oordeel is bevestigd door het hof alhier op 18 mei 2006 (arrest hier).  SBM c.s. vorderen een verbod tot verdere inbreuk op het octrooi. Bluewater c.s. voeren verweer. (…) Uit het voorgaande kan de conclusie worden getrokken dat conclusie 1 van het octrooi niet nieuw is in verband met EP 072 en zodoende nietig is te achten. Niet gesteld is dat het octrooi gedeeltelijk in stand zou moeten blijven, noch is anderszins gebleken hoe en op welke wijze dit zou moeten gebeuren, indachtig ook de criteria die daarvoor in de jurisprudentie zijn ontwikkeld. Het octrooi moet derhalve integraal worden vernietigd en het daarop gebaseerde inbreukverbod dient te worden afgewezen.”

Lees het vonnis hier. 

- Rechtbank ’s-Gravenhage,  29 november 2006, KG ZA 06-918. Easy Sanitary Solutions B.V. c.s. tegen Adw Technische Groothandel B.V. c.s.

“De modelrechtelijke conclusie blijft dan ook dat de douchegoot van Korver met een patroon van ronde openingen een andere algemene indruk maakt dan de Easydrain, zoals gedeponeerd, met een patroon van sleufvormige openingen. De douchegoot van Korver maakt daarom geen inbreuk op het model van de Easydrain. (…) Om voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking te komen dient in het rooster een eigen oorspronkelijke karakter en/of persoonlijk stempel herkenbaar te zijn. Naar voorlopig oordeel is hiervan geen sprake. Een rooster met een patroon van sleuven is niet als oorspronkelijk aan te merken.”

Lees het vonnis hier.

IEF 2975

Eerst even voor jezelf lezen

- Rechtbank ’s-Gravenhage, 28 november 2006, KG ZA 06-1253. Rooding Parket B.V. tegen Rooks Holding B.V, Gooink Holding B.V en  Hoogewoonink.

“Rooding stelt dat de verstrekte merklicentie op grond van de overeenkomst is beperkt tot gebruik van het merk LORRAINE strikt in de door Hoogewoonink c.s. geëxploiteerde parketdetailvestigingen voor zover deze de zogenoemde ““Lorraine”-uitstraling” hebben. In haar optiek is door het hanteren van de handelsnamen Lorraine Shops en Lorraine Legservice en door gebruik van de website www.lorraine.nl sprake van overschrijding van de grenzen van de merklicentie en derhalve van merkinbreuk.”

Lees het vonnis hier.

- Rechtbank ’s-Gravenhage, 23 november 2006, KG ZA 06-1187. Sol De Mallorca B.V. tegen The Sun Company Benelux B.V.

“In het tussen partijen gewezen vonnis van 7 juli 2006 is reeds overwogen dat Sol de aankleding van haar studio's zodanig dient te wijzigen dat niet meer gezegd kan worden dat zij de huisstijl van Sun gebruikt en dat daarvoor niet zonder meer noodzakelijk is dat alle elementen van de huisstijl gewijzigd worden. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat Sol met de hiervoor vermelde wijzigingen voldoende afstand heeft genomen van de huisstijl van Sun.”

Lees het vonnis hier.

- Rechtbank Rotterdam, 9 november 2006, LJN: AZ3045, Duyvis Production B.V. tegen Dutch-Nut-Group B.V.

“De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat de typische verschijningsvorm van de ‘tijgernootjes’ (namelijk het geschakeerd twee-kleurenpatroon van de nootjes) in zijn geheel beschouwd op zichzelf reeds als een onderscheidend kenmerk kan worden aange-merkt. (…) Geoordeeld moet worden dat de ‘poemanoten’ op deze wijze waargenomen een grote mate van overeenstemming vertonen met de ‘tijgernootjes’. Daarbij is mede van belang dat bij die waarneming niet een afzonderlijk exemplaar, maar een grotere hoeveelheid in het desbetreffende zakje, in een schaaltje of in de hand wordt gezien. Gevaar voor verwarring moet dan ook aannemelijk worden geacht. (…)  De vordering van Duyvis die strekt tot het staken van vorenbedoelde inbreuk zal derhalve worden toegewezen.  € 25.000,--  salariskosten advocaat.”

Lees het vonnis hier.

- Rechtbank Utrecht, 14 november 2006, LJN: AZ2861. Legropharma B.V. tegen Bayer.

Verloop octrooirecht, opzegging handelsrelatie “Bayer heeft betwist dat zij een doorleververbod hanteert. Ook heeft zij betwist dat zij een dergelijk verbod of enige leveringsbeperkende bepaling ooit met Legropharma heeft besproken. Bayer heeft in dit kader aangevoerd dat zij wegens het verlopen van het octrooi op Adalat® OROS beducht was voor de concurrentie van uitwisselbare versies van haar product. Om die reden heeft zij het beleid gevoerd om zoveel mogelijk distributiekanalen, waaronder Legropharma, voor de verkoop van haar product te benutten. Enig verbod op doorlevering paste derhalve ook niet in het gevoerde beleid. Bayer heeft voorts gesteld dat haar in mei 2006 is gebleken dat zij de concurrentiestrijd met de generieke en met Adalat®OROS uitwisselbare medicijnen van andere producenten had verloren waarna zij haar beleid heeft gewijzigd.”

Lees het vonnis hier.

- Rechtbank Groningen, 17 oktober 2006, LJN: AZ2541. Eiser tegen de Inspecteur van de Belastingdienst/Douane Noord/kantoor Groningen.

Sector Bestuursrecht. “De beslissing van verweerder waarin wordt toegezegd dat de douaneautoriteiten in te voeren MP3-apparatuur extra zullen controleren op mogelijke inbreuken op intellectuele eigendomsrechten brengt geen publiekrechtelijke rechtsgevolgen met zich mee. De beslissing is daarom niet aan te merken als besluit in de zin van de Awb en het bezwaar had om die reden niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. “

Lees de uitspraak hier.

IEF 2969

A few words (2)

few.bmpCharlie McCreevy, European Commissioner for Internal Market and Services, speaks to the European Parliament JURI Committee:

"The protection of intellectual and industrial property -- copyrights, patents, trademarks or designs -- is at the heart of a knowledge-based economy and central to improving Europe's competitiveness. This is a priority for reform: grounded on sound economics, not just legal concepts, and concentrating on solutions that foster innovation and investment in real life.

On patents, there is an overwhelming desire for a system which is simpler, more cost-effective and that maintains the highest standards in the quality of its examination and grant procedures. All stakeholders went to great length to convey their views to us. Now, quite rightly, they expect action. This was the gist of my message to the plenary where I addressed this issue on 28 September.

The Commission will shortly be publishing a Communication setting out our proposals for the short and longer term. The initial focus will be on jurisdictional arrangements. We have carefully assessed Parliament's resolution of 12 October on future patent policy in Europe. I share Parliament's wish to explore all possible ways of improving the patent and patent litigation systems in the EU.

I agree that the proposed text for a European Patent Litigation Agreement (EPLA) needs significant improvements in order to bring it in line with Community requirements. I have taken note of concerns about democratic control, judicial independence and litigation costs under the current EPLA proposals. We also believe that there is a need for common implementing provisions such as uniform Rules of Procedure. And we are aware of the constitutional requirements and limitations of certain Member States. The specific concerns of SMEs also need to be taken into account.

 

My intention is to harness the momentum in the search for a workable compromise. The Community Patent and the EPLA are not mutually exclusive initiatives, indeed our aim should be to ensure that they eventually converge with the Community patent as the ultimate objective.

In both cases our goal is the same: a better, cheaper, more reliable patent system. And we need to deliver now in order to catch up with Europe's main competitors in terms of promotion of innovation and competitiveness. That is what industry expects from us.

But intellectual property is not just patents alone. Copyright is economically just as important.

As you may be aware, the Commission will shortly bring forward an initiative on copyright levies. There has been a great deal of discussion about this measure – not all of it has been well-informed – so I am very pleased to have this opportunity to explain my thinking to the Committee.

We have monitored the application of the Copyright Directive carefully since its adoption in 2001. We have had several consultation exercises, including on the specific question of fair compensation and copyright levies - I was pleased to send the most recent questionnaire to the Committee before the summer. As a result of this work, we have identified a number of problems.

Our point of departure is very clear. We are not in any way challenging the fair compensation provisions of the Directive. Where a rights holder suffers harm as a result of the private copy exception, they should be remunerated.

The Commission has made clear its strong commitment to creativity and innovation, and has stressed the need to have systems in place to ensure that it is properly rewarded. This applies every bit as much in the copyright industries as in any other sector.

However, we are concerned that the operation of some fair compensation schemes may be disrupting trade in the internal market. We also wonder whether consumers are getting as fair a deal as they should, and whether full account is being taken of the increased use of technological means to protect copyright protected works. We also feel that greater clarity and accountability in how schemes operate is in the best interests of all stakeholders.

We are looking for a balanced way forward that protects the interests of all concerned – rights holders, industry, consumers. We want a system of compensation that is predictable, fair and sustainable into the future.

My final remarks are on spare parts and the Commission's proposal on a designs directive. You will agree that it is not sufficient just to talk about creating opportunities for small and medium-sized firms. Here is an opportunity to do something about it.

Now that the study on safety aspects which was commissioned by your Committee has been finalised, I very much look forward to you resuming the discussion on this issue. The study confirms our understanding that the safety aspect is unrelated to the issue of design protection. I therefore hope for the European Parliament's full support for the Commission's proposal. This would have a positive effect on the debate in Council."

Lees de volledige speech EU Commissaris Charlie McCreevy hier en zie eerder bericht hier.