Overige  

IEF 11075

Strafrecht special maart 2012

Hoge Raad 20 maart 2012, LJN BU8695 (strafzaak privéfilm op YouTube/MSN)

Het Hof heeft kennelijk geoordeeld dat de ter terechtzitting van de Rechtbank door de OvJ gedane vordering tot wijziging van de tenlastelegging kan en mag worden beschouwd als een (partiële) intrekking van de oorspronkelijke dagvaarding en als het uitbrengen van een nieuwe dagvaarding [ toevoeging inbreuk op auteursrecht / inbreuk portretrecht]. Dat oordeel is echter, gelet op de wettelijke regeling ter zake, onjuist. De Hoge Raad doet om doelmatigheidsredenen de zaak zelf af.

De Hoge Raad doet om doelmatigheidsredenen de zaak zelf af en verklaart het OM niet-ontvankelijk, waar het Hof had ten laste van de verdachte bewezen verklaard,

hij in de periode van 1 november 2005 tot en met 19 november 2007 te Sneek, en/of te Nes, opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van [betrokkene 1], immers heeft verdachte opzettelijk een privéfilmpje, gemaakt door [betrokkene 1], van de computer van [betrokkene 1] gekopieerd en vervolgens openbaar gemaakt en verspreid door voornoemd filmpje op de internetsite "You Tube" te plaatsen;

hij in de periode van 1 november 2005 tot en met 19 november 2007 te Nes, zonder daartoe gerechtigd te zijn een aantal portretten, te weten een privéfilmpje en een aantal foto's, waarop [betrokkene 2] naakt te zien is, openbaar heeft gemaakt, door voornoemd filmpje op de internetsite "You Tube" te plaatsen en door voornoemde foto's in gedeelde voor derden toegankelijke mappen van MSN te plaatsen. [ red. deze citaten komen uit het vernietigde arrest van het Hof]

Hof 's-Gravenhage 22 februari 2012, LJN BV8472 (counterfeits; nauwelijks van echt te onderscheiden)

De verdachte wordt vrijgesproken van inbreuk op het auteursrecht van artiesten. Onder feit 1:

Indien en voor zover de in de tenlastelegging genoemde muziekcd's door of via de verdachte aan de Free Record Shop zouden zijn geleverd, dan is naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat de betreffende muziekcd's illegale, nagemaakte exemplaren betroffen. Volgens de getuige [getuige] van de Stichting Brein ging het immers om zogenoemde 'counterfeits': exacte kopieën van een bestaande uitgave die nauwelijks van echt te onderscheiden zijn en die ook door de Free Record Shop kennelijk niet als kopieën waren herkend.

Het hof heeft geen bewijs dat de verdachte zelf de 'counterfeits' heeft geproduceerd; hij heeft verklaard de cd's van derden te hebben betrokken.

De in de tenlastelegging genoemde muziekcd's zijn op 16 februari 2006 door de 'International Federation of the Phonographical Industrie' (IFPI) te Londen onderzocht, waarbij door de IFPI een 'mouldcode' op de cd's is aangetroffen, waarvan is vastgesteld dat deze code in gebruik was bij: Disk Spezial GmbH/Digitale Datentraeger GmbH in Duitsland. Naar aanleiding van een rechtshulpverzoek is uit Duitsland de informatie verkregen dat tegen de directeuren van voornoemde Duitse firma een strafzaak loopt wegens de productie van illegale kopieën en dat bij een doorzoeking in het kader van dat strafrechtelijk onderzoek bij [bedrijf 3] circa 9700 illegale muziekcd's zijn aangetroffen. Nader onderzoek is uitgebleven.
Dat de verdachte grote aantallen cd-doosjes en -trays heeft ingekocht en inlays van cd's liet scannen acht het hof in dit verband niet zonder meer belastend voor de verdachte. Zeer wel mogelijk is immers dat de verdachte in de cd-doosjes en -trays handelde, terwijl zonder meer ook niet onaannemelijk is dat de verdachte de ingescande inlays voor promotiedoeleinden gebruikte, zoals hij ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard.

Hof 's-Gravenhage 3 februari 2012, LJN BV5850 (meervoudige strafkamer illegaal vervaardigde dvd-kopieën),  LJN BV5750

 

Uit IEF 10923. Berner Conventie. De verdachte heeft samen met zijn medeverdachten op grote schaal bedrijfsmatig illegaal vervaardigde kopieën van diverse films, te weten Yash Raj Films International Limited en Tip Top Entertainment Limited, ter verspreiding voorhanden gehad en heeft zo in belangrijke mate het illegale circuit gefaciliteerd. Het hof stelt vast dat alle landen die in het dossier voorkomen aangesloten zijn bij de Berner Conventie. Op grond daarvan acht het hof bewezen dat de dvd's waar het in deze zaak om gaat, naar het land van herkomst auteursrechtelijk zijn beschermd. Het Hof veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 90 (negentig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 45 (vijfenveertig) dagen hechtenis. Zie verder IEF 10923.

HR 17 januari 2012, LJN BU2868 (internationale merken die wereldwijd bekend staan)

Uit IEF 10792. Strafrecht. Art. 337 Sr. Bewijsklacht opzet. Dat de merken internationale merken zijn die wereldwijd bekend staan, acht het hof een feit van algemene bekendheid. Bewezenverklaring is toereikend gemotiveerd. De conclusie van de AG is anders.

Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat: "hij op 25 februari 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk waren, die zelf of op hun verpakking valselijk waren voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had, te weten diverse goederen, bestaande uit onder andere stropdassen en zonnebrillen voorzien van onder andere het merk en/of de naam Louis Vuitton en Dior en Prada, heeft ingevoerd"

De raadsman voert aan dat opzet niet kan worden bewezen, omdat de verdachte de merken niet kent, vanwege de wereldwijde bekendheid van de merken, acht het hof dit volstrekt onaannemelijk. Het Hof heeft tot uitdrukking gebracht dat het een feit van algemene bekendheid is dat het hier gaat om "internationale merken die wereldwijd bekend staan". Gezien de tot het bewijs gebezigde goederenlijst is dat oordeel ook zonder nadere motivering niet onbegrijpelijk. Dit behoeft geen bewijs en het middel kan niet tot cassatie leiden (art. 81 RO - geen nadere motivering). Zie verder IEF 10792.

Zie voorgaande editie: IEF 10665 november 2011

IEF 11074

Hof bekrachtigt vonnis Boek9 vs. DeLex

Hof Amsterdam 20 maart 2012, LJN BW0561 (De Weerd en Stichting Boek 9 tegen DeLex B.V.)

Uitspraak ingestuurd door Christiaan Alberdingk Thijm en Douwe Linders, SOLV Advocaten.

Kort Geding grotendeels bekrachtigd [IEF 10134]. Zie ook het persbericht [IEF 9622]. Databankenrecht. Auteursrecht op berichten. Werkgeversauteursrecht. Investeringen in de website. Geen misleiding. Geen rectificatie. Geen verboden op basis van auteursrechtinbreuk.

Evenals de voorzieningenrechter oordeelt het Hof dat de Stichting Boek 9 inbreuk heeft gemaakt op de databankrechten van deLex. Anders dan de voorzieningenrechter, is het Hof echter van mening dat ook de auteursrechten op de berichten toebehoren aan deLex. Over en weer worden echter geen verboden uitgesproken op basis van auteursrechten. Vorderingen tegen De Weerd in persoon worden afgewezen omdat niet vaststaat dat hij persoonlijk de databank van deLex heeft gekopieerd.

Databankenrecht
DeLex is als databankrechthebbende aan te merken. De Stichting Boek 9 heeft een kopie gemaakt en op de site geplaatst. Dit moet worden aangemerkt als het opvragen en hergebruiken in de zin van de Databankenwet en is door de voorzieningenrechter terecht aangemerkt als inbreuk op het databankrecht. (r.o. 3.8.1 - 3.8.2).

Werkgeversauteursrecht
Voldoende aannemelijk is dat het tot de taak van De Weerd behoorde om berichten te maken voor de site boek9.nl. DeLex heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat er materieel gezag werd uitgeoefend en werd toegezien op het werk en men zich uitdrukkelijk als werkgever heeft opgesteld. Er is aldus op grond van artikel 7 Auteurswet sprake van werkgeversauteursrecht. Door overdracht heeft DeLex het auteursrecht verkregen. (r.o. 3.1.5 - 3.5.5)

Investeringen
Het hof is met de voorzieningenrechter van oordeel dat DeLex als rechthebbende op de lay-out en inrichting van de website moet worden beschouwd. DeLex heeft sedert januari 2006 geïnvesteerd onder meer op het gebied van het ontwerp, de hosting, het zogenoemde content management systeem en het beheer en onderhoud daarvan en het organiseren van activiteiten ter promotie van de website. Dat de investeringen (deels) door middel van sponsorinkomsten zijn gefinancierd, maakt dit niet anders, te minder nu DeLex de sponsorovereenkomsten heeft gesloten en de adverteerders heeft geworven. (r.o. 3.7).

Sponsorgelden / misleiding
Het hof bevestigt het oordeel van de voorzieningenrechter inzake de sponsorgelden: DeLex was immers rechthebbende op de website, droeg het ondernemersrisico en had de sponsorcontracten afgesloten. Van misleiding van de zijde van DeLex inhoudende dat zij ten onrechte de indruk zou hebben gewekt dat de website IE-forum.nl een voorzetting is van de website boek9.nl kan niet worden gesproken reeds omdat blijkens het voorgaande zulks in ieder geval voor een groot deel juist is. (r.o. 3.10).

Geen verbod op basis van auteursrechtinbreuk
Het Hof stelt vast dat deLex berichten heeft gekopieerd, maar veroordeelt deLex niet voor auteursrechtinbreuk omdat de auteursrechtelijke bescherming van de berichten beperkt is, deLex de berichten al heeft aangepast en dit ook niet opnieuw is voorgekomen (r.o. 3.13).

Proceskosten
DeLex zal worden veroordeeld in de kosten van geding in eerste aanleg in zaak 1 [tegen De Weerd in persoon]. Het hof begroot deze op € 6.000,- (i.p.v. €27.820), omdat er slechts sprake was van een conventionele vordering van deLex waartegen mondeling verweer is gevoerd. In zaak 2 zijn de kosten in eerste aanleg terecht gecompenseerd, ook de kosten in het hoger beroep worden gecompenseerd.

Lees voor het arrest hier (grosse zaaknr. 200.095.294/01 SKG, LJN BW0561)

IEF 11072

Niet een publiek figuur geworden door YouTube rapclip

Hof Amsterdam 20 maart 2012, LJN BV9304 (appellant tegen Het Parool B.V.)

In navolging van IEF 9345. Portretrecht. Botsing van grondrechten artt. 8 en 10 EVRM. Het hof oordeelt dat de publicatie van het portret van de verdachte van een misdrijf middels een foto in de krant en op de website van 19 september tot 30 december 2009 onrechtmatig was. De foto betreft een still uit een aan eiser gewijde aflevering uit NPS-serie "Vrije Radicalen".

Door zijn medewerking aan die documentaire (en aan de op YouTube gepubliceerde rapclip) is appellant niet een zodanig publiek figuur geworden dat hij daardoor moet dulden dat zijn herkenbare portret werd gepubliceerd bij het artikel in het landelijk dagblad Het Parool en op de website www.hetparool.nl, te minder omdat hij daardoor herkenbaar in verband werd gebracht met een (zeer ernstig) strafbaar feit. Het hof overweegt dat een minder herkenbaar portret de aantasting van zijn persoonlijke levenssfeer had kunnen beperken, zonder wezenlijk afbreuk te doen aan de zeggingskracht van het artikel.

Het Parool c.s. dienen voor de immateriële schadevergoeding een bedrag van €1.500 te betalen.

3.6 Zoals de rechtbank heeft overwogen is niet in geschil dat [ Appellant ] op de foto herkenbaar in beeld is en dat het hierbij gaat om een niet in opdracht van [ Appellant ] vervaardigd portret dat openbaar is gemaakt in Het Parool en op de website www.hetparool.nl. Op grond van artikel 21 Auteurswet is openbaarmaking van een zonder opdracht van de geportretteerde gemaakt portret niet geoorloofd, voor zover een redelijk belang van de geportretteerde zich tegen openbaarmaking verzet. Onder een redelijk belang als bedoeld in dit artikel valt de bescherming van de geportretteerde, in dit geval [ Appellant ], tegen inbreuken op zijn recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer. Het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer wordt naar zijn inhoud mede bepaald door artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Dit fundamentele recht van [ Appellant ] kan botsen met het fundamentele recht van Het Parool c.s., uitgeefster en hoofdredacteur van dagblad Het Parool, op vrijheid van meningsuiting. De rechtbank heeft dit ook tot uitdrukking gebracht in rechtsoverweging 4.2 van het bestreden vonnis en heeft terecht overwogen dat de openbaarmaking van de gewraakte foto in Het Parool en via de website www.hetparool.nl is aan te merken als een meningsuiting in de zin van artikel 10 EVRM.

3.10 Ofschoon aan Het Parool c.s. kan worden toegegeven dat de foto geen details of his private life bevat, de zeggingskracht van het artikel versterkt en op zichzelf relevant is, is het hof van oordeel dat met de publicatie van de beeltenis van zijn gezicht bij het artikel inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [ Appellant ]. Hierbij moet worden bedacht dat [ Appellant ] blijkens het artikel wordt verdacht van een (zeer ernstig) strafbaar feit. De volgende vraag die beantwoord dient te worden is of deze inbreuk, gelet op de vrijheid van meningsuiting van Het Parool c.s. onrechtmatig is jegens [ Appellant ].

3.11 Het hof is van oordeel dat zulks het geval is. [ Appellant ] hoeft naar het oordeel van het hof de publicatie van het herkenbare portret bij het artikel niet te dulden. Zonder wezenlijk afbreuk te doen aan de zeggingskracht van het artikel, hadden het Parool c.s. immers een minder herkenbaar portret van [ Appellant ] kunnen publiceren, bijvoorbeeld door het plaatsen van een balkje over de ogen. Het Parool c.s hebben in dit verband aangevoerd dat hierover in andere zaken ook wel is geoordeeld dat deze maatregel extra criminaliserend werkt, maar dat gaat in deze zaak niet op, omdat het artikel in het teken stond van de verdenking van een geweldsmisdrijf en de op handen zijnde behandeling daarvan door de strafrechter. Het hof is van oordeel dat bij de publicatie van portretten van verdachten van strafbare feiten in beginsel terughoudendheid op zijn plaats is.

3.12 De omstandigheid dat [ Appellant ] in 2007 actief heeft meegewerkt aan de documentaire, die in november 2007 en juni 2008 op televisie is uitgezonden en tot eind 2009 op internet viel te bekijken, rechtvaardigt niet het plaatsen van een herkenbaar portret bij het artikel over die documentaire en de aanstaande strafzaak. Door zijn medewerking aan die documentaire (en aan de op YouTube gepubliceerde rapclip) is [ Appellant ] niet een zodanig publiek figuur geworden dat hij daardoor moet dulden dat zijn herkenbare portret werd gepubliceerd bij het artikel in het landelijk dagblad Het Parool en op de website www.hetparool.nl, te minder omdat hij daardoor herkenbaar in verband werd gebracht met een (zeer ernstig) strafbaar feit. Zoals hiervoor is overwogen had een minder herkenbaar portret de aantasting van zijn persoonlijke levenssfeer kunnen beperken, zonder wezenlijk afbreuk te doen aan de zeggingskracht van het artikel. Dat thans nog portretten van [ Appellant ] op internet kunnen worden gevonden (afkomstig uit de documentaire en de rapclip), kan niet tot een ander oordeel leiden. Van belang is immers dat Het Parool c.s. destijds een foto hebben gepubliceerd in de krant, die – anders dan bij het gebruikmaken van internet - in één oogopslag en zonder verdere handelingen waargenomen kon worden. De vrijheid die Het Parool c.s. in beginsel hebben om naar eigen inzicht te bepalen op welke wijze zij een nieuwswaardig feit onder de aandacht van het publiek willen brengen, gaat niet zover dat het hun in de concrete omstandigheden van deze zaak vrijstond een herkenbaar portret van [ Appellant ] bij het artikel te plaatsen.

3.13 Alle omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, is het hof dan ook van oordeel dat het recht van [ Appellant ] op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer zwaarder dient te wegen dan het recht van Het Parool c.s. op vrijheid van meningsuiting. Daarmee is het onrechtmatig handelen van Het Parool c.s. jegens [ Appellant ] gegeven.

Lees het arrest hier (LJN, schone pdf)

Op anders blogs:
Mediareport (Hof vernietigt vonnis rechtbank: Het Parool mocht herkenbare foto verdachte toch niet plaatsen)

IEF 11068

In Gods naam

Vzr. Rechtbank Maastricht 19 maart 2012, LJN BV9228 (Eiser tegen auteurs/gedaagden en Dutch Media Uitgevers)

Als randvermelding
. Vrijheid van meningsuiting tegenover onrechtmatigheid in de zin van 6:162 BW. Spoedeisend belang bij een tweede druk?

Eiser vordert succesvol om gedaagden een tweede en verdere druk van het boek “In Gods naam” met de subtitel “De affaire Joep Haffmans: Een onthutsend beeld van de katholieke kerk en haar leiders” (hier) uit te brengen en in het verkeer te brengen, indien en zolang daarin niet de aanpassingen zijn aangebracht.

Ondanks dat eiser een onmiddellijke voorziening vorig jaar, tegen de eerste druk van het boek, niet noodzakelijk achtte, is het gedaagden nu - een half jaar later - voor de tweede druk niet duidelijk wat haar spoedeisend belang is, temeer nu de eerste druk nog steeds verkrijgbaar is. In dat kader werpen de gedaagden de vraag op welke omstandigheden maken, dat het voor de tweede druk van het boek noodzakelijk is, dat het grondrecht van de auteurs op een vrije meningsuiting moet worden ingeperkt. Aangezien het gaat om een ongewijzigde tweede druk en daarmee een hernieuwde aantasting van eer en goede naam is het belang aanwezig. Temeer nu de uitgever in het midden laat of en wanneer een tweede druk zal worden uitgebracht.

Er volgt een verbod op publicatie tenzij enkele passages worden aangepast. Dit kort geding gaat over onrechtmatigheid, feitelijke onjuistheid, incriminerende werking, aantasting eer en goede naam, misstand, context, de auditu-verklaringen, nevenbewijs, de verifieerbaarheid van de feitelijke basis en over het feit dat gedaagde hebben nagelaten de feitelijke basis kenbaar zorgvuldig en accuraat te verzekeren.

 

In citaten:
3.1. Gedaagden stellen voorop dat eiser geen spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorziening in kort geding. Eiser achtte immers een onmiddellijke voorziening vorig jaar, tegen de eerste druk van het boek, niet noodzakelijk, waarom zou dat dan nu – een half jaar later – voor de tweede druk wel het geval zijn, temeer nu de eerste druk nog steeds verkrijgbaar is? In dat kader werpen gedaagden de vraag op welke omstandigheden maken dat het voor de tweede druk van het boek noodzakelijk is dat het grondrecht van de auteurs op een vrije meningsuiting moet worden ingeperkt? Dergelijke omstandigheden zijn volgens gedaagden niet aanwezig en worden door eiser ook niet gesteld.
De voorzieningenrechter overweegt dienaangaande als volgt.
De vraag of een eisende partij in kort geding voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, dient beantwoord te worden aan de hand van een afweging van de belangen van partijen, beoordeeld naar de toestand ten tijde van de uitspraak.
Indien er veronderstellenderwijze vanuit wordt gegaan dat, zoals eiser stelt, gedaagden gelet op de thans bekende feiten en omstandigheden onrechtmatig zullen handelen als zij een ongewijzigde versie van het boek in omloop brengen heeft hij thans spoedeisend belang om een ongewijzigde tweede druk en daarmee een nieuwe herhaalde aantasting van zijn eer en goede naam tegen te houden, daargelaten, of dat verbod inhoudelijk gezien toewijsbaar is, waarover later in dit vonnis meer. Een en ander klemt te meer, nu de uitgever desgevraagd ter zitting in het midden liet of en wanneer een tweede druk zal worden uitgebracht. Een voldoende spoedeisend belang is derhalve aanwezig.

[red. Historisch betekenis ]
3.5.1 Om duidelijk te maken hoe dit allemaal kon gebeuren moesten de auteurs, zo hebben zij aangegeven, een breder beeld schetsen van de katholieke kerk in Limburg in de jaren dat [[H]] hier werkzaam was. Dat was onder leiding van Jo [[G]], bisschop van het bisdom Roermond. Bisschop [[G]] heeft [[H]] in de jaren zeventig opgeleid en later aangesteld tot pastoor. Een van de andere jonge priesters die in dezelfde periode door [[G]] werd opgeleid en later aangesteld tot pastoor en deken was eiser. Het was dan ook opmerkelijk dat een van zijn volgelingen, eiser, in de jaren negentig openlijk kritiek uitte op de streng conservatieve lijn van bisschop [[G]], hetgeen zelfs tot zijn ontslag leidde. Dit maakt, nog steeds volgens de auteurs, eiser tot een persoon van historische betekenis die in deze schets van de katholieke kerk in Limburg niet mag ontbreken. Eiser is een publiek figuur, getuige ook zijn verschijning in de media (b.v. z. ro. 3.8).

3.5.2. Tegen deze opzet heeft eiser ook geen bezwaar gemaakt. In tegendeel. Hij maakt slechts bezwaar tegen 18 van de 37 vermeldingen van zijn naam in het boek. Een hoofdstuk draagt zelfs zijn naam als titel, maar hiertegen heeft eiser zich niet verzet.

[red. historie/ fictie]

3.5.3. Vooropgesteld dat het boek dus kennelijk beoogt de affaire [[H]] gedeeltelijk vanuit een historisch perspectief te beschrijven mag worden vereist dat in de historische gedeelten zowel de feiten als de context waarin die feiten worden geplaatst juist zijn.
Voor het deel van het boek dat op fictie is gebaseerd geldt, dat een volkomen neutrale formulering niet is vereist, gezien de subjectieve benadering op die plaatsen in het boek. Wel geldt ook op die plaatsen dat de vermeldingen onnodig grievend en beledigend kunnen zijn, zodra zij als feiten worden gesteld en in verband worden gebracht met een misstand waarmee eiser niets te maken heeft. De vraag is daarom aan de orde, of het verweer van gedaagden, dat de naam van eiser weliswaar in het boek wordt genoemd, maar dat zijn eer en goede naam niet worden aangetast, en dat iedere lezer kan lezen dat eiser nergens bij betrokken was, slaagt.
Daartoe worden in het navolgende de door eiser gevorderde wijzigingen ieder afzonderlijk beoordeeld.
Hierbij dient nog te worden opgemerkt dat het niet aan eiser is om de verhalen die over hem de ronde doen te ontzenuwen, maar aan de auteurs om over een en ander pas te publiceren wanneer zij voor die publicatie voldoende gegronde verifieerbare aanwijzingen hebben.
IEF 11004

Uitlatingen en links daarnaar verwijderen

Vzr. Rechtbank Amsterdam 6 maart 2012, LJN BV7697 (advocatenmaatschap tegen Micha Kat en Stichting Klokkenluideronline.nl)

De follow-up na IEF 10931 (Dagvaarding aan kantooradres van SIDN).

Kort geding-procesrecht: De gedaagden zijn niet verschenen. Zij hebben geen verweer gevoerd. Voorzover in de e-mails van gedaagde bezwaren zijn geuit tegen de vorderingen wordt daarop geen acht geslagen. Wie gedagvaard wordt in kort geding moet immers in persoon of bij advocaat verschijnen. Bij de voorzieningenrechter kan geen schriftelijk verweer worden gevoerd.

Onrechtmatig uitingen en links daarnaar (laten) verwijderen: Op vordering van een advocatenkantoor en de twee bij dit kantoor aangesloten advocaten wordt het een journalist en een stichting die een website exploiteert in kort geding verboden nog langer onrechtmatige uitlatingen over dit advocatenkantoor en de twee advocaten te doen. Tevens dienen gedaagden onrechtmatige uitlatingen (en links daarnaar) van het internet te (laten) verwijderen. Ook dienen gedaagden zoekmachines te verzoeken om zoekresultaten te verwijderen, ook uit het cachegeheugen, waarin melding wordt gemaakt van titels van publicaties en artikelen op klokkenluideronline.nl waarin advocatenkantoor/advocaten werden genoemd.

Dictum:
Voorzieningenrechter

3.3. beveelt gedaagden om binnen drie dagen na dit vonnis zowel de urls alsook de inhoud van alle aan deze kwestie gelieerde berichten op andere websites dan voornoemd te (doen) verwijderen en verwijderd te (doen) houden waaronder, maar niet uitsluitend, de links:
[volgt een opsomming van 11 websites]
op straffe van een na betekening van dit vonnis verschuldigde dwangsom van € 1.000,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat dit bevel wordt overtreden, met een maximum van € 100.000,-, en machtigt eisers op grond van artikel 3:299 BW om deze handelingen zelf te verrichten, indien gedaagden ondanks executie van de dwangsom dit bevel niet ten uitvoer leggen,

3.4. beveelt gedaagden om binnen zeven dagen na dit vonnis alle in het lichaam der dagvaarding onder 6 vermelde zoekmachines schriftelijk te verzoeken (onder onmiddellijke afgifte van kopieën daarvan aan eisers) om alle zoekresultaten op het internet te verwijderen en verwijderd te houden, ook uit het cachegeheugen, waarin melding wordt gemaakt van de titel en/of delen van de publicaties en/of van de artikelen waarin [het advocatenkantoor] en/of [advocaat 1] en/of [advocaat 2] op www.klokkenluideronline.nl, worden of werden genoemd zoals in het lichaam van de dagvaarding vermeld, op straffe van verbeurte van een na betekening van dit vonnis verschuldigde dwangsom van € 1.000,-- per overtreding alsmede van € 1.000,-- per dag of gedeelte daarvan dat gedaagden in gebreke blijven aan een van deze bevelen te voldoen, met een maximum van € 100.000,-,

3.6. verbiedt gedaagden om eisers telefonisch te benaderen of door derden te laten benaderen en verbiedt gedaagde sub 1 om zich gedurende één jaar na heden binnen een afstand van 100 meter van het kantoor van [het advocatenkantoor] te […] te bevinden, op straffe van verbeurte van een na betekening van dit vonnis verschuldigde dwangsom van € 1.000,-- per overtreding met een maximum van € 100.000,-,

Op andere blogs:
Advocatie (Kat moet stoppen met onrechtmatige uitlatingen over advocaten)

IEF 10984

Royalty's als resultaat uit overige werkzaamheden

Hof 's-Hertogenbosch 9 december 2011, LJN BV7604 (Belanghebbende X tegen Belastinginspecteur Limburg).

Ontvangen royalty’s in Nederland belast als resultaat uit overige werkzaamheden.

Belanghebbende heeft in de jaren 1990 tot en met 1992 postdoctoraal wetenschappelijk onderzoek verricht in Engeland. Daar waar belanghebbende onderzoek verrichtte [red. in't arrest A genoemd] werd van alle werknemers en 'visiting workers' verlangd dat zij een verklaring ondertekenden waarin zij afstand deden van eventuele octrooien of patentrechten voortvloeiende uit hun werk. De door belanghebbende ontvangen bruto bedragen worden in het arrest genoemd, oplopende tot 2,1 miljoen euro per jaar.

Eerst bepleit belanghebbende dat er geen oorzakelijk verband is tussen de door hem ontvangen bedragen en de verrichte werkzaamheden, omdat hij geen afdwingbaar recht had op de royalty's. Vervolgens stelt belanghebbende dat het Verenigd Koninkrijk heffingsbevoegd is. Er volgt discussie over de uitzondering op het heffingsrecht dat toekomt aan de woonstaat; het vaste inrichting of vast middelpunt-principe. Dat faalt eveneens, omdat het moet gaan om recht op de zaak uit hoofde waarvan royalty's verschuldigd zijn dat tot het beroepsvermogen behoort. Van dat recht had belanghebbende reeds afstand gedaan.

In citaten:
4.9. Belanghebbende bestrijdt het bestaan van een oorzakelijk verband tussen de door hem ontvangen bedragen en de door hem bij A verrichte werkzaamheden. Hij acht redengevend, dat hij, naar hij stelt, geen (afdwingbaar) recht had op die bedragen. Hij stelt dat sprake is van een discretionaire bevoegdheid van (de betrokken projectleider bij) A, die jaarlijks bepaalde wie, en tot welk bedrag, betalingen zou ontvangen. Hij stelt tevens dat hij bedragen heeft ontvangen die betrekking hebben op octrooien, aan de totstandkoming waarvan hij in het geheel niet heeft meegewerkt. Dat betekent, aldus belanghebbende, dat de door hem ontvangen bedragen niet aan die werkzaamheden kunnen worden toegerekend en het ondersteunt, zo stelt hij, zijn opvatting dat er geen, dan wel onvoldoende, causaal verband bestaat tussen zijn werkzaamheden en de door hem ontvangen baten. Hij verwijst voorts naar een opinie van advocaat David Rainford, die expert op het gebied van de Patent Act 1977 zou zijn, en die te kennen geeft dat belanghebbende als 'inventor' geen rechtens afdwingbare rechten op royalty's zou hebben, nu hij de afstandsverklaring heeft ondertekend (zijnde een overeenkomst in de zin van artikel zeven, lid 2 b van de Patent Act 1977). Uitsluitend werknemers die 'inventor' zijn, zouden namelijk een afdwingbaar recht op royalty's hebben ten aanzien van door hen gedane uitvindingen, maar belanghebbende was geen werknemer. 4.13. Artikel 12, eerste lid, kent het heffingsrecht voor royalty's toe aan de woonstaat. Het derde lid introduceert een uitzondering op deze regel, en luidt als volgt.

4.9.1. Het Hof verwerpt belanghebbendes standpunt. Naar het oordeel van het Hof vinden de door belanghebbende ontvangen bedragen hun enige oorzaak in de door hem bij A verrichte werkzaamheden.

4.9.2. De vraag of belanghebbende juridisch afdwingbare rechten had jegens A op betalingen, kan in het midden blijven. De stukken van het geding - in het bijzonder de afstandsverklaring, de e-mails aan belanghebbendes gemachtigde, en de brieven van A aan belanghebbende zelf - tonen aan, dat A belanghebbende beschouwde als rechthebbende, dat wil zeggen als een der personen die - hetzij als 'inventor', hetzij anderszins - met zijn werkzaamheden heeft bijgedragen aan de totstandkoming van een profijtbrengend octrooi, of in ieder geval als iemand die, in verband met zijn bij A verrichte werkzaamheden, verdiende een deel van de opbrengsten te ontvangen. Daarin ligt de oorzaak van de betalingen door A aan belanghebbende.

4.13. (...) De bepaling van het eerste lid van dit artikel is niet van toepassing, indien de uiteindelijke gerechtigde tot de royalty's, die inwoner is van een van de Staten, in de andere Staat waaruit de royalty's afkomstig zijn een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, of in die andere Staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gevestigd vast middelpunt, en het recht op de zaak uit hoofde waarvan de royalty's verschuldigd zijn, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vast middelpunt behoort. In dat geval zijn, naargelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van toepassing.

4.14. Belanghebbende stelt, dat de laboratoria van A te D en de destijds door hem in het Verenigd Koninkrijk gehuurde woning als vast middelpunt kwalificeren. Voor de door belanghebbende verdedigde toepassing van artikel 12, derde lid, van het Verdrag is, naast de aanwezigheid van een vast middelpunt in het Verenigd Koninkrijk, tevens vereist, dat het recht op de zaak uit hoofde waarvan de royalty's verschuldigd zijn, tot het beroepsvermogen van dat vast middelpunt behoort. Aan die laatste voorwaarde is niet voldaan, zodat reeds om die reden belanghebbendes beroep op deze bepaling wordt verworpen.

IEF 10955

Who's in, who's out

Vzr. Rechtbank Amsterdam 23 februari 2012, LJN BV7207 (eiser tegen K beheer B.V. tegen NewBetv)

Uitspraak ingezonden door Marc de Boer, Boekx.

Als randvermelding mediarecht. Contracten en (spel)voorwaarden. Over het willen verzilveren van een prijs. Eiser vordert een rol in de tv-serie "Who's in, who's out" omdat hij via internet een rol in een pilot heeft gewonnen. In de algemene (spel)voorwaarden staat dat de winnaar van  de Pilot ook gegarandeerd een van de hoofdrollen heeft in de serie als deze op tv wordt uitgezonden. Het gewonnen hebben van de rol in de pilot levert, na opnieuw ontwikkelen van de serie, geen rol op. K Beheer heeft geen invloed op de keuze van de acteurs en kan de overeenkomst niet nakomen.

4.6. Uit de wederzijds standpunten blijkt dat partijen de algemene voorwaarden op dit punt elk in verschillende zin uitleggen. (...) Uit de tekst valt naar voorlopig oordeel niet op te maken dat 'deze' uitsluitend verwijst naar 'de pilot' en niet naar 'de serie'. Evenmin wordt dit voorshands aannemelijk uit de tekst van de website, nu het onzijdige gebruikte woord 'het' in de zinsnede 'of en wanneer op welke zender het uitgezonden gaat worden' niet uitsluitend naar 'de pilot' hoeft te verwijzen. Dat betekent datt op dit moment noch de bewoording van de artikelen 9 en 13 van de algemene voorwaarden, noch die in combinatie met de tekst op de website, voldoende aannemelijk maakt dat het recht op een rol in de serie bij BNN slechts ontstaat, indien - behalve de serie - ook de pilot op televisie wordt uitgezonden. Zelfs als dit uit de algemene voorwaarden in combinatie met de tekst op de website moet worden gelezen - zoals K beheer heeeft betoogd - was een duidelijk omschreven voorbehoud hiertoe op de website op zijn plaats geweest. Dit betekent dat naar voorlopig oordeel (sic) mocht en kon begrijpen dat krachtens de algemene voorwaarden hem een rol werd gegarandeerd  in de serie, indien de serie op televisie zou worden uitgezonden. Nu tussen partijen niet in geschil is dat de serie op televisie wordt uitgezonden, bestaat naar voorlopig oordeel tussen K beheer dan ook  op grond van de algemene voorwaarden een overeenkomst tot het geven van een rol aan (sic) in de serie.


Nakoming: voldoende aannemelijk dat K beheer geen invloed op de keuze van de acteurs en BNN staat dat haar niet toe 4.9. (...) Naar voorlopig oordeel kan K Beheer daardoor de overeenkomst niet nakomen, zodat (sic) geen belang heeft bij toewijzing van de primair gevorderde voorziening. Deze wordt dan ook geweigerd.

Lees het vonnis hier (grosse KG ZA 12-75, LJN BV7207 en schone pdf).
Op andere blogs:
SOLV ('Who´s in, Who´s out': sorry, but you are out...)

IEF 10926

Moeilijk te rijmen dat niet akkoord is gegaan

Hof Amsterdam 3 februari 2012, zaaknr. 200/101.312/01 SKG (Stichting NTR tegen T.B./N.B.)

Uitspraak ingezonden door Charissa Koster en Freek Stoove, ABC Legal.

Turbo spoed appel. Portretrecht artikel 21 Aw. Afwegen van grondrechten, waardoor casuïstiek niet onbelangrijk is. In navolging van IEF 10863 (vzr. Amsterdam) waarin werd afgewogen dat het onduidelijk is onder welke voorwaarden er aanvankelijk medewerking is toegezegd en dus de uitzending werd verboden.

Het Hof neemt als uitgangspunt dat een persoon die erin heeft toegestemd dat van hem filmopnamen worden gemaakt ten behoeven van een tv-programma in beginsel de uitzending niet kan verhinderen. Een beroep op het portretrecht is door het verlenen van toestemming in de regel afgesneden. Aan de opnamen heeft T.B. steeds vrijwillig zijn medewerking verleend onder meer door het dragen van een opgespelde microfoon. Des te meer valt het moeilijk te rijmen niet akkoord is gegaan, omdat de gemonteerde documentaire is bekeken.

Dat de documentaire afwijkt van normen van zorgvuldige en maatschappelijk aanvaardbare journalistiek is niet aannemelijk. Er is een indringend maar respectvol beeld gemaakt met de bij het leven horende ups en downs en de documentaire eindigt positief.

Van een situatie waarin het door artikel 8 EVRM gewaarborgde recht op bescherming van het privé leven (op relevante wijze) is geschonden en/of zou moeten prevaleren boven de in artikel 10 EVRM gewaarborgde uitingsvrijheid is naar het oordeel van het hof ook gelet op dit een en ander geen sprake." (r.o. 4.5).

4.6. Met betrekking tot het door B. gestelde 'vetorecht', ten aanzien van de uitzending van de documentaire is het hof, anders dan de voorzieningenrechter, van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat B. een dergelijk recht is verleend en/of dat hem daarop thans nog een beroep toekomt. Het hof wijst er in dit verband op dat NTR, met een beroep op verklaringen van o.a. T.V., die als producent en eindredacteur van de serie optrad, en van programmamaker P.T., gemotiveerd betwist dat aan B. en/of T. een 'vetorecht' zou zijn toegezegd. Anders dan B. in de Memorie van Antwoord betoogt, vindt die toezegging geen steun in de door NTR als productie in hoger beroep overlegde verklaring van B.B., onderdirecteur bij JJC. Uit het feit dat aan B. en T. van de zijde van NTR zou zijn medegedeeld dat de documentaire aan hen zou worden vertoond en dat "zij dan eventuele bezwaren kenbaar zouden kunnen maken" valt een dergelijke toezegging immers niet op te maken. Wel kan daaruit worden afgeleid dat B. en T. in de gelegenheid zouden worden gesteld om eventuele onjuistheden te signaleren en bezwaren met betrekking tot de beeldvorming te uiten en dat NTR gehouden zou zijn daaraan binnen redelijke grenzen tegemoet te komen, zoals in het onderhavige geval ook is geschied.

IEF 10923

Meervoudige strafkamer illegaal vervaardigde dvd-kopieën

Hof 's-Gravenhage 3 februari 2012, LJN BV5850 (meervoudige strafkamer illegaal vervaardigde dvd-kopieën), LJN BV5750

Berner Conventie. De verdachte heeft samen met zijn medeverdachten op grote schaal bedrijfsmatig illegaal vervaardigde kopieën van diverse films,  te weten Yash Raj Films International Limited en Tip Top Entertainment Limited, ter verspreiding voorhanden gehad en heeft zo in belangrijke mate het illegale circuit gefaciliteerd. Het hof stelt vast dat alle landen die in het dossier voorkomen aangesloten zijn bij de Berner Conventie. Op grond daarvan acht het hof bewezen dat de dvd's waar het in deze zaak om gaat, naar het land van herkomst auteursrechtelijk zijn beschermd. Het Hof veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 90 (negentig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 45 (vijfenveertig) dagen hechtenis.

Ontbreken van opzet
Met betrekking tot het ontbreken van de opzet bij de verdachte overweegt het hof het volgende. De verdachte stond op een parkeerterrein met zijn medeverdachten bij auto's vol met spindels met dvd's, kaften van dvd-dozen te bekijken. Diverse getuigen, onder wie [getuige 1] en [getuige 2], hebben verklaard dat alle betrokkenen ermee bekend waren dat het hier ging om illegale kopieën van recente films. In de schuur van de medeverdachte [medeverdachte] zijn grote voorraden illegale dvd's aangetroffen, waarmee de markt werd bevoorraad. Naast dvd's op spindel, was er sprake van lege doosjes en slecht vervaardigde kopieën van de inlegvellen. De objectieve omstandigheden, in samenhang beschouwd met hetgeen de getuigen hebben verklaard, brengen het hof ertoe wettig en overtuigend bewezen te achten dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld.

Verder stelt het hof vast dat alle landen die in het dossier voorkomen aangesloten zijn bij de Berner Conventie. Op grond daarvan acht het hof bewezen dat de dvd's waar het in deze zaak om gaat, naar het land van herkomst auteursrechtelijk zijn beschermd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 31a en 31b van de Auteurswet 1912 en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Het ten laste gelegde is bewezen verklaard:
hij op een of meer tijdstip(pen) liggende in of omstreeks de periode van 1 augustus 2005 tot en met 12 september 2005 te Den Haag en/of te Zoetermeer en/of te Rotterdam, in elk geval (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met [medeverdachte] heeft in de periode van november 2008 tot en met februari 2010, samen met een of meer mededaders in winkelbedrijven op geraffineerde wijze een zeer groot aantal met name oudere personen bestolen van hun portemonnee. In enkele gevallen werd korte tijd later met de gestolen pinpas geld opgenomen van de rekening van het slachtoffer en/of [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] althans een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk een of meer voorwerp(en), te weten een (groot) aantal informatiedrager(s) (cd's en/of dvd('s), waarin (telkens) met inbreuk op het auteursrecht van (een) ander(en), te weten Yash Raj Films International Limited en/of Tip Top Entertainment Limited en/of een of meer andere rechthebbende(n), zonder toestemming van bovenbedoelde rechthebbende(n), illegaal vervaardigde kopieën van een of meer werk(en), te weten (een) filmwerk(en) met onder meer de titel(s), "Bunty aur Babli" "Veer-Zaara" "Parineeta" "Sarkaar" "Viruddh" was/waren vervat, openlijk ter verspreiding heeft/hebben aangeboden en/of ter verspreiding voorhanden heeft/hebben gehad, zulks terwijl hij/zij, verdachte, en/of zijn/ haar mededader(s) van het plegen van voornoemd(e) misdrijf/misdrijven zijn/haar/hun beroep heeft/hebben gemaakt of het plegen van voornoemd(e) misdrijf/misdrijven als bedrijf heeft/hebben uitgeoefend.

IEF 10920

Geen filtersysteem installeren voor sociaalnetwerksites

HvJ EU 16 februari 2012, zaak C-360/10 (SABAM tegen Netlog) - dossier - persbericht

Gelijkenis met IEF 10551 (Scarlet/SABAM). Mag preventief filteren verplicht worden gesteld bij een sociaalnetwerksite? Neen...

De exploitant van een sociaalnetwerksite kan niet worden verplicht voor al zijn gebruikers een algemeen filtersysteem te installeren om te voorkomen dat muziek- en audiovisuele werken onrechtmatig worden gebruikt. Die verplichting zou in strijd zijn met het verbod om aan een dergelijke dienstverlener een algemene toezichtverplichting op te leggen alsook met het vereiste dat een juist evenwicht wordt verzekerd tussen enerzijds de bescherming van het auteursrecht en anderzijds de vrijheid van ondernemerschap, het recht op bescherming van persoonsgegevens en de vrijheid kennis te nemen en te geven van informatie.

Antwoord:
De richtlijnen [red. inzake elektronische handel”, infosoc-harmonisatie richtlijn, IE-handhavingsrichtlijn], samen gelezen en uitgelegd tegen de achtergrond van de vereisten die voortvloeien uit de bescherming van de toepasselijke grondrechten, moeten aldus worden uitgelegd dat zij eraan in de weg staan dat een hostingdienstverlener door een nationale rechter wordt gelast een filtersysteem te installeren:
– voor de informatie die de gebruikers van zijn diensten op zijn servers opslaan;
– dat zonder onderscheid op al die gebruikers wordt toegepast;
– dat preventief werkt;
– dat uitsluitend door hem wordt bekostigd, en
– dat geen beperking in de tijd kent,
waarmee elektronische bestanden die muziek‑, cinematografische of audiovisuele werken bevatten waarvan de verzoekende partij stelt bepaalde intellectuele-eigendomsrechten te bezitten, kunnen worden geïdentificeerd, zodat kan worden voorkomen dat die werken ter beschikking van het publiek worden gesteld en aldus het auteursrecht wordt geschonden.

Op andere blogs:
Bits of Freedom: EU Hof: permanent controleren internetters verboden
DeGier|Stam Social network websites en ISP's hebben geen algemene filterverplichting voor o.a. illegale muziek
DomJur 2012-833
EDRI: SABAM Vs Netlog - Another Important Ruling For Fundamental Rights
ICT~Office Europese rechter: verbod internetfilter geldt ook voor hostingbedrijven
IViR Gezamenlijke noot onder Hof van Justitie EU 24 november 2011, C-70/10 (Scarlet Extended NV/SABAM) en Hof van Justitie EU 16 februari 2012, C-360/10 (SABAM/Netlog NV)
IPKAT: A Study in Scarlet as Court imposes blanket ban on blanket filters -- again
KluwerCopyrightBlog SABAM v. Netlog (CJEU C 360/10) … as expected!
Techdirt: EU Court Of Justice Says Social Networks Can't Be Forced To Be Copyright Cops
The1709blog: Filtering is not for social networks, says the CJEU
Torrentfreak: EU Court Bans Anti-Piracy Filters On Hosting Services
Recht.nl
SOLV: HVJEU: ook social networks hoeven niet te filteren
Schoups advocaten (Sabam vs. Netlog)
Webwereld: EU-Hof verbiedt copyright-filterplicht voor hosters