Overige  

IEF 10918

Zolang de factuur niet is betaald

Rechtbank 's-Gravenhage 15 februari 2012, HA Z 11-2654 (Onsia tegen Liniper Exploitatie I B.V.)

Incident. Auteursrecht. Algemene voorwaarden.Onsia heeft ontwerpwerkzaamheden voor Liniper verricht voor de verbouwing en uitbreiding van een voormalige wagenschuur te Nootdorp. De opdracht is met wederzijdse instemming beëindigd. Onsia vordert verbod op uitvoering op basis van auteursrecht. Ingevolge de algemene voorwaarden is het auteursrecht niet overgedragen zolang de factuur niet is betaald. Hierdoor staat het Liniper niet vrij met medewerking van een andere architect het project uit te voeren. Vorderingen worden afgewezen.

Verder in citaten:

4.3.Liniper heeft niet betwist dat zij voornemens is het project uit te laten voeren, doch zij heeft daarbij uitdrukkelijk aangegeven dat dit niet aan de hand van het ontwerp van Onsia zal gebeuren, maar op basis van het ontwerp van een andere architect, dat op essentiële punten zal afwijken van het eerdere ontwerp. (...) In het licht hiervan heeft Onsia onvoldoende gemotiveerd gesteld dat inbreuk op zijn auteursrecht dreigt, zodat hij geen belang aannemelijk heeft gemaakt bij het gevorderde verbod. De gevorderde voorlopige voorziening inhoudende een verbod zal derhalve worden afgewezen.

4.4.    Partijen zijn voor uitvoering van de werkzaamheden van Onsia kennelijk aanvankelijk een bedrag van € 28.000,- overeengekomen (zoals ook volgt uit de door Onsia overgelegde productie D, zijn brief aan Liniper van 28 april 2011), welk bedrag deels of geheel door Liniper is voldaan. Het meerdere wordt door Liniper betwist terwijl in dit stadium van de procedure de verschuldigdheid vooralsnog onvoldoende blijkt. Voor toewijzing van het gevorderde voorschot is in ieder geval noodzakelijk dat de verschuldigdheid van het bedrag in hoge mate aannemelijk is. Dit is niet het geval. Ook het gevorderde voorschot dient derhalve te worden afgewezen. 

IEF 10915

Kwekerslicentie na faillisement geëindigd

Hof Amsterdam 31 januari 2012, LJN BV5533 (appellanten tegen curator v.o.f.)

Als randvermelding. Kwekersrechten in faillissement. Actio pauliana. Vernietiging overeenkomst tot verdeling vermogen v.o.f.. Verbintenissen tot waardevergoeding.

Doordat kwekerslicenties als gevolg van faillissement zijn geëindigd, hebben de (voor de teelt bestemde) bloembollen feitelijk geen waarde meer. Uit vernietiging voortvloeiende verbintenis tot vergoeding waarde bollen beloopt dus nihil.

4.18  Voor zover [ Appellant 1 ] en [ Appellant 2 ] erover klagen dat de rechtbank aan de partijen leliebollen die tot het vermogen van de eerste vennootschap hebben behoord en die bij de akte van 10 oktober 2003 – als onderdeel van de bedrijfsmiddelen van die vennootschap - aan hen zijn toegedeeld, een waarde van € 40.850,- heeft toegekend, kunnen zij wel worden gevolgd. Tussen partijen staat vast dat de kwekersrechten op de betrokken lelierassen telkens werden gehouden door een derde, die aan de eerste vennootschap, door middel van daarmee gesloten licentie¬overeenkomsten, onder de in die overeenkomsten bepaalde voorwaarden toestemming heeft verleend om dat recht uit te oefenen. Tussen partijen staat eveneens vast dat na de ontbinding van de eerste vennootschap eenzelfde toestemming – stilzwijgend – aan de tweede vennootschap is verleend, onder de voorwaarden die in de licentie¬overeenkomsten met de eerste vennootschap zijn bepaald. De curator heeft niet voldoende weersproken dat als gevolg van het faillissement van de tweede vennootschap, krachtens het bepaalde in de licentieovereenkomsten dan wel door de beëindiging daarvan, de bevoegdheid van deze vennootschap tot uitoefening van het kwekersrecht is komen te vervallen, zodat ook dit als vaststaand moet worden aangenomen. Gelet op het bepaalde in artikel 40 van de destijds geldende Zaaizaad- en Plantgoedwet brengt het voorgaande mee dat [ Appellant 1 ] en [ Appellant 2 ] na het faillissement van de tweede vennootschap niet bevoegd zijn geweest de leliebollen (door teelt) te vermeerderen, in het verkeer te brengen, te verhandelen of voor een van deze doeleinden in voorraad te hebben, daargelaten nog of zij hiertoe voor het faillissement wel bevoegd zijn geweest.

4.19  Uit het bovenstaande volgt dat na het faillissement van de tweede vennootschap de aan [ Appellant 1 ] en [ Appellant 2 ] toegedeelde leliebollen, voor het gebruik in de bollenteelt – waarmee de tweede vennootschap zich bezighield - feitelijk geen waarde (meer) hadden: de eerder verleende toestemming tot uitoefening van het kwekersrecht was vervallen, zodat [ Appellant 1 ] en [ Appellant 2 ] niet bevoegd waren de leliebollen te benutten voor een van de hierboven vermelde doeleinden, zij die bollen dus niet mochten vermeerderen of verhandelen en zij daarmee derhalve geen baten konden verwezenlijken door hen te gebruiken of te doen gebruiken in de bollenteelt. Ook als de bollen niet aan [ Appellant 1 ] en [ Appellant 2 ] waren toegedeeld of als laatstgenoemden deze aan de curator hadden teruggegeven, zouden zij voor een zodanig gebruik geen waarde meer hebben gehad, aangezien ook in dat geval als gevolg van het faillissement van de tweede vennootschap de bevoegdheid tot uitoefening van het kwekersrecht ter zake van die bollen zou zijn vervallen. Het voorgaande brengt mee dat de tweede vennootschap, [ X ] en Groot-Koudijs als gevolg van de niet-nakoming door [ Appellant 1 ] en [ Appellant 2 ] van hun onder 4.15 bedoelde verbintenis tot teruggave voor zover deze de leliebollen betreft, geen schade hebben geleden. De – als productie 10 bij de inleidende dagvaarding in eerste aanleg overgelegde - waardebepaling van 16 maart 2004 door de Coöperatieve Nederlandse Bloembollencentrale U.A. waarop de curator zich beroept, noopt niet tot het oordeel dat aan de leliebollen wel waarde moet worden toegekend en dat de tweede vennootschap, [ X ] en Groot-Koudijs wel schade hebben geleden: die waardebepaling gaat immers geheel voorbij aan het faillissement van de tweede vennootschap en aan het vervallen van de bevoegdheid tot uitoefening van het kwekersrecht als gevolg daarvan. Hetgeen de curator verder heeft aangevoerd ten betoge dat de tweede vennootschap, [ X ] en Groot-Koudijs als gevolg van het niet teruggeven van de leliebollen door [ Appellant 1 ] en [ Appellant 2 ] schade hebben geleden, ontbeert een toereikende onderbouwing waaruit die schade en de omvang daarvan blijken. Uit dit alles volgt dat de onder 4.14 beschreven verplichting van [ Appellant 1 ] en [ Appellant 2 ] tot waardevergoeding, ter zake van de leliebollen nihil bedraagt. In zoverre slagen de grieven; voor het overige falen zij.
IEF 10913

Gevorderde rectificatie publiceren is disproportioneel

Vzr. rechtbank Leeuwarden 15 februari 2012, LJN BV3785 (VEILINGHUIS ALD FRYSLÂN B.V. tegen gedaagde)

Kunst & recht. Valse kunst. Rectificatie. De goede naam van het veilinghuis Ald Fryslân is geschaad door onzorgvuldige uitlatingen van de zoon van wijlen Jopie Huisman, een bekende Friese kunstschilder. De vordering tot rectificatie om schending goede naam veilinghuis recht te zetten wordt toegewezen. Nu gedaagde zonder deugdelijke feitelijke onderbouwing Ald Fryslân heeft beschuldigd van het verzaken van haar onderzoeksplicht naar de authenticiteit en meteen met zijn uitlating naar de media is gegaan.

De voorzieningenrechter veroordeelt [gedaagde] om binnen tien dagen na betekening van dit vonnis in de dagbladen Leeuwarder Courant en De Telegraaf en op de website van Omrop Fryslân - www.omropfryslan.nl te rectificeren. Voor zover de gevorderde rectificatie ertoe strekt dat deze op eenzelfde (prominente) wijze/plaats in de media wordt gepubliceerd als de gewraakte uitlatingen zijn gedaan, gaat zulks naar het oordeel van de voorzieningenrechter te ver, nu dit zou neerkomen op het plaatsen van een advertentie van zeer grote afmetingen, hetgeen disproportioneel is.

4.11.  Het voorgaande samenvattend, concludeert de voorzieningenrechter het volgende. In het interview met Omrop Fryslan heeft [gedaagde] Ald Fryslân beschuldigd van het verzaken van haar onderzoeksplicht naar de authenticiteit van aangeboden werk, zonder dat hij daarvoor een deugdelijke feitelijke onderbouwing heeft gegeven. Voorts heeft [gedaagde] zowel tegenover NRC Weekend als De Telegraaf gemeld dat Ald Fryslân vervalst werk van [X] heeft geveild, voor welke beschuldiging(en) [gedaagde] evenzeer geen deugdelijke feitelijke onderbouwing heeft gegeven. Daarbij dient te worden bedacht dat [gedaagde] de zoon is van wijlen [X], waardoor derden aan zijn uitlatingen over het veilen van (een) vervalst werk van [X] door Ald Fryslân meer gezag zullen toekennen dan wanneer deze uitlatingen door een willekeurige derde zouden zijn gedaan. Voorts stelt de voorzieningenrechter vast dat gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] vóórdat hij de gewraakte uitlatingen over de door hem gestelde (vermoedelijke) misstanden deed, [gedaagde] daarover contact heeft opgenomen met Ald Fryslân, om haar kant van het verhaal te horen. Integendeel, [gedaagde] is meteen met zijn uitlatingen naar de media gegaan. Ook is niet gebleken dat [gedaagde] - ter onderbouwing van zijn uitlatingen - zelf enig nader onderzoek heeft gedaan naar de echtheid van het door Ald Fryslân geveilde werk van zijn vader. Ter zitting heeft [gedaagde] in dat verband gezegd "dat hij er ook geen verstand van heeft".

4.12.  Gelet op het vorenstaande oordeelt de voorzieningenrechter dat het belang van Ald Fryslân dat zij niet door openbare uitlatingen via onder meer kranten en internet wordt blootgesteld aan lichtvaardige beschuldigingen de doorslag geeft boven het belang van [gedaagde] dat hij zich in het openbaar kritisch en waarschuwend mag uitlaten over de handel in kunstwerken van wijlen zijn vader. Uit het vorenstaande volgt tevens dat de aan het begin van overweging 4.11. genoemde uitlatingen van [gedaagde] onzorgvuldig zijn en daarmee onrechtmatig jegens Ald Fryslân. De goede naam van Ald Fryslân is hierdoor geschaad.

4.13.   In de gegeven omstandigheden acht de voorzieningenrechter rectificatie een geschikt en proportioneel middel om de schending van de goede naam van Ald Fryslân recht te zetten. De door Ald Fryslân gevorderde rectificatie in alle door haar genoemde media (dagbladen en websites) acht de voorzieningenrechter in dit geval te verstrekkend. Waar de uitlatingen zowel in regionale als landelijke media zijn gedaan, kan worden volstaan met rectificatie in één regionaal dagblad, de Leeuwarder Courant, en één landelijk dagblad, De Telegraaf, alsmede een advertentie op de website van Omrop Fryslân. Daarmee kunnen de uitlatingen geacht worden voldoende te zijn rechtgezet. Voor zover de gevorderde rectificatie ertoe strekt dat deze op eenzelfde (prominente) wijze/plaats in de media wordt gepubliceerd als de gewraakte uitlatingen zijn gedaan, gaat zulks naar het oordeel van de voorzieningenrechter te ver, nu dit zou neerkomen op het plaatsen van een advertentie van zeer grote afmetingen, hetgeen disproportioneel is.

De voorzieningenrechter veroordeelt [gedaagde] om binnen tien dagen na betekening van dit vonnis in de dagbladen Leeuwarder Courant en De Telegraaf en op de website van Omrop Fryslân -www.omropfryslan.nl - de volgende, duidelijk leesbare, tekst te doen plaatsen in zwarte letters op een witte achtergrond, gelijkmatig in een kader van circa 5 x 8 centimeter, en zonder toegevoegd commentaar:

  RECTIFICATIE

In interviews met Omrop Fryslân, NRC Weekend en De Telegraaf heb ik Veilinghuis Ald Fryslân te IJlst beschuldigd van het doen van onvoldoende onderzoek naar de authenticiteit van bij haar aangeboden kunstwerken respectievelijk het veilen van een vervalst schilderij ("[naam]") van wijlen mijn vader [X]. De voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden heeft bij vonnis van 15 februari 2012 in kort geding geoordeeld dat deze uitlatingen onrechtmatig zijn jegens Ald Fryslân, nu deze uitlatingen geen steun vinden in de beschikbare feiten.

[gedaagde].


5.2.  bepaalt dat [gedaagde] een dwangsom zal verbeuren van € 1.000,- per dag of gedeelte van een dag dat hij niet aan de in 5.1. uitgesproken veroordeling voldoet;

IEF 10899

Contouren van de samenwerking

Hof 's-Gravenhage 31 januari 2012, LJN BV3546 (Chamtor tegen Carboply/Basic Supply Group én Carboply tegen Chamtor)

Afwikkeling van een contractuele relatie. Uitleg prijsclausule. Opschorting; partij moet wel daadwerkelijk hebben opgeschort. Dochters van Basic Supply Group hebben een werkwijze ontwikkeld voor de vervaardiging van een nieuw tarweproduct. Daarop is octrooi verkregen. De productie en verhandeling is in een nieuwe vennootschap ondergebracht met ieder 50% aandelenverdeling tussen BSG en Chamtor en een exclusieve licentie aan de dochters van BSG. Er zijn geen afspraken op schrift gesteld, maar de contouren zijn neergelegd in een fax.

Verdere feiten in citaten

2.6. Op 1 juli 2004 heeft Chamtor de levering van Proply aan CBV daadwerkelijk gestaakt. Zij is het product Proply vervolgens rechtstreeks gaan leveren aan de klanten die Proply voorheen van CBV afnamen. Vanaf 1 december 2004 is Chamtor eveneens gestopt met de levering van Carboply aan CBV. Vanaf dat moment verkoopt Chamtor een product genaamd Lactiflor aan de afnemers van CBV.

 

 

2.7. DPS heeft een vordering tegen Chamtor ingesteld op grond van haar octrooi op de werkwijze voor het vervaardigen van Carboply. De uit dien hoofde ingestelde vorderingen zijn door de rechtbank in de zaak met zaak-/rolnummer 254374 HA ZA 05-3660, die gevoegd is met de onderhavige zaak, grotendeels toegewezen. Van het vonnis is in zoverre geen hoger beroep ingesteld.

2.9. (...) De rechtbank heeft op deze grond in conventie de vorderingen van Chamtor grotendeels toegewezen en in reconventie de vorderingen sub i. en iii. van CBV afgewezen. Vordering ii. van CBV heeft de rechtbank afgewezen op de grond dat CBV ingevolge het bepaalde in artikel 70 lid 5 van de Rijksoctrooiwet 1995 (ROW 1995) als licentieneemster niet bevoegd is zelfstandig winstafdracht te vorderen. Vanwege het opschortingsrecht van Chamtor heeft de rechtbank ook de vordering van BSG wegens tekortkoming afgewezen. De overige vorderingen van BSG heeft zij grotendeels toegewezen.

30. BSG vordert uit hoofde van de staking van de levering van Proply en Carboply een bedrag van € 1.590.000,- aan schadevergoeding. € 1.120.000,- daarvan ziet op het product Proply. De vordering van BSG is gebaseerd op het uitgangspunt dat Chamtor nog twee jaar had moeten voortgaan met het leveren van Proply. Dat uitgangspunt is juist. Het uitgangspunt dat CBV 40% van de capaciteit van Chamtor zou hebben afgenomen, is echter niet zonder meer juist. Zoals het hof in rov. 25 is overwogen, gaat het hof ervan uit dat het afnameniveau van 2004 (80% van 8.000.000 kg. per jaar) zou zijn voortgezet. Voorts heeft Chamtor erop gewezen dat de schade niet zonder meer gelijk te stellen is aan de gederfde omzet, omdat aannemelijk is dat BSG ook de daarmee samenhangende kosten niet heeft hoeven maken. BSG heeft daar slechts tegenin gebracht dat de opmerking van Chamtor dat het gevorderde bedrag niets anders is dan gederfde omzet niet relevant is. Zij stelt echter tevens dat zij als gevolg van het wegvallen van de omzet op Proply en Carboply een herstructurering heeft moeten doorvoeren. Aannemelijk is dat daardoor (een deel van) de kosten gemoeid met de door BSG ten behoeve van de verhandeling van Proply en Carboply verleende diensten is weggevallen. Daarmee moet bij de begroting van de schade wel degelijk rekening worden gehouden. Nu BSG ook wat betreft haar overige schadevorderingen verwijzing naar de schadestaatprocedure vordert en het hof de toewijzing daarvan blijkens hetgeen hierna volgt in stand zal laten, zal het hof ook deze vordering naar de schadestaatprocedure verwijzen.

32. Tussen partijen staat vast dat ten aanzien van de vervaardiging en verhandeling van Carboply geen afspraken op schrift zijn gezet, behoudens wat betreft de verlening van de licentie door de octrooihouders aan CBV om Carboply te mogen verhandelen. Wel zijn (ook volgens Chamtor) de contouren van de samenwerking neergelegd in een fax. Volgens die afspraken leverde Chamtor Carboply aan CBV, die het product onder gebruikmaking van de diensten van BSG afzette. Chamtor heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat BSG voor haar diensten € 50,- per 1000 kg. geleverde Carboply ontving.

Dictum:
in het incidentele beroep
- vernietigt het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 29 oktober 2008, voor zover gewezen tussen BSG en Chamtor en voor zover (onder 6.23) het meer of anders gevorderde is afgewezen en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt Chamtor om aan BSG te betalen de door BSG, als gevolg van de tekortkoming door Chamtor in haar verplichting tot levering van Proply, geleden schade, als nader omschreven in rov. 30 van dit arrest, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 oktober 2006;

IEF 10872

De kroon op uw dakgoot

Vzr. Rechtbank Amsterdam 6 februari 2012, KG ZA 11-2021 HJ/KR (Gutter Protection Europe tegen Kroes Dakgootbescherming)

Met dank aan Lars Bakers en Floor de Ruijter, Bingh advocaten.

Handelsnaamrecht. Dealer. Vaststellingsovereenkomst beëindiging. Proceskosten 1019h Rv.

GPE is in 2009 onder de handelsnaam Bladervrij gestart met het leveren van dakgootbescherming. Kroes verkoopt, verplaatst en onderhoudt dakgootbescherming. In 2010 hebben partijen een dealerovereenkomst gesloten; Kroes zou daarbij de huisstijl met de slogan "de kroon op uw dakgoot" voeren. Per juli 2011 is de overeenkomst beëindigd en wordt er een vaststellingsovereenkomst overeengekomen.

Nu volgt een vordering tot nakoming van deze vaststellingsovereenkomst. De slogan 'de kroon op uw dakgoot' is een uiting die in het kader van het dealerschap aan Kroes ter beschikking is gesteld, door het voeren van deze slogan is Kroes toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van de vaststellingsovereenkomst.

Eveneens volgt een proceskostenveroordeling ex art. 1019h Rv, nu de kern van de vaststellingsovereenkomst ziet op de bescherming van de intellectuele eigendomsrechten van GPE. Deze worden echter wel beperkt op grond van de leidraad indicatietarieven bij een eenvoudig KG omtrent IE-rechten.

4.3. Kroes heeft ter zitting erkend dat zij de slogan "de kroon op uw dakgoot" op haar website, bestelbus en informateriaal is blijven gebruiken. Kroes voert hiervoor als reden aan dat zij dacht dat het haar vrij stond deze slogan te gebruiken. Ter zitting heeft Kroes echter erkend dat zij voornoemde slogan niet zelf heeft bedacht en dat GPE voornoemde slogan al gebruikte op het moment dat Kroes dealer werd van de producten van GPE. Uit het informatiemateriaal dat is uitgereikt aan de dealers van GPE en waarin GPE haar huisstijl heeft gepresenteerd, is ook de slogan "de kroon op uw dakgoot" vermeld. De voorzieningenrechter is daarom voorhands van oordeel dat de slogan "de kroon op uw dakgoot" een uiting is, die GPE aan Kroes ter beschikking heeft gesteld in het kader van het dealerschap.

IEF 10866

Belastingregeling royalty's

Richtlijn van de raad betreffende een gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten, COM(2011)714,SEC1332 en SEC1332.

Voor de liefhebbers. Royalty's en belastingen. Deze richtlijn strekt ertoe grensoverschrijdende en binnenlandse rente- en royaltybetalingen op gelijke voet te plaatsen door een eind te maken aan juridisch dubbele belasting, omslachtige administratieve formaliteiten en kasstroomproblemen voor de vennootschappen in kwestie.

IEF 10841

Inzake strafrechtelijke maatregelen handhaving IE

Kamerbrief met kabinetsreactie concept-prioriteitenlijst Tweede Kamer Werkprogramma Europese Commissie 2012, Referentie: DIE-080/12, p.3.

Inzake het ontbreken van IE-strafrechtelijk handhavende voorstellen uit Werkprogramma EC:

Op de conceptprioriteitenlijst van uw Kamer voor 2012 staat verder een behandelvoorbehoud op een voorstel dat de Commissie in 2010 had willen uitbrengen, inzake strafrechtelijke maatregelen om de handhaving van intellectuele eigendomsrechten te waarborgen. Dit voorstel is noch in 2010 noch in 2011 verschenen, en de Commissie heeft in haar planning voor 2012 alleen een voorstel over handhaving van intellectuele eigendomsrechten opgenomen zonder op de aard van die handhaving vooruit te lopen (voorstel 88)*.

* Uit de bijlage Werkprogramma EC Voorstel 88. Handhaving van intellectueleeigendomsrechten - Wetgevend:

De hoofddoelstelling zou zijn Richtlijn (2004/48/EG) aan te passen aan de uitdagingen van vandaag om ervoor te zorgen dat de intellectuele-eigendomsrechten in de EU daadwerkelijk en eenvormig kunnen worden beschermd, met name in een digitale omgeving. Diverse bepalingen van de richtlijn dienen duidelijker te worden gemaakt om tot een coherente uitlegging en handhaving te komen.

IEF 10835

Kroniek internetrecht 2011

A. Engelfriet, Kroniek internetrecht 2011, Ius mentis 22 januari 2012.

Een bijdrage van Arnoud Engelfriet, ICTRecht.

 

Inhoudsopgave:
1. Auteursrecht

2. Merken, Adwords en domeinnamen
3. Innovatie

4. Meningsuiting

 

1. Auteursrecht
Op al je punten gelijk krijgen en toch verliezen: FTD moest sluiten, ondanks dat downloaden uit illegale bron expliciet legaal verklaard werd en FTD bijna niets anders deed dan dat faciliteren. Maar het geven van digitale schouderklopjes en een requestforum hebben was genoeg om toch onrechtmatig verklaard te worden.

Usenetprovider NSE ging compleet onderuit: zij maakte zelfstandig inbreuk op auteursrechten door muziek en films van Brein-aangeslotenen door te geven. Dat vonniste de rechtbank Amsterdam in oktober.

De reactiepanelen ontplofden bij mijn Gettyblog: de stockfotosite stuurt al een paar jaar blafbrieven over overname van hun plaatjes, en schakelde op zeker moment ook een Nederlandse advocaat in. Die komt echter ook maar niet verder dan schadeclaims eisen zonder ooit naar de rechter te stappen.

Wie wél procedeert, is Cozzmoss/Auxen en hun advocatenkantoor Banning, net als diverse fotografen die in iedere plaatjesgebruiker een geharde internetcrimineel zien. Een dozijn rechtszaken leverde niet echt een duidelijk beeld op van hoe je nu de schade vaststelt, hoewel de neiging is om naar één of twee keer de gemiste licentiekosten te gaan. En wie al te hard blaft, komt van een koude kermis thuis.

Het einde van de persexceptie: het gerechtshof wrong zich in een hoogst merkwaardige bocht om onze Auteurswet tóch binnen de Europese regels te houden, door de tekst “bij nieuwsberichten mag geen auteursrechtvoorbehoud tegen de persexceptie worden gemaakt” te lezen als “alleen bij nieuwsberichten waar geen auteursrecht op zit”. Gelukkig bleef de parodie-exceptie wél overeind in de Nijn Eleven-zaak.

Als afsluiter de licht bizarre zaak van Realnetworks tegen een hyperlinker, waarbij de vraag opgeworpen werd of de hyperlink zelf een openbaarmaking van de software opleverde. Gelukkig niet.2. Merken, Adwords en domeinnamen
Merken in domeinnamen en Adwords-advertenties, het blijft goed voor vele, vele rechtszaken. Het Google/Vuitton-arrest uit 2010 over gebruik van andermans merk in je Adwords-advertentie bood enkele vuistregels, die in Nederland nader ingevuld werden. Zo is het tonen van algemene advertenties legaal, bij wijze van suggestie van een alternatief. Ook legaal is het maken van vergelijkende reclame via een Adwords-advertentie. Het gebruik van de term ’scheidingsplanner’ in een advertentie was wél inbreuk, omdat te onduidelijk was dat de advertentie van een concurrent was.

3. Innovatie
Het grote nieuws hier natuurlijk de patentenoorlog (en modelrechtenoorlog) tussen Apple en Samsung. Van Europabrede verboden naar opgerekte Galaxy Tabs en patenten op het knijpen in digitale foto’s, zo ongeveer alles is wel langsgekomen. Maar eruit zijn ze nog steeds niet.

Een afgeleide uitspraak bepaalde dat Samsung haar octrooien op gestandaardiseerde technologie niet zomaar tegen de fruitige vijand mocht inzetten. Men had eerst moeten onderhandelen, conform de regels van de standaardisatiecommissie. Deze uitspraak kan nog wel eens heel groot gaan worden.

In juni bepaalde het Amerikaanse Hooggerechtshof dat een octrooihouder een lagere bewijslast heeft ten aanzien van de inbreuk, dan de aangeklaagde ten aanzien van de geldigheid van het octrooi. Dit vanwege het uitstekende -kuch kuch- werk dat het US Patent Office verricht bij het onderzoeken van al die aanvragen.

De vervolgens verwachte “invasie van patenttrollen” bleef echter uit. Sterker nog, een Amerikaans hof deelde een gevoelige dreun uit aan een patenttrol, en sprak van “indicia of extortion” bij de handelspraktijken van een octrooi-opkoper.

In september werd aangekondigd het patentsysteem te herzien maar zoals wel vaker bleef er weinig over van die wet. Wel overeind bleef de overgang van het “first to invent”-principe naar “first to file”, zodat men hier eindelijk de rest van de wereld volgt.

Mijn artikelserie 3D dinsdag leverde een hoop leuke reacties op, waarvoor dank aan iedereen.

4. Meningsuiting
Bloggers opgepast: de Raad voor de Journalistiek achtte zichzelf in januari bevoegd over internet te oordelen. Ik heb nog geen uitspraken gezien over bloggers zonder redactiestatuut echter.

Als meningsuiter blijk je geen recht te hebben op toegang tot andermans forum, blog of krant. Je mag je mening wel uiten maar je zult zelf moeten zorgen voor de middelen. Zo mocht Elsevier haar onwelgevallige reacties verwijderen ook al waren deze on-topic. De sluiting van het Volkskrantblog gaf nog interessante discussie wat dát betekent voor de uitingsvrijheid.

Mijn persoonlijke ergernis dat de kaartenbakwet, pardon Wet bescherming persoonsgegevens kan worden ingezet tegen journalistieke publicaties kreeg een opsteker in het Kleintje Muurkrant-arrest. De afweging onder die wet blijkt namelijk precies dezelfde als de ‘gewone’ afweging of een publicatie rechtmatig is. Dus wie netjes schrijft, heeft van de Wbp niets te vrezen. Anders kan het uitvallen bij het publiceren van dossiers wanneer de wederpartij zijn auteursrecht inroept.

Vrolijk werd ik toch weer een beetje van de uitspraak dat TROS Radar en de Wereldomroep niet aansprakelijk bleken voor door anderen aangedragen inhoud.

Fotograferen op het station mag gewoon, zo bleek uit antwoord op Kamervragen. Maar dat zal menig agent, BOA of particuliere beveiliger er niet van weerhouden fotografen te arresteren of geheugenkaartjes in beslag te nemen, hoewel ook dat dus niet mag.

Oh, en nu we het toch over journalistiek hebben: nieuwssite Crimesite werd gesommeerd, pardon vriendelijk verzocht, om de IP-adressen van reageerders bij een artikel af te geven. De site weigerde met een beroep op journalistieke bronbescherming, en kreeg gelijk van de minister.

Dat vriendelijk verzoeken door osporingsinstanties is mij een doorn in het oog. Uitgangspunt van de wet is namelijk dat de politie alleen mag vorderen op grond van een expliciete wetsbepaling die regelt wat er mag worden gevorderd, wie daarover beslist en hoe ver de vordering kan gaan. Terecht klaagde RIPE dan ook het OM, KLPD en THTC aan. De IP-adresruimtebeheerder moest vier IP-ranges blokkeren maar niemand wist op grond van welke wet.

Onder licentie CC-BY-SA 2.5.

IEF 10800

Stemopname is geen portretrecht

Rechtbank Amsterdam 18 januari 2012, HA ZA 11-1621 (Beck tegen TomTom)

Met dank aan Paul Reeskamp, Klos Morel Vos & Schaap.

Naburige rechten op stemmen. Portretrecht en ongerechtvaardigde verrijking. Beck is stemacteur en heeft herhaaldelijk werkzaamheden verricht bestaande uit stemopnamen. Op verzoek heeft hij ongeveer 60 woorden en korte zinsneden in de Franse Taal ingesproken.

Naar het oordeel van de rechtbank kwalificeert de lijst met woorden en zinsneden in de Franse taal niet als een werk in de zin van de Auteurswet en de stemacteur is geen uitvoerend kunstenaar in de zin van art. 1 onder a Wet Naburige Rechten (WNR). Het portretrecht ziet op een afbeelding van een persoon zodanig dat daaruit de identiteit van die persoon kan blijken. Echter een stemopname valt niet onder het bereik van artikel 21 Auteurswet. Een beroep op ongerechtvaardigde verrijking, omdat Beck is verarmd doordat hij voor elk gebruik van zijn stem een redelijke licentievergoeding had kunnen bedingen, wordt afgewezen.

Een bedrag ineens van €450 euro is, ook bij stemopname van een bekende of grappige stem die additioneel kan worden aangeschaft na aanschaf van een navigatiesysteem, gebruikelijk. De vorderingen worden afgewezen.

Naburige rechten
4.2. Voor bescherming als uitvoerend kunstenaar in de zin van de WNR is ingevolge de in artikel 1 onder a WNR gegeven definitie, voor zover hier van belang, vereist dat sprake is van het uitvoeren van een werk van letterkunde of kunst. Deze bewoordingen zijn ontleend aaan de Conventie van  Rome, die op haar beurt aansluit bij de bewoordingen van de Berner Conventie. Nu de WNR zelf geen definitie geeft van het begrip ´werk´ wordt aangenomen dat in de WNR met een werk wordt bedoeld een werk in de zin van de Auteurswet. (...) Naar het oordeel van de rechtbank kwalificeert dee lijst met woorden en zinsneden in de Franse taal niet een zodanig werk. Het betreft een lijst van losse woorden en korte zinsneden waarmee routeaanwijzingen kunnen worden samengesteld. Ook anderszins zijn er onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat die lijst een oorspronkelijk karakter heeft. Daarmee komt de rechtbank niet toe aan de vraag of ten aanzien van de uitvoering sprake is van artistieke en persoonlijke activiteit.

Portretrecht
4.4. Het portretrcht ziet op een afbeelding van een persoon zodanig dat daaruit de identiteit van die persoon kan blijken. De enkele omstandigheid dat de stem van Beck informatie geeft op grond waarvan zijn identiteit eventueeel kan worden vastgesteld, is onvoldoende om te oordelen dat de stemopname valt onder het bereik van het portretrcht in de zin van artikel 21 Auteurswet. Niet is in geschil dat de stem van Beck als zodanig niet bij het publiek bekend is. Daarmee is niet in te zien dat de stemopname onder het bereik van het portretrecht valt. Hetgeen partijen in het kader van dit geschilpunt verder verdeeld houdt, kan op dit punt niet tot een ander oordeel leiden en behoeeft dan ook geen bespreking.

Leestip ongerechtvaardigde verrijking en gebruikelijke vergoeding
r.o.  4.5 - 4.9.

Op andere blogs:
IE-Forum (Het portretrecht op de stem van een onbekende stemacteur)
MediaReport (Geen portretrecht op stem)
Nederlandsch Octrooibureau
(Exclusieve rechten op stemopname?)
Wijn en Stael (Geen portretrecht op stem)

IEF 10799

Op basis van terbeschikking gestelde know how

Gerechtshof Amsterdam 27 december 2011, zaaknr. 200.079.701/01 SKG (Super B B.V. tegen Batterien-Montage-Zentrum GmbH)

Geheimhoudingsovereenkomst en know how bescherming. Stukgelopen samenwerking tussen accu-ontwerper. Super B ontwerpt accu's voor crossmotoren. BMZ assembleert en voorziet deze van beeldmerk van Super B. Na beëindiging van de overeenkomst blijkt dat er nog 622 accu's in voorraad staan, Super B sommeert BMZ een onthoudingsverklaring te tekenen om geen inbreuk te maken op de rechten van Super  en geen accu's in voorraad te hebben of ter verkoop aan te bieden. Omdat hieraan geen gevolg werd gegeven heeft Super B de procedure gestart.

Grief 2 slaagt: Het is vooralsnog voldoende aannemelijk dat de accu's zijn vervaardigd op basis van know how die Super B aan BMZ ter beschikking heeft gesteld.

Het dictum: vernietigt het vonnis waarvan beroep en, opnieuw rechtdoende:
gebiedt BMZ de tussen partijen gesloten geheimhoudingsovereenkomst onverkort na te komen, meer in het bijzonder door (i) de door Super B verstrekte kennis niet toe te passen in producten of anderszins te verspreiden en (ii) geen accu's (meer) te produceren op basis vn door Super B verstrekte kennis.

Leessuggestie: r.o. 3.7 t/m 3.7.2