Procesrecht  

IEF 22152

Verzoek om schorsende werking afgewezen

Unified Patent Court (UPC) 19 jun 2024, IEF 22152; (ICPillar tegen ARM), https://delex.nl/artikelen/verzoek-om-schorsende-werking-afgewezen

UPC CoA 19 juni 2024, IEF 22152, IEFbe 3759; UPC_CoA_301/2024 (ICPillar tegen ARM). In deze zaak verzoekt appellant, ICPillar, bij het Hof van Beroep van het UPC om schorsende werking toe te kennen aan een beschikking uit Rule 220.2 RoP. Volgens Rule 223.5 RoP is er echter geen schorsende werking voor beschikkingen op grond van Rule 220.2 RoP. Op basis van artikel 74 UPCA kan het Hof van Beroep van het UPC op een gemotiveerd verzoek beslissen dat aan een beschikking schorsende werking toekomt. De UPCA prevaleert boven de RoP, dus het Hof van Beroep wijst erop dat het toekennen van schorsende werking op een beschikking van Rule 220.2 RoP mogelijk is. Er dient wel sprake te zijn van uitzonderlijke omstandigheden, gezien het beginsel dat de procedure van het Gerecht in Eerste aanleg zoveel mogelijk ongehinderd moet worden voortgezet.

IEF 22139

De opt-out conform artikel 83 (3) UPCA

Unified Patent Court (UPC) 4 jun 2024, IEF 22139; (Neo tegen Toyota), https://delex.nl/artikelen/de-opt-out-conform-artikel-83-3-upca

UPC CoA 4 juni 2024, IEF 22139, IEFbe 3755; UPC_CoA_79/2024 (Neo tegen Toyota). Op grond van artikel 83 lid 3 UPCA kan een octrooihouder of -aanvrager afzien van de uitsluitende bevoegdheid van het UPC voor een Europees octrooi dat voor het einde van de overgangsperiode is verleend of aangevraagd, tenzij er al een vordering is ingesteld bij het UPC. De octrooihouder of -aanvrager dient dan een verzoek tot ‘opt-out’ in. De kern van het geschil in casu is of de houder van een of meer, maar niet alle, nationale delen van een octrooi(aanvraag) op grond van dit artikel rechtsgeldig een verzoek tot ‘opt-out’ kan indienen voor alle nationale delen van een dergelijk octrooi(aanvraag), dus met inbegrip van de nationale delen waarop hij geen recht heeft.

IEF 22122

Gedeeltelijke intrekking van beroep

Unified Patent Court (UPC) 4 jun 2024, IEF 22122; (Daedalus tegen Xiaomi DE en Xiaomi NL), https://delex.nl/artikelen/gedeeltelijke-intrekking-van-beroep

UPC CoA 4 juni 2024, IEF 22122; UPC_CoA_183/2024 (Daedalus tegen Xiaomi DE en Xiaomi NL). In eerste aanleg waren vijf verweerders partij, maar wees het Gerecht in Eerste Aanleg af om de memorie van eis te betekenen aan drie van de vijf verweerders. Hiertegen gaat Appellant, Daedalus, in beroep. Aan twee verweerders, te weten Xiaomi DE en Xiaomi NL, is wel betekend. In de verklaring van beroep worden echter alle vijf de verweerders genoemd. Later heeft Daedalus het verzoek ingediend om het beroep met betrekking tot Xiaomi NL en Xiaomi DE in te trekken.

IEF 22117

Behandeling van intrekkingsprocedure voor het UPC hoeft niet te worden opgeschort

Unified Patent Court (UPC) 28 mei 2024, IEF 22117; (Carrier Corporation tegen BITZER Electronics), https://delex.nl/artikelen/behandeling-van-intrekkingsprocedure-voor-het-upc-hoeft-niet-te-worden-opgeschort

UPC CoA 28 mei 2024, IEF 22117, IEFbe 3756; UPC_CoA_22/2024 (Carrier Corporation tegen BITZER Electronics). In deze zaak tussen Carrier Corporation, appellant, en BITZER Electronics, verweerder, verzoekt appellant het UPC om een intrekkingsprocedure tussen partijen op te schorten. Appellant heeft een octrooi en verweerder heeft een bezwaarschrift tegen dit octrooi ingediend bij het Europees Octrooibureau (hierna: EOB). Daarnaast heeft verweerder herroeping van conclusie 1 van het octrooi gevorderd bij het UPC. Op grond van artikel 33, lid 10, van de UPC Agreement, in combinatie met Rule 295 (a) RoP kan een rechter van het UPC de behandeling van de intrekkingsprocedure opschorten als er ook al een zaak aanhangig is bij het EOB en wanneer er een snelle beslissing van het EOB kan worden verwacht.

IEF 22110

Verzoek tot wijziging proceduretaal bij UPC

Unified Patent Court (UPC) 17 apr 2024, IEF 22110; (Curio Bioscience tegen 10x Genomics), https://delex.nl/artikelen/verzoek-tot-wijziging-proceduretaal-bij-upc

UPC CoA 17 april 2024, IEF 22110; UPC_CoA_101/2024 (Curio Bioscience tegen 10x Genomics). Curio Bioscience en 10x Genomics zijn twee Amerikaanse bedrijven. Eiser in deze zaak, Curio Bioscience, heeft gevraagd of de proceduretaal kon worden gewijzigd van het Duits naar het Engels. Dit is een verzoek dat is beschreven in artikel 49, lid 5, van de UPC Agreement. Engels is namelijk de taal van het octrooi. In eerste aanleg is dit verzoek afgewezen. De Court of Appeal van het UPC heeft het verzoek wel toegewezen. Het Hof overweegt dat er bij een verzoek om de proceduretaal te wijzigen naar de taal van het octrooi om redenen van billijkheid rekening moet worden gehouden met alle relevante omstandigheden. Deze moeten in eerste plaats verband houden met het specifieke geval en de positie van partijen, met name de positie van verweerder.

IEF 22096

Vordering art. 843a RV toegewezen

Rechtbank Gelderland 29 mei 2024, IEF 22096; ECLI:NL:RBGEL:2024:3267 (Gecoma tegen BSRP), https://delex.nl/artikelen/vordering-art-843a-rv-toegewezen

Rechtbank Gelderland 29 mei 2024, IEF 22096; ECLI:NL:RBGEL:2024:3267 (Gecoma tegen BSRP) Naam 1 en Gecoma houden ieder 50% van alle intellectuele eigendomsrechten van De Plaatmaat. Naam 1 is gelieerd aan BSRP, de exploitatie en administratie van De Platmaat vindt plaats in BSRP. Vanaf halverwege 2019 is de verkoop van De Plaatmaat gestart. Gecoma vordert in de hoofdzaak op grond van de door haar gestelde partijafspraken 50 % van het exploitatieresultaat van De Plaatmaat, waaronder met het octrooi gerealiseerde royalty’s. In dit kort geding vordert Gecoma afgifte van administratie van BSRP. De rechtbank merkt als eerste op dat BSRP niet heeft weersproken dat aan het bepaalbaarheidsvereiste (b) is voldaan. Verder is niet in geschil dat Gecoma als octrooihoudster recht heeft op een deel van de met het octrooi gerealiseerde royalty’s. De bescheiden waarvan afschrift wordt gevorderd zijn relevant voor de berekening van het behaalde resultaat en royalty’s en dus van wezenlijk belang voor de rechtspositie van Gecoma. De rechtbank oordeelt dat Gecoma een rechtmatig belang heeft bij afschrift van de bescheiden (a). Tot slot is duidelijk dat er tussen partijen een rechtsbetrekking bestaat waarbij zowel Gecoma als BSRP partij is en waaromtrent tussen hen een geschil bestaat (c). De vordering wordt toegewezen op grond van art. 843a RV.

IEF 22056

Vrijwaringsverzoek afgewezen wegens ontbreken rechtsverhouding

Rechtbank Den Haag 17 mei 2024, IEF 22056; ECLI:NL:RBDHA:2024:7450 (Liptis c.s. tegen DN Operations), https://delex.nl/artikelen/vrijwaringsverzoek-afgewezen-wegens-ontbreken-rechtsverhouding

Rb. Den Haag 17 mei 2024, IEF 22056; ECLI:NL:RBDHA:2024:7450 (Liptis c.s. tegen DN Operations). Vonnis in incident. In de hoofdzaak vordert Liptis c.s. een verbod met nevenvorderingen tot het aanbieden van producten die volgens hen inbreuk maken op haar merk- en auteursrechten. Ook vordert zij dat DN Operations wordt veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding. In dit vrijwaringsincident brengt DN Operations naar voren dat zij deze producten heeft vervaardigd in opdracht van haar zustervennootschap DN Sales. Deze vennootschap is volgens DN Operations partij bij een Supply Agreement waarin de Zwitserse vennootschap NewBreath Sàrl met DN Sales overeenkomst dat NewBreath verantwoordelijk is voor het ontwerp en de verpakking van het product. Dit brengt voglens DN Operations met zich mee dat zij DN Sales in vrijwaring kan oproepen en dat deze partij op haar beurt NewBreath kan oproepen. In het petitum staat echter dat NewBreath, en dus niet DN Sales, in vrijwaring zal worden opgeroepen. Welke partij DN Operations ook bedoeld heeft, de vordering zal in beide gevallen moeten worden afgewezen. DN Operations heeft volgens de rechter onvoldoende gemotiveerd dat er een rechtsverhouding is met DN Sales, en heeft niet gesteld dat DN Operations in een rechtsverhouding staat tot NewBreath. Voor toewijzing van een incidentele vordering is deze rechtsverhouding vereist.

IEF 22037

Kort geding betreffende proceskosten octrooizaak

Rechtbank Den Haag 1 mei 2024, IEF 22037; ECLI:NL:RBDHA:2024:6619 (Bayer tegen Viatris c.s.), https://delex.nl/artikelen/kort-geding-betreffende-proceskosten-octrooizaak

Vzr. Rb. Den Haag 1 mei 2024, IEF 22037;  ECLI:NL:RBDHA:2024:6619 (Bayer tegen Viatris c.s.). Bayer was houdster van Europees octrooi EP 1 261 606 B1 en brengt onder de merknaam Xarelto een geneesmiddel op de markt met als werkzame stof rivaroxaban. Viatris c.s. heeft een generieke versie van Xarelto met werkzame stof rivaroxaban opgenomen in de G-Standaard van april 2024. Bayer vordert in dit kort geding nog om Viatris c.s. te veroordelen in de volledige proceskosten op grond van artikel 1019h Rv, nadat zij inhoudelijk tot een schikking zijn gekomen. Aan haar vordering legt Bayer ten grondslag dat zij ten tijde van de inhoudelijke procedure evident belang had bij het vorderen van het inbreukverbod. Na het aanvragen van het kort geding zijn partijen tot een regeling gekomen dat Viatris c.s. vrijwillig voldoet aan de (hoofd)vorderingen hiervan. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot een veroordeling van Viatris c.s. in de proceskosten, nu zij moet worden aangemerkt als de in het ongelijk gesteld partij. Viatris meent echter dat de kosten van Bayer nodeloos waren en voert verweer. Hier gaat de voorzieningenrechter niet in mee. Viatris had onder de omstandigheden kunnen vermoeden dat Bayer haar octrooi zou handhaven. Viatris c.s. wordt dan ook in proceskosten veroordeeld. 

IEF 22029

Uitspraak ingezonden door Thijs van Aerde, Houthoff, en Arnout Groen, AC&R

Disney mag overeenkomsten Buma/Stemra met andere aanbieders niet inzien

Rechtbanken 2 mei 2024, IEF 22029; C/13/733040 / HA RK 23/141 (Disney tegen Buma/Stemra), https://delex.nl/artikelen/disney-mag-overeenkomsten-buma-stemra-met-andere-aanbieders-niet-inzien

Rb. Amsterdam 2 mei 2024, IEF 22029, IT 4546; C/13/733040 / HA RK 23/141 (Disney tegen Buma/Stemra). Disney maakt op haar platform Disney+, een subscription video on demand (hierna: SVOD)-dienst, gebruik van muziek die behoort tot het door Buma/Stemra beheerde repertoire. Voor dit gebruik hebben partijen een licentieovereenkomst gesloten. Disney stelt dat zij sterke indicaties heeft dat het tarief dat door Buma/Stemra wordt gehanteerd niet is gebaseerd op objectieve en niet-discriminerende criteria. Dit zou in strijd zijn met artikel 21 van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten (hierna: Wet Toezicht), artikel 102 van het VWEU en artikel 4 van de Mededingingswet. In verband daarmee verzoekt Disney bij de rechtbank op grond van artikel 843a Rv verstrekking van, primair, de meest recente overeenkomsten die Buma/Stemra met andere SVOD-aanbieders (waaronder Netflix en Apple) en, subsidiair, de geanonimiseerde versie van deze documenten. Uiterst subsidiair vordert Disney een door een onafhankelijk registeraccountant gecontroleerd en gewaarmerkt afschrift van informatie over de door Buma/Stemra toegepaste licentietarieven. Buma/Stemra betwist deze stellingen en betoogt dat het verzoek van Disney neerkomt op een “fishing expedition”.

IEF 22025

Vorderingen afgewezen wegens gebrek aan spoedeisend belang

Rechtbanken 18 apr 2024, IEF 22025; ECLI:NL:RBLIM:2024:1919 (Arriba tegen Mercurex), https://delex.nl/artikelen/vorderingen-afgewezen-wegens-gebrek-aan-spoedeisend-belang

Rb. Limburg 18 april 2024, IEF 22025; ECLI:NL:RBLIM:2024:1919 (Arriba tegen Mercurex). Mercurex vervaardigt in opdracht foto- en videomateriaal. Arriba is een onderneming op het gebied van (sport)voedingssupplementen. Mercurex heeft in opdracht van Arriba foto- en videomateriaal vervaardigd. Partijen hebben vervolgens in een akte regels omtrent de overdracht en levering van de auteursrechten vastgelegd. Nadat Mercurex content van de werken op haar social media had geplaatst, heeft Arriba haar gesommeerd om deze content te verwijderen. Mercurex heeft de content verwijderd, maar de door Arriba verstuurde onthoudingsverklaring niet ondertekend. Arriba vordert bij de voorzieningenrechter een bevel jegens Mercurex zich te onthouden van de inbreuk. De rechter komt echter tot het oordeel dat niet aannemelijk is gemaakt dat de door Arriba eenzijdig geformuleerde schadevergoedingsplicht rechtens afdwingbaar is en in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat deze (grotendeels) zal worden toegewezen. De vorderingen worden afgewezen bij gebreke van een voldoende spoedeisend belang. De proceskosten begroot de voorzieningenrechter op grond van 237 Rv en niet op grond van artikel 1019h Rv, omdat Mercurrex werkelijk gemaakte (IE-)kosten niet heeft onderbouwd.