DOSSIERS
Alle dossiers

Publicaties & Noten  

IEF 11278

Verbod Verenigd Koninkrijk leidt niet tot 'overblocking'

High Court 2 mei 2012 (British Phonographic Industry (BPI) tegen British Sky Broadcasting c.s.).

Een bijdrage van Femke Vos en Sabine van Rienen, Louwers IP|Technology Advocaten.

Na Nederlandse (IEF 10763) en Belgische (IEF 10578) providers, zijn nu ook Britse providers veroordeeld om de toegang tot The Pirate Bay te blokkeren.

Op 2 mei jl. heeft het Gerechtshof in Londen bepaald dat vijf grote Britse internetproviders de toegang tot The Pirate Bay moeten blokkeren. De zaak was aangespannen door de British Phonographic Industry (BPI), een belangenvereniging van de Britse muziekindustrie.

In dezelfde procedure oordeelde het Gerechtshof op 20 februari jl. al dat zowel The Pirate Bay als haar gebruikers inbreuk maken op auteursrechten. Daarbij verwijst het Britse Hof onder meer naar het vonnis van de rechtbank Den Haag van 11 januari 2012 (Stichting Brein tegen Ziggo en XS4All). De rechtbank Amsterdam oordeelde in 2009 overigens dat The Pirate Bay zelf geen auteursrechtinbreuk pleegde (IEF 8287).

De vordering van BPI is gebaseerd op artikel 97A van de Copyright, Designs and Patents Act 1988 (‘Britse Auteurswet’). Dit artikel vormt een implementatie van artikel 8 lid 3 van de Auteursrechtrichtlijn 2001/29/EG, waarin is bepaald dat de lidstaten een verbodsvordering mogelijk moet maken tegen tussenpersonen wiens diensten door een derde worden gebruikt om inbreuk te maken op auteursrechten.

Op basis van artikel 97A Britse Auteurswet kan de Britse rechter maatregelen treffen jegens een tussenpersoon die wetenschap heeft van het feit dat zijn diensten door een derde worden gebruikt om inbreuk te maken op auteursrechten. Daarbij valt op dat artikel 97A Britse Auteurswet uitgaat van ‘wetenschap’ van de tussenpersoon, een vereiste dat niet terugkomt in artikel 8 lid 3 van de Auteursrechtrichtlijn 2001/29/EG. Ook artikel 11 van de Handhavingsrichtlijn 2004/48/EG, dat eveneens ziet op verbodsvorderingen tegen tussenpersonen, stelt nergens de eis van ‘wetenschap’.

Het Gerechtshof beveelt de blokkade nu aan de vereisten van artikel 97A Britse Auteurswet is voldaan. Tegen de vaststelling dat de providers kunnen worden beschouwd als tussenpersoon, hebben de providers overigens geen verweer gevoerd. Ook de omstandigheid dat de internetproviders daadwerkelijk op de hoogte zijn van het feit dat met hun diensten inbreuk wordt gemaakt op auteursrechten, wordt niet betwist door de providers.

Daarnaast is volgens het Gerechtshof voldaan aan de proportionaliteitseis, zowel ten aanzien van de providers als ten aanzien van de abonnees van de providers. Voor wat betreft de providers is er sprake van proportionaliteit omdat zij zelf akkoord zijn gegaan met het opleggen van een IP-adres blokkade. Voor wat betreft de proportionaliteit ten aanzien van de abonnees verwijst het Hof naar zijn eerdere uitspraak van 28 juni 2011. Voorts is het Hof van mening dat blokkade van het IP-adres een passende maatregel is omdat het IP-adres van The Pirate Bay niet wordt gedeeld met anderen. Het opgelegde verbod zal dan ook niet leiden tot ‘overblocking’.

IEF 11270

Frozen sperm/XY patent revoked

Technical Board of Appeal of the EPO has decided to revoke the so-called "Frozen sperm/XY" patent after hearing all parties in public oral proceedings in an appeal procedure.

Een bijdragen van Cees Mulder, Maastricht University.
Octrooirecht: de uitspraak van de Kamer van Beroep heeft terugwerkende kracht (Art. 68 EOV).

Op 3 mei 2012 heeft de Technische Kamer van Beroep (Technical Board of Appeal) Europees octrooi EP-B 1,257,168 genaamd ‘Method of cryopreserving selected sperm cells’ van de Amerikaanse firma XY (USA) herroepen (revoked); het Europees Octrooibureau had op 2 februari 2005 octrooi verleend op de zogenoemde “Frozen sperm/XY” uitvinding waarvoor 22 november 2000 een Europese octrooiaanvrage was ingediend.

Na verlening van het Europees octrooi was oppositie ingesteld o.a. door Greenpeace en Monsanto. Tijdens de mondeling behandeling (Oral Proceedings) op 30 januari 2008 kondigde de Oppositieafdeling (Opposition Division) aan het Europees octrooi in gewijzigde vorm in stand te houden.

Tegen deze beslissing is door alle partijen beroep aangetekend (Monsanto en Greanpeace hebben naderhand hun bezwaren teruggetrokken). Hierna heeft een Technische Kamer van Beroep (Technical Board of Appeal) de zaak bekeken. Op 24 november 2011 heeft de Kamer van Beroep de zaak mondeling behandeld; op 03 mei 2012 is de mondeling behandeling voortgezet waarbij de Kamer heeft besloten het Europees octrooi te herroepen (red. deze documenten zijn d.d. niet in te zien via elektronisch inzage). Het nummer van de beslissing van de Kamer van Beroep is T-1199/08.

Na indiening van een Europese octrooiaanvrage verricht een afdeling voor het nieuwheidsonderzoek (Search Division) een literatuuronderzoek (Art. 92 EOV). Daarna wordt de aanvrage onderzocht door de Onderzoeksafdeling (Examining Division). Die besluit na eventuele amendering door de aanvrager om een Europees octrooi te verlenen (Art. 94 en 97 EOV). Binnen 9 maanden na verlening kan een ieder oppositie instellen (Art. 99 EOV) waarna een oppositieafdeling (Opposition Division) het verleende octrooi opnieuw bekijkt en daarbij de bezwaren van de opposant onderzoekt. Indien de oppositieafdeling van oordeel is dat ten minste één van de gronden voor oppositie zich verzet tegen het in stand blijven van het Europees octrooi, herroept zij het octrooi; anders wijst zij de oppositie af (Art. 101(2) EOV). Vaak worden tijdens de oppositieprocedure wijzigingen door de octrooihouder van aangebracht (Art. 123 EOV), waarna het Europees octrooi in ingeperkte vorm in stand wordt gehouden (Art. 101(3) EOV). Tegen deze beslissing door de oppositieafdeling kan door partijen betrokken bij de procedure beroep worden ingesteld, mits die partij door die beslissing in het ongelijk is gesteld. De andere partijen bij die procedure zijn (alleen) van rechtswege partij bij de beroepsprocedure. De leden van de Kamers van Beroep mogen geen lid zijn van de aanvraagafdeling, de onderzoekafdelingen, de oppositieafdelingen of de juridische afdeling (Art. 23(2) EOV) en zijn bij hun beslissingen aan geen enkele aanwijzing gebonden en dienen uitsluitend de bepalingen van het Europees Octrooiverdrag (EOV) in acht te nemen (Art. 23(3) EOV).

Verder is het nog belangrijk vast te stellen dat de uitspraak van de Kamer van Beroep terugwerkende kracht heeft (Art. 68 EOV), dat wil zeggen dat bij herroeping van het Europees octrooi vanaf de indieningsdatum geacht wordt nooit te hebben bestaan.

In principe is het mogelijk nog een verzoek to herziening (Petition for Review; Art. 112a EOV) in te dienen bij de Grote Kamer van Beroep (Enlarged Board of Appeal), maar de rechtsgronden die hierbij kunnen worden ingeroepen zijn dermate beperkt dat een dergelijk verzoek slechts een uitermate geringe kans op succes biedt.

Alle documenten in deze procedure treft u hier.
European Patent Convention: hier.

IEF 11269

Het portretrecht op de stem van een onbekende stemacteur

L. Brouwer & M.R.A. Poulie, ‘Het portretrecht op de stem van een onbekende stemacteur’, IEF 11269.

Een bijdrage van Marieke Poulie en Lisanne Brouwer, Hogan Lovells.

Waarom is het doorgetrokken (stem)portret zoals aangenomen in de zaak (onbekende) rechtenstudente tegen GeenStijl niet ook in de zaak Beck tegen TomTom aangenomen?

Het belangrijkste argument hiervoor ligt waarschijnlijk in het feit dat in de zaak van de rechtenstudente tegen GeenStijl tevens andere omstandigheden een rol speelden. Ondanks het op het gezicht van (onbekende) eiseres aangebrachte balkje, bleef haar stem en haar lichaamshouding gewoon herkenbaar. In de zaak TomTom ging het alleen om een stemopname van een onbekende stemacteur en achtte de rechtbank hem waarschijnlijk niet genoeg herkenbaar.

Uit voorgaande jurisprudentie blijkt dat het portretrecht in beginsel alleen ziet op een afbeelding van een persoon waaruit de identiteit van die persoon kan blijken. Naar ons idee kan deze materie best doorgetrokken worden naar de stem van een persoon. Blijkt uit de stem van een persoon eveneens zijn identiteit, of deze nou bekend of onbekend is, dan zou er sprake moeten kunnen zijn van een bepaalde mate van portretrechtelijke bescherming. Nu bij een slechts gedeeltelijk zichtbaar zijn van het gelaat ook van een portret kan worden gesproken, omdat de betrokkene door een typerende lichaamshouding herkend kan worden, is er veel voor te zeggen dat iemand ook kan worden herkend door de hoogpersoonlijke kenmerken van zijn of haar stem. Hierdoor zou er wel sprake moeten kunnen zijn van portretrecht op een stemopname. De vraag of – en in welke mate – dit portretrecht vervolgens ook portretrechtelijke bescherming geniet is een volgende stap. Bij die beoordeling speelt wel degelijk een rol of er sprake is van een redelijk ofwel een commercieel belang en dus of de persoon in kwestie bekend of onbekend is.

Klik, voor het volledige artikel, op de citeerwijze, dit is slechts een selectie.

Vzr. Rechtbank Amsterdam 11 september 2009, LJN BK1859, IEF 8217 (Rechtenstudente/GS Media).
Rechtbank Amsterdam 18 januari 2012, HA ZA 11-1621, IEF 10800 (Beck tegen TomTom).

IEF 11256

WIPO's eerste .xxx-domeinnaamzaken

Enkele maanden geleden berichten we (IEF 9977) over de lancering van de zogenaamde pornodomeinnamen (met de extensie .xxx). Merknaamhouders konden in de lanceringsperiode kiezen voor een opt-out, zodat de domeinnaam niet kan worden geregistreerd bij een ´gewone´ landrush. Sunrise A voor de sponsored adult community en Sunrise B, voor brands outside the adult community, zie video).

Inmiddels heeft de WIPO de eerste set .xxx-domeinnaamgeschillen beslecht. Hieronder een korte analyse hiervan.

Er vallen een aantal punten op: met name dat er altijd overdracht is bevolen, geen woord wordt gerept over de "preventieve" registratie in de sunrise periode, de toevoeging .xxx gelijk wordt gesteld aan de eerdere jurisprudentie over de toevoeging "xxx" (zonder punt) en dat het veelal reeds langgevoerde merken zijn die de weg naar WIPO hebben gevonden. Ook de reeds bekende online adult entertainment content-aanbieders krijgen de overdracht toegekend, terwijl deze juist in het bijzonder op de hoogte zouden zijn van deze ontwikkeling.

WIPO Panelist 2 april 2012, Case No D-2012-0226 (Georg Streit tegen Tu Nguyen, panelist: Johan Sjöbeck)

inzake: femjoy.xxx

Eiser exploiteert de website femjoy.com voor "downloadable electronic publications such as magazines and periodicals featuring photographs and images of landscapes and human bodies" en heeft merknamen geregistreerd. Zij is een bekend merk op het gebied van erotische websites.

De verweerster, licensee van de eiser, heeft duidelijk de bedoeling om soortgelijke diensten aan te bieden, omdat de .xxx-TLD specifiek verwijst naar sites waar 'adult entertainment content' wordt aangeboden. Ondanks dat de website niet actief is, is het passief houden van de website geen feit waardoor er geen kwader trouw kan worden vastgesteld. De overdracht wordt bevolen.

Onder A: The Respondent obviously intends to offer services and content of a similar nature as provided at due to the fact that the top level domain (TLD) “.xxx” clearly refers to a particular sort of content.

Onder C: It has been argued by the Complainant that the Respondent registered the disputed domain name for the purpose of disrupting the business of the Complainant and in order to prevent the Complainant from reflecting its’ trademark FEMJOY in a corresponding domain name within the sTLD (sponsored Top Level Domain) “.xxx”, primarily intended for the adult entertainment industry. Considering that the disputed domain name is registered in a TLD intended for the same type of products and services for which the trademark is registered and in the absence of contrary evidence, the Panel finds that the Respondent knew or should have known of the Complainant’s trademark at the time the Respondent registered the disputed domain name.

Evidence submitted by the Complainant indicates that the disputed domain name does not resolve to any active website and that the Respondent has not made any legitimate use of the disputed domain name. As stated in the decision in Telstra Corporation Limited. v. Nuclear Marshmellows, WIPO Case No. D2000-0003, and confirmed in subsequent decisions, "being used in bad faith" is not limited only to positive action as inaction is within the concept. Furthermore, as expressed in paragraph 3.2 in the WIPO Overview of WIPO Panel Views on Selected UDRP Questions, Second Edition ("WIPO Overview 2.0"), passive holding as such does not prevent a finding of bad faith. Based on the circumstances above and the evidence in this particular case, the Panel finds that the Respondent’s passive holding of the disputed domain name indicates bad faith.

WIPO Panellist 11 maart 2012, case No D2012-0083 (Borçelik tegen Contact Privacy, panellist: Kaya Köklü) en Case No D2012-0082 (Borusan Holding tegen Erdogan).
inzake: borcelik.xxx én borusanholding.xxx

Borçelik, als onderdeel van de Borusan Holding is sinds 1944 actief, met name als staalfabrikant in Turkije en maakt bezwaar tegen de registratie van haar merk met als Top Level Domeinnaam .xxx.

Onder A geeft de Panellist aan dat de extensie .xxx, in lijn met de gewone toevoeging xxx aan domeinnamen geen onderscheidend vermogen met zich meebrengt. Ondanks dat het niet erg waarschijnlijk is dat een staalfabrikant adult entertainment content zal aanbieden via het internet, sluit dit niet per se verwarringsgevaar uit. Bijzonder is wel dat de domeinnaam niet actief is, en dus geen bona fide niet-commercieel of fair use-gebruik kan worden vastgesteld, maar er wordt wel (onder C) geconstateerd dat er sprake is van registratie en gebruik te kwader trouw. Met name omdat de Turkse reputatie bekend moet worden geacht en omdat de domeinnaam volledig identiek is aan de merknaam. De domeinnaam dient te worden overgedragen.

Onder A: Moreover, in its assessment, the Panel has taken into account that due to the use of the “.xxx” TLD, which is primarily for adult entertainment content, Internet users may associate the disputed domain name with an adult related website instead of a steel company’s website. Such Internet users may conclude in advance that any website linked to a domain name ending with the “.xxx” TLD, even if comprising the Complainant’s mark, will likely not be operated by the trademark owner itself. In fact, Internet users may not expect a steel company to provide sexual content or comparable services on the Internet. Nevertheless, it is the Panel’s view that this does not per se exclude a likelihood of confusion. The Panel rather believes that even if the “.xxx” TLD is currently associated mainly with adult content, there is still a valid risk of confusion among Internet users, in particular if well-known trademarks are concerned. Given the notoriety of the Complainant’s Turkish trademark in this particular case, the Panel is convinced that any use of a domain name fully incorporating the Complainant’s trademark BORÇELİK will most likely result in confusion among Internet users with respect to the Complainant’s existing trademark rights (cf. Deutsche Bank Aktiengesellschaft v. New Work TV Tickets Inc., WIPO Case No. D2001-1314).

WIPO Panelist 26 maart 2012, Case No D2012-0192 (Sterling Jewelers tegn Jimenez/LegalReversal.com, panelist: Sandra A. Sellers)
inzake; kayjewelers.xxx

KAY JEWELERS opereert sinds 1919 onder dit teken en heeft diverse gelijkluidende merknamen geregistreerd. Zij exploiteert ook website met deze merknaam met de extensie .com, .net, .org en .us. Nu worden de domeinnamen .co (verkocht vóór deze procedure), .me (onderwerp van een ander geschil), .mobi en .xxx geregistreerd door verweerder.

Onder A geeft de panellist aan dat de toevoeging van een top-level domeinnaam niet relevant is of de domeinnaam identiek of verwarringwekkend gelijk is. In dit geval wordt gelijkheid vastgesteld en wordt ook voldaan aan de andere eisen. Eerder bood verweerster ook aan om de .co en .me domeinnaam te verkopen voor respectievelijk $ 7.500 en $15.000, dit zijn bedragen ver boven de 'out-of-the-pocket' costs. De overdracht wordt bevolen.

Onder A: The disputed domain names consist of Complainant’s mark KAY JEWELERS in its entirety, and the only difference between Complainant’s mark and the disputed domain names are insertion of the top-level domains “mobi” and “xxx”. It has long been held that the addition of top-level domains is irrelevant to the determination of whether the domain names are identical or confusingly similar to a complainant’s mark. The Panel thus finds that the disputed domain names are identical to Complainant’s KAY JEWELERS mark.

WIPO Panelist 26 februari 2012, case No D2012-0074 (Denizbank tegen Registration Private, panellist Kaya Köklü)
inzake: denizbank.xxx

DENIZBANK is een bank die sinds 1938 financiële diensten verleend en in meer dan 100 landen merkenrechten heeft verworven. Ook hier is de het gebruik van de .xxx-extensie irrelevant om niet van gelijke tekens te kunnen spreken. De bewijslast ligt normaliter bij de eiser, maar aangezien het onmogelijk is om negatief te bewijzen dat sprake van kennis van de verweerder van het merk, wordt de bewijslast ex 4 (a)(ii) van de Policy omgekeerd. Eerder bood verweerster één dag na registrtie via email aan eiser en later via een veilingsite de domeinnamen aan voor respectievelijk $ 28.000 en YTL 38.500 aan. De overdracht wordt bevolen.

Onder A: In its assessment, the Panel has taken into account that some Internet users may falsely associate the disputed domain name with a pornographic website due to the use of the “.xxx” TLD, which primarily should indicate explicitly sexual content. Given the notoriety of the Complainant’s trademark in Turkey, any use of a domain name incorporating the Complainant’s trademark DENIZIBANK will most likely result in confusion among Internet uses with respect to the Complainant’s long existing trademark rights.

Onder B: While the burden of proof remains with the Complainant, the Panel recognizes that this would result in the impossible task of proving a negative, in particular as the evidence needed to show the Respondent's lack of rights or legitimate interests is primarily within the knowledge of the Respondent. Therefore, the Panel agrees with prior UDRP panels that the Complainant is required to make out a prima facie case before the responsibility shifts to the Respondent to show that it has rights or legitimate interests in the disputed domain name in order to meet the requirements in paragraph 4(a)(ii) of the Policy, Croatia Airlines d.d. v. Modern Empire Internet Ltd., WIPO Case No. D2003-0455.


WIPO Panelist 4 april 2012, Case No D2012-0339 (HemNet tegen X, panelist Tuukka Airaksinen)
inzake: hemnet.xxx   (8 KB)

Het Zweedse bedrijf HemNet exploiteert een heel populaire vastgoed-website met .se-extensie en heeft gelijke merknaam in Zweden. Alle punten worden in het voordeel van HemNet beoordeeld. Interessant is de reactie van de verweerder op de stakingsbrief dat zij in onderhandeling is met en derde partij over de verkoop van de domeinnaam voor $2.000.

Onder C: Following the Complainant’s cease-and-desist letter to the Respondent, the Respondent sent an email indicating that it is negotiating the sale of the disputed domain name with a third party, who allegedly is claiming trademark rights in a different geographical region. The Respondent indicated that the price discussed with the other party is around USD 2,000.

Bent u benieuwd of uw naam als .xxx-domeinnaam is geclaimd: performers registry.
Meer .xxx-zaken, een klein overzicht.

IEF 11248

Nieuwe meldingsregeling vermoeden van een misstand voor CBO's

De meldingsregeling vermoeden van een misstand regelt de procedure voor het omgaan door medewerkers van een CBO met een vermoeden van een misstand.

Het bestuur van VOI©E vindt het belangrijk voor een interne open bedrijfscultuur dat vermoedens van een misstand laagdrempelig kunnen worden gemeld zonder (zorgen over) nadelige gevolgen voor de melder. Een goede procedure voor het intern melden van misstanden kan ‘klokkenluiden’ voorkomen. Er is voorzien in een onafhankelijke commissie die vermoedens kan onderzoeken.

Op grond van het CBO-Keurmerk moet iedere collectieve beheersorganisatie, lid van VOI©E, zich houden aan de Richtlijnen goed bestuur en integriteit, waarop het College van Toezicht Auteursrechten toeziet. Deze richtlijnen gaan onder andere over transparantie van het bestuursmodel, onafhankelijk toezicht op het bestuur en het uitsluiten van belangenverstrengeling.

De zogenoemde ‘klokkenluidersregeling’ maakt deel uit van de richtlijnen voor goed en integer bestuur. VOI©E heeft in samenwerking met het kennis- en dienstencentrum op het gebied van arbeidszaken CAOP de klokkenluidersregeling aangepast aan, mede door debat in de Tweede Kamer, ontwikkelde nieuwe inzichten en recente voorbeeldregelingen.

Verbeteringen

Nieuw zijn bepalingen over de rol van de vertrouwenspersoon, over het verloop van de interne procedure en er is een concreet uitgewerkte regeling gekomen voor de bescherming van de rechtspositie van een melder en van de vertrouwenspersoon. Bovendien is een extern meldpunt met een advies- en verwijs-, en tevens onderzoekfunctie ondergebracht bij het CAOP: de Commissie Integriteit CBO’s. Deze onafhankelijke commissie kan in een voorkomend geval een melding onderzoeken en de CBO ter zake adviseren.
Op www.voice-info.nl zijn op transparante wijze informatiepagina’s aangemaakt over het CBO-Keurmerk en Integer bestuur, waaronder alle informatie over de meldingsregeling vermoeden van een misstand.

IEF 11243

Over software, downloads, distributie en reproductie

F.C.M. (Frederick) Leentfaar, ‘Over software, downloads, distributie en reproductie', ITenRecht nr. 765.

Nu op ITenRecht, een bijdrage van Frederick Leentfaar, Deterink Advocaten en Notarissen. Noot bij AG HvJ EU, 24 april 2012, C128-11 (UsedSoft), IT 763.

Inleiding
Zeer interessante conclusie van Advocaat-Generaal Bot in een zaak tussen Axel W. Bierbach, curator van het failliete UsedSoft GmbH (“UsedSoft”), en Oracle International Corp. (“Oracle”), met betrekking tot distributie en reproductie van software, uitputting en het begrip “rechtmatige verkrijger”. Op het eerste gezicht een vrij duidelijke en correcte conclusie, doch een die bij herhaalde lezing de nodige vragen oproept.

Ik behandel kort enige feiten uit het geschil dat aanleiding heeft gegeven tot het stellen van prejudiciële vragen. Daarna kom ik toe aan de prejudiciële vragen zelf en de beantwoording hiervan door de AG. Tot slot concludeer ik met enige mogelijke implicaties wanneer deze antwoorden één op één zullen worden overgenomen door het Hof.

De gehele noot is gepubliceerd op IT 765.
Lees meer van ITenRecht-redacteur Frederick Leentfaar op ITenRecht: hier.

IEF 11240

Presentaties IJzersterke octrooiverhalen

Peter Blok, IJzersterke octrooiverhalen Het belang van de beschrijving, UNION Lezing.
Bas Pinckaers, IJzersterke octrooiverhalen nawerkbaarheid en beschermingsomvang in Europa, UNION Lezing.

De Nederlandse groep van Union-IP organiseerde op donderdag 5 april 2012 voor octrooigemachtigden, advocaten en andere belangstellenden haar eerste dinerbijeenkomst, met als onderwerp ‘IJZERSTERKE OCTROOIVERHALEN’.

De presentatie van Peter Blok, Afdeling IE Rechtbank 's-Gravenhage.
- Doel van het octrooirecht
- Toepassingsbereik
- Nawerkbaarheid: De contact lenzen zaak
- Equivalentie: De Occluder zaak

De presentatie van Bas Pinckaers, Van Doorne advocaten.
1) Basisregel
2) Nawerkbaarheid: Novartis/Johnson & Johnson
3) Beschermingsomvang: Aga/Occlutech
4) Conclusie: Verschillen in de uitspraken tussen dezelfde partijen op basis van hetzelfde octrooi ontstaan door

- verschillende stellingen en verschillend bewijs van partijen
- nationale rechters die bij gebreke van een supranationale rechter de EOV regels op verschillende wijze toepassen
- verschillen in het nationaal procesrecht.

IEF 11237

BMM Bulletin nu ook online

BMM Bulletin is nu ook online te lezen via de website www.bmmbulletin.nl De digitale versie van het tijdschrift wordt uitgegeven door uitgeverij deLex in samenwerking met BMM en Otto Cramwinckel. De website is gratis voor BMM leden en abonnees op het tijdschrift BMM Bulletin.

BMMBulletin.nl bevat een archief met de artikelen (PDF) die in de periode 2003-2011 zijn verschenen. Nieuw te verschijnen nummers worden tegelijk met het versturen van het folio tijdschrift online gezet. Voor online toegang heeft u uw BMM inloggegevens nodig. Klik hier als u uw gebruikersnaam en wachtwoord nogmaals wilt ontvangen o.v.v. inloggegevens BMM Bulletin.

BMM Bulletin is ook opgenomen in de databank Praktijkgebied IE met o.a. AMI (2003), Berichten IE (1969), IE-Forum.nl (2006) en IT en Recht (2010). Vraag hier een gratis proefabonnement aan.

IEF 11231

Piraterij bestrijden met mobiele telefoons en RFID-technologie

Een bijdrage van Jan Brölmann, De Vos & Partners Advocaten.

De verhandeling van illegale namaak-producten en piraterij kost de wereldeconomie jaarlijks miljarden euro’s. Ondanks de vele pogingen om piraterij te bestrijden, groeit de industrie voor namaak-artikelen echter nog steeds.

Uit het jaarrapport 2010 van de Europese Commissie (zie hier) met betrekking tot de handhaving van intellectuele eigendomsrechten blijkt dat de EU-douane in 2010 aan de buitengrenzen van de Europese Unie meer dan 103 miljoen goederen in beslag heeft genomen waarvan zij vermoedde dat deze waren nagemaakt of door piraterij waren verkregen.

Het is voor rechthebbenden van belang om voldoende aandacht te besteden aan de handhaving van hun intellectuele eigendomsrechten. Rechthebbenden krijgen zo (onder meer) de mogelijkheid om hun investeringen in de ontwikkeling van het product terug te verdienen. De bescherming van de intellectuele eigendom is daarnaast niet alleen van belang voor het bevorderen van innovatie en creativiteit, maar ook voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de verbetering van het concurrentievermogen.

De wetgever heeft reeds voorzien in diverse (civiel- en strafrechtelijke) rechtsmiddelen om intellectuele eigendomsrechten te kunnen handhaven. Naast de bestaande wettelijke middelen wordt thans gewerkt aan de ontwikkeling van een nieuw (technologisch) antipiraterij systeem dat gebruikt maakt van RFID-technologie en mobiele telefoons.

Wat is RFID
Radio Frequency Identification (RFID) is een technologie waarmee met behulp van radiogolven de unieke automatische identificatie van producten, dieren en personen op afstand mogelijk wordt gemaakt.

Kort gezegd werkt RFID als volgt. Op objecten bevestigde RFID-tags identificeren zichzelf wanneer zij een signaal opvangen van een leesapparaat (de zogenaamde ‘reader’ of ‘interrogator’) door een radiosignaal terug te sturen aan dat leesapparaat. De inhoud van het radiosignaal is de informatie die wordt opgeslagen in de chip die zich in de RFID-tag bevindt.

RFID technologie is niet nieuw. Bekende RFID-toepassing zijn (onder meer) internet bankieren, de OV-chipkaart, het nieuwe Nederlandse paspoort en anti-diefstal tags voor kleding.

RFID, NFC en anti-piracy

Uit een artikel van het Agentschap NL (zie hier) blijkt dat de Chinese overheid, producenten, universiteiten en chipsfabrikanten de handen ineen hebben geslagen om een antipiraterij-systeem te (door)ontwikkelen door gebruik te maken van RFID-technologie gecombineerd met de Near Field Communication (NFC) technologie. Met de NFC-technologie kunnen via mobiele telefoons RFID-tags worden uitgelezen. Dit nieuwe antipiraterij-systeem zal naar verwachting eerst worden toegepast in de verpakkingen van drank en sigaretten en daarna in andere sectoren, zoals de schoenenindustrie en de farmacie.

In de toekomst zouden kopers van producten dus mogelijk via hun mobiele telefoon eenvoudig kunnen controleren of er sprake is van een ‘echt’ origineel (merk)product of van namaak door de RFID-tag in het betreffende product uit te lezen met hun mobiele telefoon. De koper zou op deze manier bijvoorbeeld eveneens de productiedatum van het betreffende product kunnen controleren.

Aan het gebruik van RFID-technologie zitten wel diverse (juridische) haken en ogen. Op het gebied van privacy en (data)beveiliging is er kritiek geuit op het gebruik van de RFID-technologie. Het ongemerkt en zonder toestemming uitlezen van RFID-tags zou immers inbreuk (kunnen) maken op de privacy van de gebruiker van RFID-technologie.

Relevante wetgeving met betrekking tot RFID:
- De Wet Bescherming Persoonsgegevens;
- Regeling gebruik van frequentieruimte zonder vergunning 2008; en
- De Europese Beschikking 2006/771/EG inzake de harmonisatie van het radiospectrum voor gebruik door korteafstandsapparatuur (laatst gewijzigd 2010/368/EU).

Jan Brölmann, De Vos & Partners Advocaten
Illustratie is embedded link naar 12manage.com

IEF 11230

Naar een horizontale integratie van het auteursrecht

E.J. Dommering, 'De zaak Scarlet/Sabam: Naar een horizontale integratie van het auteursrecht', AMI 2012-2, p. 49-53.

Een bijdrage van Egbert Dommering, IViR.

In deze bijdrage bespreek ik de Scarlet/Sabam-uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEG 24 november 2011, C-70-10; [IEF 10551, red.]) en de Conclusie van de Advocaat-Generaal in deze zaak [IEF 9552, red.]. Het artikel onderzoekt de consequenties van de beslissing dat de uitoefening van het in het Europese Handvest verankerde auteursrecht moet worden getoetst aan andere fundamentele rechten in het Handvest (vrijheid van meningsuiting, privacy, vrijheid van ondernemen en de rule of law).

Inhoudsindicatie:
De zaak Scarlet/Sabam en de gestelde prejudiciële vragen over filteren
De verschillende benadering van de AdvocaatGeneraal en het Hof; de Europese rechtsstaat
De beslissing van het HvJEG; het auteursrecht is niet alleen verticaal, maar ook horizontaal geharmoniseerd
Overgebleven vragen: Ziggo/Brein
Overgebleven vragen: ACTA
Een nieuwe wending in de auteursrechtelijke rechtsvinding in Nederland

Conclusie...
Door het internet en de individualisering van de communicatiepatronen die steeds gemakkelijker kunnen worden getraceerd is de ISP (als toegangverschaffer van legale en illegale informatie inhouden) in het brandpunt van de juridische belangstelling gekomen van degenen die de verspreiding van publiekrechtelijke of privaatrechtelijke verboden informatie willen tegenhouden. Dat betekent voor het auteursrecht dat het steeds vaker in conflictsituaties zal worden uitgeoefend zoals die in dit arrest aan de orde waren. Handhaving loopt daardoor telkens samen met een eventueel verboden preventief toezicht, privacy-inbreuk en belemmering van informatievrijheid. Dat zal een andere vorm van rechtsvinding versterken, waarin het auteursrecht als een van de rechten een rol speelt. Vroeger was de rechtsvraag beperkt tot: is er een nieuwe openbaarmaking of niet? Nu zullen achter het gordijn van formele juridische begrippen steeds vaker de economische en sociale legitimaties benoemd moeten worden en een rol moeten gaan spelen in de argumentatie van de rechter. We krijgen nog Amerikaanse toestanden.