Is de foto auteursrechtelijk beschermd?
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22 februari 2023, IEF 21281; ECLI:NL:RBZWB:2023:1306 (eiser tegen gedaagde) De zaak gaat over een foto waarvan de eiser beweert dat hij de maker is en daarom het auteursrecht heeft. De gedaagde heeft betwist dat de foto genoeg originaliteit en persoonlijkheid heeft om auteursrechtelijk beschermd te zijn. De eiser heeft niet voldoende onderbouwd waarom de foto auteursrechtelijk beschermd is en daarom worden alle vorderingen van de eiser op basis van auteursrecht afgewezen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het gebruik van een deel van de foto door de gedaagde kan worden beschouwd als een citaat en daarom niet als inbreuk op auteursrecht wordt beschouwd. De eiser is veroordeeld tot betaling van de kosten van de procedure als de in het ongelijk gestelde partij.
Artikel ingezonden door Prof. mr. D.J.G. Visser, Visser Schaap & Kreijger
AI kunst, auteursrecht, bewijslast en informatieplicht
'Er rust geen auteursrecht op ‘kunstwerken’ die volledig door kunstmatige intelligentie (een ‘generatief AI-programma’) zijn gemaakt, zonder creatieve menselijke instructie en/of zonder creatieve menselijke nabewerking. Voor auteursrechtelijke bescherming is nodig dat er sprake is ‘van een vorm die het resultaat is van scheppende menselijke arbeid en dus van creatieve keuzes, en die aldus voortbrengsel is van de menselijke geest’, aldus de Hoge Raad in 2008.
Hoe gedetailleerd en creatief de instructie aan een kunstmatige intelligentie moet zijn om het resultaat auteursrechtelijk beschermd te doen zijn is nog onduidelijk. Daar bestaat nog geen ervaring mee. Er is geen rechtspraak of vergelijkingsmateriaal.
Uitspraak ingezonden door Reindert van der Zaal en Merel Rondhuis, Kennedy Van der Laan
Duitse rechter exclusief bevoegd
Rechtbank Den Haag 1 maart 2023, IEF 21280; C/09/638877 / HA ZA 22-998 (Voy tegen E-Hoi) E-Hoi vordert primair dat deze rechtbank zich onbevoegd verklaart op grond van de artikelen 124 en 125 lid 1 UMVo. De rechtbank is van oordeel dat de primaire incidentele vordering moet worden toegewezen, omdat de aangevoerde gronden die vordering kunnen dragen. Een vordering tot vaststelling van niet-inbreuk kan alleen bij de rechterlijke instanties van de lidstaat waar de verweerder zijn woonplaats heeft, worden ingesteld waardoor de Duitse rechter in dit geval exclusief bevoegd is omdat E-Hoi in Duitsland gevestigd is. De rechtbank acht zich ook ten aanzien van de eisvermeerdering onbevoegd om daarvan kennis te nemen. Bovendien hangt de eisvermeerdering feitelijk en rechtens nauw samen met de niet inbreukvordering. De beoordeling van de eisvermeerdering vraagt daarom evenzeer een oordeel over de gestelde niet-inbreuk. Naar het oordeel van de rechtbank dient een dergelijke vordering daarom eveneens aanhangig te worden gemaakt bij de rechter die zal hebben te oordelen over de vraag of het Hoi.nl-teken al dan niet inbreuk maakt op de E-hoi-merken. Voy zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten die E-Hoi heeft gemaakt in verband met dit incident.
Uitspraak ingezonden door Lars Bakers en Marissa Brinks, BINGH
HSWT had (impliciete) toestemming voor het merkgebruik
Gerechtshof Den Haag 28 februari 2023, IEF 21279; ECLI:NL:GHDHA:2023:407; 200.305.356/01 (Stratco c.s. tegen HSWT c.s.) In deze zaak hebben Stratco c.s. diverse op merkinbreuk gebaseerde vorderingen jegens HSWT c.s. ingesteld. De gestelde inbreuken vonden onder meer plaats gedurende een mede op initiatief van Stratco c.s. met investeerder Standard Investment tot stand gekomen doorstart van de in Frankrijk gevestigde aspartaamproducent HSWT France. HSWT c.s. zijn door Stratco c.s. op merkinbreuk aangesproken toen onderhandelingen over een uiteindelijke samenwerkingsvorm waren stukgelopen. HSWT c.s. hebben zich tegen de vorderingen verweerd onder meer met een beroep op een door de merkhouder ten bevoeve van de doorstart impliciet verleende licentie. De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen. Het hof komt tot een bekrachtiging van het vonnis. Het hof heeft geoordeeld dat HSWT c.s. impliciete toestemming had voor het gebruik van de Uniemerken van Stratco tijdens hun samenwerking en dat er geen sprake is van onrechtmatig handelen of ongerechtvaardigde verrijking door HSWT c.s.. Het hof oordeelde verder dat er geen bewijs was voor begripsmatige verwarring tussen het HYET-woordmerk en het HSWT-teken en dat HSWT c.s. het rebrandingproces binnen een redelijke termijn heeft afgerond.
Merkenrecht in de Internationale praktijk | woensdag 5 april
Aanmelden is nog steeds mogelijk!
Welke actoren en pijnpunten spelen een rol in internationale merkenrechtgeschillen, en tegen welke praktische uitdagingen loop je aan in je dagelijkse merkenpraktijk? Hoe kijkt de douane aan tegen een verzoek om optreden, wanneer beoordeelt de douane iets als merkinbreuk en welke acties kun je ondernemen in welke gevallen?
Uitspraak ingezonden door: Anthony Van der Planken, Van Innis & Delarue
Louboutin tegen The Level Group
Tribunal de l'entreprise Francophone de Bruxelles 25 januari 2023, IEF 21278, IEFbe 3624, A/22/02093 (Louboutin tegen The Level Group) In deze zaak stelt Louboutin dat de persoonlijke stempel en de vrije en creatieve keuzes die in de drie versie van het model ‘Hot Chick’ terugkomen, zich kenmerken door de combinatie van vier elementen, te weten, de zeer uitgesproken décolleté, het puntige uiteinde, de naaldhak en de bijzondere uitsparing in het achterste gedeelte aan de zijkanten van het bovenwerk. Laboutin heeft bewezen dat het model voor het einde van 2013 werd gecreëerd. Verweerder, The Level Group, is er niet in geslaagd te bewijzen dat de vier door Laboutin opgeëiste kenmerken in 2013 of daarvoor gezamenlijk in een schoenmodel zijn belichaamd.
HvJ EU: uitsluitend technische functie? Alle objectieve omstandigheden van het concrete geval van belang
HvJ EU 2 maart 2023; IEF 21277; IEFbe 3623; ECLI:EU:C:2023:141, C‑684/21 (Papierfabriek Doetinchem tegen Sprick) Sprick vervaardigt dispensers voor verpakkingspapier. Zij is houder van een gemeenschapsmodel dat betrekking heeft op een ‘packing device’. Papierfabriek Doetinchem (hierna: Papierfabriek) maakt en verkoopt een voortbrengsel dat concurreert met dat van Sprick. Sprick is van mening dat er inbreuk wordt gemaakt op de rechten verbonden aan haar model. Papierfabriek vordert in reconventie dat het model van Sprick nietig wordt verklaard omdat alle kenmerken ervan uitsluitend worden bepaald door de technische functie van het voortbrengsel.
Hombli vs HOMBLE
Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom 28 februari 2023, IEF 21274; Beslissing oppositie 2017544 (Hombli tegen HOMBLE) Het betreft hier een merkgeschil waarbij een nieuw merk, genaamd HOMBLE, wordt betwist door oudere merken, hierna: Hombli. Het geschil draait om de vraag of er verwarringsgevaar bestaat tussen de oudere merken en het nieuwe betwiste merk voor identieke of soortgelijke waren en diensten. Het Bureau heeft vastgesteld dat de waren en diensten van het betwiste merk deels identiek of overeenstemmend zijn met die van de oudere merken, en deels niet-overeenstemmend. Het Bureau is van oordeel dat voor de niet-overeenstemmende waren en diensten in de klassen 5, 7, 11 en 35 de oppositie niet kan slagen omdat er geen sprake kan zijn van verwarringsgevaar als er geen overeenstemming is tussen de waren en diensten. Voor de identieke en overeenstemmende waren en diensten in de klassen 9 en 35 ('Detailhandeldiensten met betrekking tot smartwatches') gaat het Bureau over tot een globale beoordeling van het verwarringsgevaar aan de hand van andere relevante factoren. Het Bureau is van oordeel dat de merken visueel en auditief sterk overeenstemmen. Het aandachtsniveau van de gemiddelde consument moet worden aangenomen als normaal, en het verwarringsgevaar is des te groter naarmate de onderscheidingskracht van het oudere merk sterker is. Op basis van deze factoren en hun onderlinge samenhang, is het Bureau van oordeel dat er voor een deel van de identieke en overeenstemmende waren en diensten sprake is van verwarringsgevaar tussen de oudere merken en het betwiste merk.
Actualiteiten Privacyrecht | woensdag 8 maart
Let op: aanmelden is nog mogelijk voor het actualiteitenoverzicht Privacyrecht op woensdag 8 maart! U wordt o.a. meegenomen in de eerste Nederlandse vonnissen over collectieve claims. De uitkomst van deze uitspraken is relevant voor bijvoorbeeld de actuele massaclaim tegen Twitter [zie IT 4145]. Hierin wordt onder meer schadevergoeding gevorderd op grond van de AVG. Op 6 oktober 2022 heeft A-G Campos Sánchez-Bordona namelijk heel stellig geconcludeerd dat een enkele schending van de AVG niet voldoende is voor het recht op schadevergoeding. Dient het Hof zijn conclusie te volgen?
Dit onderwerp wordt komende woensdag samen met andere uitspraken besproken door Vita Zwaan (bureau Brandeis) en Quinten Kroes (Brinkhof). Zij nemen de belangrijkste privacy-uitspraken van de afgelopen 18 maanden met u door. Zo krijgt u in slechts twee uur tijd een helder en actueel overzicht van relevante rechtspraak, aan de hand van de volgende thema's:
- Openbare registers en informatieverstrekking in het algemeen belang, met o.a. de uitspraken van het HvJ EU over openbare registers ter bestrijding van witwassen (UBO) en corruptie, de verstrekking van PNR-gegevens en de toetsing van nationale wetten die telecom-aanbieders en advocaten verplichten om persoonsgegevens te verstrekken
- Schadeclaims en collectieve acties, met de eerste Nederlandse vonnissen over collectieve claims en de opinie van AG Campos Sánchez-Bordona over het AVG-schadebegrip
- Grondslagen, de VoetbalTV- en KNTLB-zaken over het gerechtvaardigd belang, de Facebook en WhatsApp-boetes van de Ierse toezichthouder over de grondslag van de uitvoering van de overeenkomst)
- Rechten van de betrokkene, de nadere uitleg van het HvJ EU van het inzagerecht en het verwijderrecht
Datum: woensdag 8 maart 2023
Tijd: 15.00 - 17.15 uur (met afsluitend borrel)
Accreditatie: 2 opleidingspunten NOvA
Locatie: Circl, Gustav Mahlerplein 1B, Amsterdam
Ook op de hoogte blijven: meteen aanmelden kan via deze link
TikTok versus fikfok
EUPIO 1 maart 2023, IEF 21273; Oppositie nummer B 3 160 450 (TikTok tegen fikfok) Dit gaat over een oppositie die is ingediend tegen een aanvraag voor een Europees Unie-woordmerk 'fikfok' op basis van twee eerdere merken 'TikTok' en 'TIK TOK'. Er wordt een beroep gedaan op artikel 8 (1) (b) EUTMR met betrekking tot het eerdere merk 'TikTok'. Er zal eerst worden gekeken naar de oppositie met betrekking tot het eerdere handelsmerk 'TikTok'. De oppositie heeft betrekking op goederen die in klasse 20 zijn vermeld, waaronder meubels, tijdschriftenrekken en kledingkasten. De betwiste goederen zijn ook in klasse 20 en omvatten bagagerekken, kantoormeubilair, bankstellen, tafels, kledingkasten, planken, opslagplanken, opblaasbaar meubilair en matrassen. In deze zaak wordt onderzocht of er sprake is van verwarringsgevaar tussen de woordmerken 'TikTok' en 'fikfok' in een oppositieprocedure voor de registratie van het laatstgenoemde merk. De gemiddelde consument van de betreffende goederen wordt geacht redelijk geïnformeerd en oplettend te zijn, en de mate van aandacht kan variëren afhankelijk van de gespecialiseerde aard, frequentie van aankoop en prijs van de goederen. Onder het Duitstalige deel van het publiek van de Europese Unie is sprake van een risici op verwarring. Het feit dat dit slechts voor een deel van het publiek verwarrend is, is voldoende om het betwiste merk af te keuren. De oppositie is daarom succesvol op basis van artikel 8 (1) (b) van de EU-handelsmerkverordening. Er is sprake van een risico op verwarring; de oppositie slaagt.