Procesrecht  

IEF 12475

Registeraccountant heeft niet de gehele invoerroute onderzocht

Accountantskamer Zwolle 19 maart 2013, zaaknr. 12/915 Wtra AK / YH0359 (Converse tegen registeraccountant)

Afschrift ingezonden door Leonie Kroon, DLA Piper.

Tuchtklacht tegen de accountant die gerapporteerd heeft inzake de originaliteit en herkomst van Converse-schoenen.

De bewoordingen van de brieven en rapporten, waarin door betrokkene wordt vastgesteld dat de bewuste schoenen origineel zijn althans afkomstig zijn van officiële distributeurs van Converse (...) of een tot haar groepsstructuur behorende onderneming, zijn naar hun aard wel degelijk concluderend en dat daarom aan deze brieven en rapporten een aspect van assurance niet kan worden ontzegd, waarvoor betrokkene een deugdelijke grondslag dient te hebben. De betrokkene verklaart onder meer dat hij geen aanleiding heeft gezien voor nader onderzoek (lees uitgebreid hieronder).

De Accountantskamer stelt vast dat betrokkene, blijkens deze toelichting, niet de gehele invoerroute van de schoenen naar Sporttrading heeft onderzocht. De Accountantskamer verklaart de klacht gegrond en legt de maatregel op van waarschuwing.

4.6.4. De Accountantskamer stelt vast dat betrokkene de opdracht van Sporttrading tot het opstellen van het rapport van 3 augustus 2009 heeft aanvaard onder verwijzing naar NV COS 4400. (...) Deze vermelding neemt echter niet weg dat de bewoordingen van de brieven en rapporten, waarin door betrokkene wordt vastgesteld dat de bewuste schoenen origineel zijn althans afkomstig zijn van officiële distributeurs van Converse, gevestigd binnen de Europese Unie of een tot haar groepsstructuur behorende onderneming, naar hun aard wel degelijk concluderend zijn en dat daarom aan deze brieven en rapporten een aspect van assurance niet kan worden ontzegd, waarvoor betrokkene een deugdelijke grondslag dient te hebben. Dat betrokkene, getuige zijn stellingname in het verweerschrift en ter zitting, een andere lezing aan de gebruikte bewoordingen meente te kunnen geven berust op een misinterpretatie zijnerzijds, althans wordt niet gedragen door de betekenis die een redelijk en goed geïnformeerde derde na lezing aan de door betrokkene in zijn rapportage gebruikte bewoordingen zal geven. Betrokkene heeft aldus, door de brieven en rapporten op deze wijze te formuleren, niet gehandeld conform het bepaalde in paragraag 5. van NV COS 4400.
(...) Het gesterkt overigens wel het oordeel van de Accountantskamer dat betrokkene, gelet op de aard van de opdracht, wist of behoorde te weten welke de strekking van de aan hem gegeven opdracht, erop neerkomende dat zijn rapportage diende om in rechte aan te tonene dat sprake was van legaal in de EER-ruimte brengen van de bewuste schoenen, en wel tegen de achtergrond van de omstandigheid dat binnen de EU in verband met merkenrechtelijke bescherming veelal getracht wordt middels parallelimport een gunstiger marktpositie te creëren en/of dat deze schoenen originele merkgoederen waren.

4.6.7. Klaagster heeft betrokkene dienaangaande verweten dat de door betrokkene verstrekte assurance (althans getrokken conclusies) niet berust(en) op een deugdelijke grondslag. (...)

Betrokkene heeft desgevraagd ter zitting nader toegelicht op welke wijze hij de informatie heeft gekregen bij de totstandkoming van zijn brieven en rapporten. Betrokkene verklaart -samengevat-: "De leverancier van Sporttrading ,Ressokd Rings, is gevestigd in Spanje. Bij Ressokd Rings is ter plaatse onderzoek gedaan naar de goederen- en geldstromen. Op basis hiervan kon Ressokd Rings laten zien dat haar schoenen gekocht waren bij Borol. Ressokd Rings had tevens de informatie dat Borol de schoenen had gekocht bij Infinitiy, de officiële distributeur. Ik ben niet bij Infinity en Borol geweest, maar heb wel inzage gehad in de factuurstroom tussen Infinity en Borol. Voor een nader onderzoek bij Borol en Infinity heb ik geen aanleiding gezien. Op basis van de getoonde informatie ben ik ervan uitgegaan dat Borol de schoenen bij Infinity had ingekocht. Mij is niet gebleken dat niet was geleverd of gefactureerd tussen Infinity en Borol."

De Accountantskamer stelt vast dat betrokkene, blijkens deze toelichting, niet de gehele invoerroute van de schoenen naar Sporttrading heeft onderzocht. Teneinde de door hem getrokken conclusies aangaande de herkomst van de schoenen van Sporttrading deugdelijk te onderbouwen had dit echter wel op zijn weg gelegen. Daargelaten het feit dat de conclusies van betrokkene afwijken van bevindingen in het rapport van IFC, ontbeert het rapport van betrokkene reeds hierom een deugdelijke grondslag. Betrokkene heeft aldus gehandeld in strijd met de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en professionaliteit, als bedoeld in artikel 100.4, sub c. en e. van de VGC. De klacht is in zoverre gegrond.
IEF 12453

Ontwerp uitbreiding aantal Gerecht EU-rechters van 27 naar 39

Ontwerpverslag over het ontwerp van verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van het statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie met het oog op de uitbreiding van het aantal rechters bij het Gerecht (02074/2011 – C7-0126/2012 – 2011/0901B(COD))

European Court of Justice

Gewone wetgevingsprocedure (eerste lezing). Toenemende werkdruk door o.a. de grotere aantallen rechtszaken over inschrijving van gemeenschapsmerken. Het reglement voor de procesvoering is eerder gewijzigd in die zin, dat in intellectuele-eigendomszaken thans zonder mondelinge behandeling kan worden beslist; deze zaken daardoor sneller kunnen worden afgehandeld.

In artikel 48 wordt het getal „zevenentwintig" vervangen door het getal „negenendertig". Artikel 48 wordt vervangen door: „Het aantal rechters van het Gerecht bedraagt één rechtersfunctie per lidstaat plus twaalf extra rechtersfuncties. Alle rechters hebben dezelfde wettelijke status en dezelfde rechten en plichten. De gedeeltelijke vervanging van de rechters die om de drie jaar plaatsvindt, betreft bij een even aantal rechters steeds de helft van de rechters, en bij een oneven aantal rechters beurtelings een even aantal en het eerstvolgende kleinere, dus oneven, aantal rechters.”

Motivering:

Bij dit amendement wordt het aantal rechters met twaalf extra rechters verhoogd. Tevens worden twee categorieën van rechtersposten ingevoerd. Met het oog op nieuw toe te treden lidstaten (bv. Kroatië) moet artikel 48 bovendien open geformuleerd worden, en geen maximumaantal meer noemen,, om te vermijden dat het statuut onnodig nogmaals moet worden gewijzigd. Artikel 48 wordt hierbij analoog aan artikel 9 van het statuut van het Hof aangepast.

Het volgende artikel wordt ingevoegd: Artikel 48 ter

1. De extra rechtersposten worden ingevuld ongeacht de herkomst van een kandidaat uit deze of gene lidstaat.

2. In de procedure voor de bezetting van een of meer van de twaalf extra rechtersposten kunnen de regeringen van alle lidstaten kandidaten voordragen. Bovendien kunnen aftredende rechters bij het Gerecht zich persoonlijk, bij schrijven aan de voorzitter van het in artikel 255 VWEU bedoelde comité, kandidaat stellen.

3. In de procedure voor de bezetting van een of meer van de twaalf extra rechtersposten brengt het in artikel 255 VWEU bedoelde comité advies uit over de geschiktheid van de kandidaat voor de uitoefening van het ambt van rechter in het Gerecht. Het comité voegt bij dit advies over de geschiktheid van de kandidaten een lijst van de kandidaten die op grond van hun ervaring op hoog niveau het meest geschikt voorkomen. Deze lijst bevat ten minste tweemaal zoveel kandidaten als het aantal door de regeringen van de lidstaten in onderling overleg te benoemen rechters.

Motivering:
Dit amendement regelt de benoeming van rechters in de extra rechtersfuncties. De extra rechtersposten worden ingevuld ongeacht of een kandidaat uit een bepaalde lidstaat afkomstig is – doorslaggevend is alleen de professionele geschiktheid die door het het in artikel 255 VWEU bedoelde comité wordt beoordeeld. De formulering is min of meer ontleend aan artikel 3lid 4 van bijlage I van het Protocol over het statuut van het Hof van Justitie.

1. Opdeling van de wetgevinsprocedure in twee gedeelten
(...) In overeenstemming hiermee laten de door de rapporteur voorgestelde amendementen zich in twee groepen indelen: tot de eerste groep behoren de noodzakelijk geworden schrappingsamendementen waarbij de inmiddels als wetgeving aanvaarde artikelen in het oorspronkelijke voorstel worden geschrapt; de overige amendementen betreffen de kwestie van de extra rechters.

2. Gestaag toenemende werkdruk bij het Gerecht van de Europese Unie (Gerecht van eerste aanleg)
(...) De huidige groei van de werkdruk is toe te schrijven aan a) uitbreiding van ontvankelijke beroepen; b) de toegenomen litigatie na de toetredingen van nieuwe lidstaten in 2004 en 2007; c) de rechtszaken die voortvloeien uit de voortschrijdende Europese integratie, waarmee immers een intensievere en bredere wet- en regelgeving door de organen, instellingen en instanties van de Unie is gemoeid, en d) de grotere aantallen rechtszaken over inschrijving van gemeenschapsmerken. Opmerking verdient dat veel van deze oorzaken niet waren voorzien.

5. Het aantal extra rechters
Het Hof stelt een uitbreiding van het aantal rechters voor met twaalf, tot een totaal van 39 rechters. De rapporteur acht het wel aangetoond dat het Gerecht extra rechters nodig heeft. Het precieze aantal is moeilijk te bepalen en te onderbouwen. Volgens de analyse van de Begrotingscommissie1 zou elke extra rechterspost, met inbegrip van de bijbehorende secretariaatskosten enz., ongeveer 1 miljoen euro per jaar kosten. Niettegenstaande de moeilijke begrotingssituatie van de EU resp. de lidstaten beschouwt de rapporteur een uitbreiding met 12 extra rechtersposten als adequate maatregel. De rechter moet zijn controlerende taak kunnen uitoefenen en wel binnen een redelijke termijn. Dat verwachten de burgers als behorend bij het rechtsstaatsbeginsel.

10. Slotopmerkingen van de rapporteur

De rapporteur acht de door het Gerecht aangevoerde argumenten overtuigend en de noodzaak van extra rechtersposten aangetoond. Het is alleszins van belang dat het Gerecht in staat is een zaak binnen een redelijke termijn af te doen.

Het grote probleem blijft echter de benoeming van de rechters; deze kwestie heeft bij de eerste aanzet al tot vertraging geleid. De rapporteur doet in dit ontwerpverslag een concreet voorstel waarin de nationaliteit van de extra rechters buiten beschouwing blijft. Nationaalpolitieke overwegingen bij de postenverdeling mogen niet ten koste gaan van de rechtsstatelijkheid van de EU.

Omwille van een snelle beslissing stelt de rapporteur overigens voor dat het Parlement zich open opstelt voor compromisvoorstellen van de Raad of van het Hof van Justitie, omdat de uitbreiding van het aantal rechtersposten spoedeisend is. Elke overeenstemming is beter dan verdere vertraging. De thans langdurige gerechtelijke procedures dreigen opnieuw in strijd te komen met het Europees Verdrag voor de mensenrechten.

De rapporteur vraagt de Raad dan ook om zo snel mogelijk op de voorstellen in dit ontwerpverslag te reageren, en de doelmatigheid van het rechtspraakstelsel van de Unie niet door verder talmen aan te tasten.

Commission proposal: COM(2011)0596

IEF 12442

Provisional Cross-Border Jurisdiction in Patent Cases according to the CJEU in Solvay

R.E. Ebbink, Provisional Cross-Border Jurisdiction in Patent Cases according to the CJEU in Solvay, IE-Forum.nl nr. IEF 12442.

Een bijdrage van Richard Ebbink, Brinkhof.

The Court of Justice of the European Union last year delivered a decision on the impact of the GAT/LuK decision on jurisdiction in preliminary infringement proceedings (Solvay/Honeywell red. IEF 11570).).

As the case below is continuing its way through the Dutch courts, the frequency of publications trying to make sense of the 2012 CJEU decision come down significantly. The majority of the commentators so far seem to conclude that the CJEU in Solvay gave the green light to cross-border jurisdiction in preliminary infringement proceedings.

This is a fresh attempt at establishing the impact of the Solvay decision on the interpretation of the relevant articles of the Brussels Regulation (EU Regulation 2001/44).

Leeswijzer:
Jurisdiction under the Brussels Regulation
GAT/LuK
Solvay/Honeywell
Article 31 rules
Article 22 has special scope
Reasonable possibility
Conclusion
Ratio
This is a European rule

IEF 12432

Getuige verklaart betekenis "royalties per lichtbron"

Rechtbank Den Haag 13 maart 2013, zaaknr. C/09/364732 / HA ZA 10-1550 (OTB c.s. tegen Lemnis c.s.)

Uitspraak ingezonden door Bas Le Poole en Peter Kok, Houthoff Buruma.

In navolging van het tussenvonnis [IEF 10597]. Uitleg van het begrip royalties. OTB c.s. is gespecialiseerd in het bouwen van machines ter vereenvoudiging van productieprocessen, procesontwikkeling en productontwikkeling. Lemnis is een voorloper in duurzame verlichtingsoplossingen op basis van LED (Light Emitting Diode) technologie. OTB en Lemnis zijn samenwerkingsbesprekingen gestart. Het doel van de samenwerking was dat OTB een lichtbronmachine zou ontwikkelen waarmee Lemnis tegen een lage kostprijs lichtbronnen zou kunnen produceren om deze te verkopen aan derden. OTB zou vervolgens een bedrag aan royalties ontvangen per verkochte lichtbron. OTB heeft de lichtbronmachine echter nooit ontwikkeld en aan Lemnis geleverd. OTB heeft derhalve nooit royalties van Lemnis ontvangen. Bij tussenvonnis van 30 november 2011 heeft de rechtbank OTB een bewijsopdracht gegeven met betrekking tot de stelling van OTB dat de vergoedingsstructuur op het derde niveau van de samenwerking niet gekoppeld was aan de productie van een lichtbronmachine. Hiertoe heeft OTB twee getuigen opgeroepen. Aan de zijde van Lemnis zijn ook 2 getuigen gehoord.

Tijdens het verhoor van de getuige Van Doorne (OTB) is uitgebreid ingegaan op de betekenis van de term 'royalties per lichtbron': "Royalties noem ik het deel dat OTB van Lemnis zou ontvangen die Lemnis op haar beurt weer als royalties ontving van derden die in eigen productie de lampen mochten produceren. (…)  Getuigen Van Doorne heeft echter wel verklaard dat "met het maken van de afspraken over de royalties ten aanzien van niveau 3 (…) [hij] niet de indruk [had] dat Lemnis ervan uitging dat die royalties alleen sloegen op lichtbronnen die met behulp van de door OTB te ontwikkelen lichtbronmachine waren geproduceerd.""

Dit is echter tegengesproken door de getuigen van Lemnis. Zo verklaarde getuige Otten (Lemnis): "Een vergoeding die op het derde niveau is afgesproken, is gerelateerd aan het produceren door OTB van een lichtbronmachine. Dat is nooit anders besproken. Een concurrentievoordeel zou pas ontstaan als wij goedkoper lichtbronnen konden maken door met behulp van een door OTB te vervaardigen machine. Zo moet u ook royalty begrijpen.".

De rechtbank oordeelt dat OTB niet in haar bewijsopdracht is geslaagd: "Nu de verklaringen van de getuigen Barfod en Otten zulks overtuigend weerspreken, en de rechtbank aan die verklaringen meer waarde hecht dan aan die van de getuige Van Doorne, moet ervan uitgegaan worden dat de vergoedingsstructuur op het derde niveau uitsluitend betrekking had op lichtbronnen geproduceerd met de te vervaardigen lichtbronmachine op het tweede niveau."

Het beroep van OTB c.s. op onvoorziene omstandigheden wordt ook afgewezen:

"3.20. Dat OTB c.s. geen aanspraak kan maken op het andere deel van de beloning, is het rechtstreekse gevolg van het feit dat er tussen OTB c.s. en Lemnis c,s. geen overeenstemming is bereikt over het vervaardigen van een lichtbronmachine. Ten tijde van het maken van de afspraken over de vergoeding van de door OTB c.s. te verrichten werkzaamheden op het derde niveau, moesten de specificaties van de te vervaardigen lichtbronmachine (op het tweede niveau) zowel als de ontwikkelingstijd en de ontwikkelingskosten daarvan nog nader worden uitgewerkt; die waren op dat moment nog niet bekend en daarover bestond dus ook nog geen overeenstemming. OTB c.s. was zich er derhalve van bewust, althans had dat moeten zijn, dat het niet zeker was of zij opdracht zou krijgen voor het ontwikkelen van de lichtbronmachine, in het verlengde daarvan had zij eveneens moeten begrijpen dat het daarmee samenhangende deel van de vergoeding, te weten een deel van de met het produceren van lichtbronnen op de machine te verkrijgen royalties, evenzeer niet vast stond. Dat OTB c.s. nu bij het uitblijven van een opdracht inderdaad dit deel van de vergoeding misloopt, is dan ook niet aan te merken als een onvoorziene omstandigheid maar als een ondernemersrisico dat OTB c.s. welbewust heeft genomen, althans, had zij de afspraken hierover beter moeten afdichten, zodat haar beroep ook afstuit op het tweede lid van artikel 6:258 BW, nu dit een omstandigheid is die voor rekening van OTB c.s. dient te blijven."

De rechtbank wijst alle vorderingen van OTB af en veroordeelt Lemnis alleen tot betaling aan OTB c.s. van €57.758,49 wegens twee gedeeltelijk onbetaald gebleven facturen.

3.19 Indachtig de hiervoor aangehaalde maatstaf geldt het volgende. Partijen hebben ten aanzien van het verrichten van werkzaamheden op het derde niveau, behalve de royalty-vergoedhig die hiervoor aan de orde is geweest, ook afgesproken dat OTB c.s. de manuren vergoed zou krijgen tegen een tarief van in beginsel € 90,00 per uur (...)

IEF 12418

Een schoolvoorbeeld van een totale ‘fishing expedition’

Rechtbank Oost-Nederland, locatie Almelo 20 februari 2013, LJN BZ3617 (eiseres tegen Flexxolutions GFS B.V.)

Vonnis in incident. Vordering op grond van artikel 843a Rv. De rechtbank wijst de incidentele vordering af nu niet is voldaan aan de eis van bepaaldheid. Ook ontbreekt het rechtmatig belang.

De bescheiden hebben betrekking op verschillende rechtsbetrekkingen, zijnde arbeidsovereenkomsten tussen [eiseres] en verweerders, de inbreuk op het auteursrecht door alle verweerders, slaafse nabootsing van producten, folders en tekeningen/modellen van eiseres door verweerders en de onrechtmatige daad van (alle) verweerders jegens eiseres. In dit geval is zelfs sprake van meer dan 6 ‘fishing expeditions’, aangezien ook beslag is gelegd op zaken, gegevensdragers en gegevens van derden.

Flexxolutions vordert in reconventie opheffing van alle gelegde beslagen. Artikel 10 van de Grondwet is geschonden nu lukraak alle computers, mobiele telefoons etc. zijn beslagen. De vorderingen in conventie en reconventie worden afgewezen.

Verweer:
3.14. Nergens anders in de dagvaarding is aangegeven welke door [eiseres] gepretenteerde intellectuele eigendomsrechten door Flexxolutions c.s. zouden zijn geschonden. De vorderingen betreffen vooral door [eiseres] gestelde onrechtmatige concurrentie door verweerders.

3.15. Er is geen enkele sprake van slaafse nabootsing van [eiseres]- producten. Flexxolutions ontwerpt, ontwikkelt en produceert alle producten zelf op grond van de eisen van afnemers. Bedrijfs- en productnamen zijn voldoende onderscheidend. Het ‘publiek’ is niet in verwarring over de hoedanigheid van partijen.
3.20. Uit de inhoud van het verzoekschrift tot beslaglegging en de beslag- en gerechtelijke bewaringsexploiten blijkt dat niet is voldaan een het vereiste dat sprake is van bepaalde bescheiden in de betekenis van artikel 843a Rv. Noch in het verzoekschrift noch in alle beslagexploiten is voldaan aan deze eis van concreetheid en selectie. Het betreft een schoolvoorbeeld van een totale ‘fishing expedition’. Uit niets blijkt dat een selectie is gemaakt ten aanzien van zaken- en gegevensdragers naar eigendom, bezit en/of feitelijk gebruik van de betreffende zaken en gegevens, doordat ook beslag is doorgevoerd op pc’s en laptops van derden- niet beslagenen. In dit geval is zelfs sprake van meer dan 6 ‘fishing expeditions’, aangezien ook beslag is gelegd op zaken, gegevensdragers en gegevens van derden.

Beoordeling
4.3. Uit genoemd artikel 843a lid 1 Rv volgt dat aan drie cumulatieve eisen moet worden voldaan om tot toewijzing van de vordering te komen. Er moet sprake zijn van bepaalde bescheiden bij de afgifte waarvan de eisende partij een rechtmatig belang heeft en het moet gaan om bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin eiser of zijn rechtsvoorganger partij is. Artikel 1019a bepaalt ten aanzien van schending van intellectuele eigendomsrechten in dit verband dat een schending daarvan heeft te gelden als rechtsbetrekking als bedoeld in artikel 843a Rv. 

4.10. Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat - nu uit de processen-verbaal niet kan worden afgeleid welke documenten en bescheiden, die zich bevinden op de in beslag genomen zaken, precies door het beslag worden getroffen en in welke van deze gegevens [eiseres] nu concreet inzage of daarvan afschrift wenst, terwijl [eiseres] nalaat bij haar incidentele vordering behoorlijk te specificeren - afschrift of inzage in de stukken leidt tot een ontoelaatbare ‘fishing expedition’. Daarvoor zijn de artikelen 843a Rv jo, artikel 1019a Rv niet geschreven. Reeds omdat niet wordt voldaan aan de eis van bepaaldheid c.q. het ontbreken van rechtmatig belang, moet de vordering van [eiseres] worden afgewezen en kunnen de overige stellingen en verweren verder onbesproken blijven.

In reconventie:
4.11. De rechtbank zal de vordering in reconventie afwijzen, nu Flexxolutions onvoldoende concreet, in het licht van de gemotiveerde betwisting door [eiseres], heeft onderbouwd waarom sprake zou zijn geweest van onrechtmatig gelegde beslagen. Voorts overweegt de rechtbank dat het in het licht van de beslissing op een incident als het onderhavige, niet aangewezen is om thans opheffing van de gelegde beslagen te vorderen, zolang op de vordering in de hoofdzaak niet is beslist.

IEF 12415

Wat resteert is een zodanig minimale rectificatie

Vzr. Rechtbank Zeeland-West-Brabant 6 maart 2013, LJN BZ3695, KG ZA 13-58 (Scandinavian Tobacco Group Tobacco Service tegen Landewyck Tabak Holland BV)

Uitspraak ingezonden door Maarten Russchen, IP Advocaten.

Ongeoorloofde vergelijkende reclame. Intrekking merkenrechtelijke vordering leidt tot onnodig gemaakte proceskosten.

STG verkoopt sigaren onder het merk 'Kenners Keus', Landewyck doet dat onder het merk 'BIGGELAAR'. Landewyck heeft brieven verzonden met als onderwerp "Kenners Keur wordt Biggelaar". Op de website voor tabakspeciaalzaken en in vakblad Tabak2Day staat een advertentie: "Heeft uw leverancier uw keus niet meer? Echter kenners bestellen bij Landewyck Tabak Holland".

Artikel 6:194 BW vereist dat de gewraakte mededeling in een brief openbaar is, maar één overlegde verklaring van STG overtuigt niet de betwisting dat de brief door meerdere detaillisten is ontvangen. Het is onduidelijk welk verwijt Landewyck wordt gemaakt betreffende de herkomst van dekbladen, ombladen en het binnengoed van opgesomde sigaren en er valt niet in te zien dat er sprake is van een misleidende mededeling.

De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van een ongeoorloofde reclame in de zin van 6:194a sub c en sub g BW, echter de gevorderde rectificatie is niet gerechtvaardigd, omdat de door Landewyck geplaatste advertentie niet de suggestie wekt die door de voorgestelde rectificatie wordt gerectificeerd.

De vordering op grond van het merkenrecht is een dag vóór de mondelinge behandeling van het kort geding ingetrokken. STG wordt veroordeeld tot betaling van €2.000 ter zake van onnodig gemaakte proceskosten met deze aanvankelijk ingestelde vordering op grond van BVIE.

3.8. (...) Wat resteert is zodanig minimaal dat nauwelijks valt in te zien welk belang STG daarbij heeft. Niet valt in te zien waarom zij niet haar beoogde belang al lang had kunnen dienen door een eigen advertentie te plaatsen. (...)

Lees de uitspraak KG ZA 13-58, LJN BZ3695 (pdf)

IEF 12411

Verbod strekt zich niet uit tot gebruik van teken in de URL

Hof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden 5 maart 2013, zaaknr. 200.105.523/01 ('t Stokertje Kachelparadijs B.V. tegen Smeedatelier Janco de Jong B.V.)

Uitspraak ingezonden door Jasper Gevers, De Haan Advocaten & Notarissen.

Merkenrecht. Verbod, vermelding op factuur en uitputtingsregel. Executie-arrest nadat in de bodemprocedure [IEF 10249] 't Stokertje is bevolen ieder gebruik van het woordmerk of overeenstemmende tekens te staken en gestaakt te houden.

Gelet op het verwoorde doel van het verbod is het hof van oordeel dat het verbod zich niet uitstrekt tot het gebruik van het teken JACOBUS in de URL van www.stokertje.nl/merken/Houtkachels/Alles-over-Jacobus. Het hof ziet niet in hoe dit gebruik is te beschouwen als gebruik van het merk JACOBUS ter onderscheiding van waren en diensten. Ook de inbreukmakende treffer die als Google-zoekresultaat verschijnt, moet niet worden beschouwd als een overtreding van het verbod. Het hof oordeelt dat de overlegde schermafbeelding van een Google-zoekopdracht onvoldoende bewijs is. Het is niet vast te stellen of de URL toegang gaf tot de actieve website op die datum.

Gebruik van het teken JACOBUS op een factuur ter aanduiding van een kachel die door Smeedatelier De Jong in het verkeer is gebracht, is geen overtreding van het verbod. Het dictum dient beperkt te worden uitgelegd en er is geen reden om de uitputtingsregel van artikel 2.23 BVIE niet van toepassing te laten zijn.

De vordering tot staking van het innen van de dwangsommen wordt toegewezen. Ieder zal zijn eigen proceskosten in eerste aanleg dragen, in hoger beroep wordt 't Stokertje veroordeeld in de kosten ex artikel 1019h Rv.

Leestips 3.8, 3.10 - 3.13.

IEF 12395

Doorschuiven van proceskosten van vrijwaringszaak naar hoofdzaak

HR 1 maart 2013, LJN BY6760 (Doorschuiven proceskosten vrijwaringszaak)

2 euro coinAls randvermelding. Procesrecht. Proceskosten. In de hoofdzaak heeft de rechtbank [eiser] c.s. mede veroordeeld in (i) de voor rekening van verweerder komende kosten van de door haar begonnen vrijwaringszaak en (ii) de voor rekening van [A] B.V. komende kosten van de door haar begonnen (onder)vrijwaringszaak.

Er bestaat geen grond voor het doorschuiven van de proceskosten van de vrijwaringszaak naar de hoofdzaak. De Hoge Raad vernietigt het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch uitsluitend voor zover eiser c.s. zijn veroordeeld in de voor rekening van [verweerder] c.s. en [A] B.V. komende kosten van de zaken in vrijwaring en ondervrijwaring.

3.3 Onderdeel 2.1.1 klaagt terecht onder verwijzing naar het - na het arrest van het hof gewezen - arrest HR 28 oktober 2011, LJN BQ6079, NJ 2012/213, dat het hof aldus blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. Zoals de Hoge Raad in genoemd arrest heeft beslist, bestaat geen grond voor het doorschuiven van de proceskosten van de vrijwaringszaak naar de hoofdzaak. De afwijzing van de vorderingen in de hoofdzaak kan dan ook niet leiden tot een veroordeling in de proceskosten van de vrijwaringszaak.

3.5 De Hoge Raad kan zelf de zaak afdoen. Uit het in 3.3 overwogene volgt dat grief 11 van [eiser] c.s. gegrond is. De Hoge Raad begrijpt het vonnis van de rechtbank aldus dat [eiser] c.s. daarin niet alleen zijn veroordeeld in de voor rekening van [verweerder] c.s. komende kosten van de door haar begonnen vrijwaringszaak, maar ook in de voor rekening van [verweerder] c.s. komende kosten van [A] B.V. in de ondervrijwaringszaak (3.8, 4.4 en 4.7 van het vonnis van de rechtbank). Gelet op de gegrondheid van grief 11 kan geen van beide veroordelingen in stand blijven.
IEF 12392

Inbreukvordering verkoop via internet (deels) beperkt tot Nederland

Vzr. Rechtbank Den Haag 1 maart 2013, zaaknr. C/09/433123 / KG ZA 12-1411 (G-Star Raw C.V. en Facton Ltd. tegen Race and Win SA)

Uitspraak mede ingezonden door Laura Fresco, Hoyng Monegier LLP.

Merkenrecht. Verstekvonnis. Inbreuk op internationale, Benelux en Gemeenschapsmerken RAW. Vorderingen Facton toewijsbaar voor Nederland. Vorderingen G-Star toewijsbaar voor EU. Onvoldoende aannemelijk dat gedaagde via aan haar gelieerde rechtspersonen inbreuk maakt.

Gedaagde is behoorlijk opgeroepen ter terechtzitting, maar hij is daar niet verschenen. Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat het gevraagde verstek zal worden verleend.

Omdat de gestelde inbreuken mede bestaan uit het te koop aanbieden van waren voorzien van de merken van eiseressen via internet, zodat de gestelde inbreuken mede in Nederland plaatsvinden. Gelet op de omvang van de bevoegdheid van deze rechtbank met betrekking tot de gestelde inbreuken op de gemeenschapsmerkrechten van Facton Ltd., zoals bepaald in artikel 98 lid 2 GMVo, zijn de vorderingen van Facton Ltd. voor zover gegrond op haar Gemeenschapsmerkrechten slechts toewijsbaar voor Nederland.

De vordering komt de voorzieningenrechter voor het overige noch onrechtmatig noch ongegrond voor en wordt daarom – op de wijze zoals hierna vermeld – toegewezen, met dien verstande dat het verbod wordt beperkt tot gedaagde, omdat voorshands onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat gedaagde via aan haar gelieerde (rechts)personen inbreuk heeft gemaakt of zal gaan maken.

IEF 12389

Tijdstip van de douanebestemming van goederen in tijdelijk opslag

Conclusie A-G HvJ EU 28 februari 2013, zaak C-542/11 (Staatssecretaris van Financiën tegen Codirex Expeditie BV) - dossier

Douane - Zoll - CustomsPrejudiciële vraag gesteld door de Hoge Raad der Nederlanden.

Als randvermelding. Vraag: Wat is het tijdstip waarop niet-communautaire goederen een douanebestemming verkrijgen in de zin van artikel 50 van het [douanewetboek], in een geval waarin goederen met de status 'in tijdelijke opslag' zijn aangegeven voor plaatsing onder de douaneregeling extern communautair douanevervoer?

Conclusie A-G:

„Niet-communautaire goederen met de status 'in tijdelijke opslag’ die zijn aangegeven voor plaatsing onder de douaneregeling extern communautair douanevervoer, verkrijgen een douanebestemming in de zin van artikel 50 van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1791/2006 van de Raad van 20 november 2006, wanneer de aangifte is aanvaard en de goederen zijn vrijgegeven.”