Procesrecht  

IEF 14129

Geen belang bij inzage in programmatuur

Hof Amsterdam 19 augustus 2014, IEF 14129 (Pearson Assessment and Information B.V. tegen Bär Software B.V.)
Uitspraak ingezonden door Martin Hemmer, AKD. Tussenarrest. Inzage in bewijs. Databanken. Pearson geeft psychologische tests uit, waarop - volgens haar - databank- en auteursrechten rusten die door Bär c.s. worden geschonden. De rechtbank ooordeelde dat de gegevens geen bescherming toekomen (IEF 12734). Pearson vordert inzage in de in conservatoir bewijsbeslag genomen programmatuur. In hoger beroep staat de vraag naar bescherming vol ter discussie, het hof ziet niet in welk belang Pearson heeft om in dit stadium van het geding inzage te krijgen in de door Bär c.s. gebruikte programmatuur. De beslissing wordt aangehouden.

3.3. De rechtbank heeft aangenomen - en in hoger beroep is niet in geschil - dat Bär c.s. gegevens van Pearson hebben overgenomen en dat het gebruik daarvan, indien auteursrechtelijke bescherming kan worden aangenomen, als inbreukmakend moet worden beschouwd. De rechtbank komt echter in haar eindvonnis tot de conclusie dat aan de overgenomen gegevens (en/of verzamelingen van gegevens) noch op grond van de auteurswet noch op grond van de databankenwet bescherming toekomst en dat er geen sprake is van (bijkomende) omstandigheden die maken dat het gebruik van de gegevens door Bär c.s. als onrechtmatig kan worden gekwalificeerd.

3.4. Nu in hoger beroep de vraag naar de door Pearson ingeroepen (met name auteursrechtelijke) bescherming vol ter discussie staat, ziet het hof niet in welk belang Pearson heeft om in dit stadium van het geding inzage te krijgen in de door Bär c.s. gebruikte programmatuur en bijbehorende documenten. Zulks zal mogelijk anders komen te liggen indien het hof, anders dan de rechtbank, de door Pearson uitgegeven psychologische tests en/of specifieke onderdelen daarvan auteursrechtelijk beschermingswaardig oordeelt en - ondanks de erkenning van Bär c.s. met betrekking tot de ontlening van sommige elementen, zoals de normen uit de handleiding - niet voldoende duidelijk is of Bär c.s. de betrokken specifieke onderdelen hebben overgenomen. Het hof ziet hierin aanleiding om de beslissing op de door Pearson verlangde inzage aan te houden tot het arrest in hoofdzaak.
IEF 14125

Incident tot zekerheidstelling proceskosten

Rechtbank Den Haag 9 april 2014, IEF 14125 (Novicol Life Sciences tegen A)
Domeinnamen. Zekerheidstelling proceskosten. A is bestuurder geweest van Novicol en heeft destijds van de investeerders opdracht gekregen om een aantal domeinnamen waarin de naam Novicol voorkomt te registreren. Die zijn geregistreerd ten behoeve van A, zonder dat hij de intentie had ze op naam van Novicol te zetten. Novicol vordert de overdracht. A vordert met succes de zekerheidstelling voor haar proceskosten door betaling van een voorschot van € 25.000.

4.3. De rechtbank overweegt dat, voor zover het bedrag dat de advocaat van Novicol thans op zijn derdenrekening voor Novicol onder zich heeft de door [A] te maken proceskosten al zou dekken, goed mogelijk is dat dit bedrag reeds voor andere doeleinden is aangewend op het moment dat een eventuele proceskostenveroordeling wordt uitgesproken. Novicol heeft niet gesteld dat [A] zich in Nederland nog kan verhalen op andere vermogensbestanddelen van Novicol. Gelet hierop is naar het oordeel van de rechtbank niet redelijkerwijs aannemelijk dat verhaal voor een veroordeling van Novicol tot betaling van proceskosten mogelijk zal zijn. Derhalve is Novicol verplicht hiervoor zekerheid te stellen.

4.5. Voor het bepalen van de hoogte van de te stellen zekerheid zal worden aangesloten bij de regeling Indicatietarieven in IE-zaken. Omdat in dit stadium van de procedure niet kan worden beoordeeld of sprake zal zijn van een al dan niet als eenvoudig aan te merken procedure en op welke wijze deze procedure zal verlopen, zal Novicol worden gelast zekerheid te stellen voor een bedrag van € 25.000,--. Anders dan [A] heeft gevorderd zal bepaald worden dat Novicol zekerheid moet stellen, zoals te doen gebruikelijk is, door middel van een onherroepelijke afroepgarantie van een gerenommeerde Nederlandse bank op de gebruikelijke garantievoorwaarden.

4.6.De rechtbank zal de beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.
IEF 14103

Onrechtmatig downloaden uit afbeeldingendatabank na afloop licentie

Rechtbank Amsterdam 6 augustus 2014, IEF 14103 (X Press tegen Yourscene c.s.)
Uitspraak ingezonden door Fulco Blokhuis, Boekx. Hoogte schadevergoeding. Onrechtmatig downloaden. Na het tussenvonnis IEF 13578 heeft X Press aangetoond zelfstandig schadevergoeding te kunnen vorderen voor een bedrag van €30,00 per stuk. Yourscene en EEN Media worden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van €10.330 en Yourscene en E-talage worden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van €1.650. Tot slot verklaart de rechtbank voor recht dat er onrechtmatig is gehandeld door na beëindiging van de licentieovereenkomst 59 afbeeldingen te downloaden uit de databank van X.

IEF 14101

Geen voorlopig getuigenverhoor voor onderzoek ontstaan tv-format

Rechtbank Amsterdam 7 augustus 2014, IEF 14101 (Red Arrow tegen SBS/Talpa)
Uitspraak ingezonden door Jacqueline Schaap en Sebastiaan Brommersma, Klos Morel Vos & Schaap. Getuigenverhoor. Tv-format. Red Arrow is internationale distributeur van TV-formats, waaronder het programma Married at First Sight. SBS en Talpa hebben een (uitgewerkte) bieding gedaan op dit format. SBS heeft het programma "Ja ik wil! een wildvreemde" en Talpa "The Wit" aangekondigd. Red Arrow zag in eerder kort geding haar vorderingen afgewezen [IEF 13194] Nu vordert Red Arrow zonder succes een voorlopig getuigenverhoor ex 186 jo. 166 Rv voor onderzoek naar het ontstaan van de SBS/Talpa-tv-formats. Het betwiste belang voor een voorlopig getuigenverhoor is niet nader onderbouwd. Veroordeling in de proceskosten ex 289 Rv.

5.2. Een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor kan, ook als het overigens aan de eisen voor toewijzing voldoet, evenwel onder andere worden afgewezen op grond dat van de bevoegdheid tot het bezigen van dit middel misbruik wordt gemaakt, waarvan onder meer sprake kan zijn indien verzoeker, in aanmerking nemende de onevenredigheid van de over en weer betrokken belangen, in redelijkheid niet tot toepassing van die bevoegdheid kan worden toegelaten. Ook kan toewijzing van het verzoek achterwege blijven indien het strijdig is met een goede procesorde, dan wel dat toewijzing van het verzoek moet afstuiten op een ander, door de rechter zwaarwichtig beoordeeld bezwaar. Voorts is ook de in artikel 3:303 BW neergelegde regel, dat zonder belang niemand een rechtsvordering toekomt, op het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor van toepassing. Deze laatste regel brengt mee dat het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor behoort te worden afgewezen als de verzoeker daarbij onvoldoende belang heeft.
5.3. Dit betekent dat nu SBS en Talpa betwisten dat Red Arrow belang heeft bij het houden van een voorlopig getuigenverhoor, Red Arrow haar belang nader zal moeten onderbouwen. In lijn met hetgeen SBS en Talpa naar voren hebben gebracht, is de rechtbank van oordeel dat Red Arrow dat niet, althans onvoldoende, heeft gedaan.
(...) Ook de "speculatie" van Red Arrow dat sprake is van een "opzetje" van SBS en Talpa samen is onvoldoende om een voorlopig getuigenverhoor te rechtvaardigen.

Lees de uitspraak IEF 14101 (link/pdf)

IEF 14088

Mogelijk prejudiciële vragen over BVIE als posterieur verdrag volgens EEX-Vo

Vzr. Rechtbank Den Haag 30 juli 2014, IEF 14088 (FKP tegen Spirits)
Zie eerder IEF 13888. Tussenvonnis. Partijen kunnen zich uitlaten over  noodzaak van vragen, welke vragen en bij welk gerecht: HvJ EU of Benelux Gerechtshof. Vraag I Dient het BVIE (op de in het arrest van het gerechtshof Den Haag van 26 november 2013, overwegingen 28 - 34 genoemde gronden) te worden aangemerkt als een posterieur verdrag zodat artikel 4.6 BVIE niet kan worden aangemerkt als een bijzondere regeling in de zin van artikel 71 EEX-Vo?

Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord:

II Volgt uit artikel 22 lid 4 EEX-Vo dat zowel de Belgische, als de Nederlandse en de Luxemburgse rechter internationaal bevoegd zijn van het geschil kennis te nemen?
III Zo nee, hoe dient dan in een geval als het onderhavige te worden vastgesteld of de Belgische, dan wel de Nederlandse of de Luxemburgse rechter internationaal bevoegd is? Kan voor deze (nadere) vaststelling van de internationale bevoegdheid artikel 4.6 BVIE (wél) worden toegepast?
IV Voor zover met vaststelling van de internationale bevoegdheid niet tevens de relatieve bevoegdheid is vastgesteld, dient dan de relatieve bevoegdheid te worden bepaald aan de hand van het nationale (Belgische, Nederlandse respectievelijk Luxemburgse) recht of dient daarvoor artikel 4.6 BVIE (wél) te worden toegepast?
V Indien bevoegdheid moet worden vastgesteld aan de hand van artikel 4.6 BVIE: - staat deze bepaling dan in de weg aan toepassing van artikel 107 Rv? - kan dan bevoegdheid om kennis te nemen van vordering III jegens Spirits International ook buiten het kader van artikel 4.6 lid 5 BVIE worden aangenomen op grond van verknochtheid met de overige vorderingen jegens Spirits International?

2.10. Ter vermijding van onnodige vertraging overweegt de rechtbank voorts de procedure tegen de andere gedaagden dan Spirits International voort te zetten. Ook staat het eisers uiteraard vrij hun verzet tegen verwijzing naar de rechtbank Rotterdam op te geven respectievelijk Spirits International de bevoegdheid van deze rechtbank (op de door artikel 4.6 BVIE voorgeschreven wijze) te aanvaarden, in welk geval het stellen van prejudiciële vragen vermeden kan worden. Ook hierover kunnen partijen zich op de rol uitlaten.

Lees de uitspraak hier:
IEF 13888 (pdf/link)

IEF 14071

Bij het Stadsarchief is er geen sprake van verweesde werken

Rechtbank Amsterdam 23 juli 2014, IEF 14071 (Pictoright tegen Stadsarchief)

Uitspraak ingezonden door Olaf van Haperen, Kneppelhout & Korthals Advocaten. Tussenvonnis. Auteursrecht. Bewijsaanbod. Geen verweesde werken. Pictoright is een stichting die de belangen van auteurs van visuele werken behartigt. Het Stadsarchief is een dienst van de gemeente Rotterdam die zorg draagt voor de (digitale) archivering van boeken, kranten, tijdschriften, afbeeldingen etc.. Pictoright maakt onderscheid in haar vordering tussen Collectieve Makers (ex 3:305a BW) en Beeldmakers. Enkel Beeldmakers worden genoemd in het gevorderde onder 2, 3 en 4. Stadsarchief maakt inbreuk op de auteursrechten van de door Pictoright vertegenwoordigde makers door online werken van de beeldmakers te publiceren.

Door bij Pictoright ernaar te vragen, kan de rechthebbende worden achterhaald, het gaat dus niet om verweesde werken. De rechtbank staat nader bewijslevering toe waaruit bevoegdheid namens de met naam genoemde "beeldmakers" blijkt. Bij een eventueel toe te kennen voorschotbedrag gaat de rechtbank uit van €180 per inbreuk. Pictoright hoeft niet de notice-and-takedownprocedure te volgen, die is bedoeld voor activiteiten die onder 6:196c BW worden gevoerd, waaronder de Stadsarchief-activiteiten niet vallen.

4.7 Tussen partijen is niet in het geschil dat het Stadsarchief in het verleden op haar website werken heeft geopenbaard van bij Pictoright aangeslotenen zonder toestemming van de betreffende auteursrechthebbenden en dat zij daarmee een inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van die rechthebbenden en dat zij daarmee een inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van die rechthebbenden. Ter comparitie van 28 januari 2013 heeft het Stadsarchief erkend dat niet valt uit te sluiten dat in de toekomst opnieuw dergelijke inbreuken worden gemaakt. (…)
4.12. (...) Dit heeft tot gevolg dat voor een (aanvullende) belangenafweging op dit punt door de rechter geen plaats is. Dit geldt te meer, nu het niet gaat om verweesde werken, maar om werken waarvan op eenvoudige wijze, namelijk door bij Pictoright daarnaar te vragen, de rechthebbende kan worden achterhaald.

4.18. De rechtbank is met het Stadarchief van oordeel dat de door Pictoright tot zover overgelegde stukken niet ten aanzien van alle door haar bij naam genoemde Beeldmakers voldoende toereikend zijn om de conclusie te rechtvaardigen dat Pictoright bevoegd is namens de (erven van die) Beeldmakers in rechte op te treden. Pictoright heeft uitdrukkelijk aangeboden nader bewijs op dit punt te leveren door het overleggen van de 'complete chains of tittel ten aanzien van de met naam genoemde makers'. De rechtbank zal Pictoright - overeenkomstig dit uitdrukkelijke bewijsaanbod - een laatste gelegenheid geven om bij akte nadere stukken in het geding te brengen waaruit haar bevoegdheid ten aanzien van de met naam genoemde makers blijkt. (…)
4.20. Indien uit de door Pictoright ingebrachte stukken de bevoegdheid van Pictoright op voldoende wijze ten aanzien van een of meer van de met naam genoemde makers blijkt, is vordering 2 ten aanzien van die maker of makers, in ieder geval voor een groot deel van de gevorderde gegeven, toewijsbaar.
(...)

4.22. Tot slot overweegt de rechtbank op voorhand ten aanzien van vordering 4 dat het Stadsarchief de hoogte van het door Pictoright gevorderde bedrag van €180,- per inbreuk niet voldoende heeft weersproken, mede in het licht van de toelichting die Pictoright heeft gegeven op het bedrag van €180,-. (...) Voorshands overweegt de rechtbank dan ook dat bij haar beslissing over een eventueel toe te kennen voorschotbedrag het bedrag van €180,- per inbreuk als uitgangspunt zal worden genomen.

4.24. Uit hetgeen in conventie is overwogen en met name uit hetgeen onder 4.12 is overwogen volgt de verwerping van de stelling dat Pictoright gehouden is tot naleving van de Gedragscode Notice-and-takedown van 2008 en dat aan Pictoright eerst enige inbreukvordering jegens het Stadsarchief toekomt nadat de notice-and-take-down-procedure is gevolgd. Hierbij overweegt de rechtbank voorst dat (...) vaststaat dat deze gedragscode een initiatief is van de overheid, het bedrijfsleven en belangenverenigingen om een inhoudelijk, praktische en duidelijk invulling in de praktijk te geven aan het bepaalde in artikel 6:196c BW en om te verduidelijken wanneer van deze bepaling sprake is. (...) de onderhavige activiteite van het Stadsarchief [valt] niet onder de werking van 6:196c BW valt, dient de conclusie te luiden dat de reconventionele vordering van het Stadsarchief niet toewijsbaar is.
IEF 14069

Slechts auteursrechtinbreuk op een 'inbreukpaar' Havaianas slippers

Rechtbank Midden-Nederland 23 juli 2014, IEF 14069 (Alpargatas tegen Brands & Concepts)
Uitspraak ingezonden door Marc de Boer, Boekx Advocaten. Merkenrecht. Vergelijk IEF 13602. Alpargatas produceert slippers en is houder van het woordmerk HAVAIANAS. Brands & Concepts is een groothandel in overige consumentenartikelen en verkoopt slippers onder de merknaam 'Hollandaisas'. Brands & Concepts maakt slechts auteursrechtinbreuk op één zogenoemd inbreukpaar en moet alle bij haar in bezit zijnde inbreukmakende slippers afgeven. 'Hollandaisas' is geen merkinbreuk op 'HAVAIANAS', de gelegde derdenbeslagen zijn nietig.

Beneluxwoordmerk
4.10. Allereerst heeft Alpargatas een beroep gedaan op artikel 2.20 lid 1 sub a BVIE. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een inbreuk op deze grond. Het Beneluxwoordmerk van Alpargatas 'Havaianas' en het teken c.q. woordmerk 'Hollandaisas' zoals dat wordt gebruikt door Brands & Concepts, zijn niet identiek aan elkaar danwel vertonen geen hoge mate van gelijkenis met elkaar in die zijn dat het verschil niet bij het publiek opvalt. (…)

4.11. (…) Auditief zijn de woorden 'Havaianas' en 'Hollandaisas naar het oordeel van de rechtbank niet gelijk aan elkaar. De uitspraak van beide woorden is duidelijk verschillend wat betreft de klank. Visueel stemt het Beneluxwoordmerk 'Havaianas' niet in relevante mate overeen met het teken 'Hollandaisas'. De eerste letter en de laatste twee letters van de woorden zijn weliswaar gelijk aan elkaar, maar voor het overige zijn zij verschillen. Begripsmatig komen het Beneluxwoordmerk en het teken evenmin overeen. 'Hollandaisas' verwijst naar een Nederlands product terwijl 'Havaianas' juist niet verwijst naar een product afkomstig van een Braziliaanse onderneming. (…)

4.15. De rechtbank is van oordeel dat Alpargatas evenmin een geslaagd beroep kan doen op artikel 2.20 lid 1 sub c BVIE. Hiervoor is het volgende redengevend. Ervan uitgaande dat 'Havaianas' als een bekend merk beschouwd dient te worden, is onvoldoende door Alpargatas aannemelijk gemaakt dat Brands & Concepts door het gebruik van het teken 'Hollandaisas' handelingen heeft verricht die schade toe hebben gebracht aan Alpargatas. (…)

Auteursrecht
4.21. (…) De kenmerkende vijf elementen van de 'Havaianas Brazil' slipper komen immers op (nagenoeg) dezelfde wijze terug in de 'Hollandaisas' slipper. De totaalindrukken van beide slippers verschillen te weinig om tot een ander oordeel te kunnen leiden, nu slechts het op de strap aangebrachte woord verschilt ('Hollandaisas' in plaats van 'Havaianas'). Daarbij telt ook dat het eerstgenoemde woord (hoewel geen woordmerkinbreuk opleverend) enige gelijkenis heeft met het laatstgenoemde woord (beide betreffen een in het Spaans/Portugees gestelde geografische aanduiding). Door het produceren en op de markt brengen van de 'Hollandaisas' slipper is aldus sprake van ongeoorloofde verveelvoudiging van het beschermde werk van Alpargatas.

Op andere blogs:
DirkzwagerIEIT

IEF 14061

Uitwisseling telecommunicatie Nederland en Amerikaanse NSA kan door de beugel

Rechtbank Den Haag 23 juli 2014, IT 1561 (eisers tegen Staat der Nederlanden)
Persbericht: De uitwisseling van telecommunicatie tussen de Nederlandse Algemene Inlichtingen- en veiligheidsdienst (AIVD) en Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) en de Amerikaanse National Security Agency (NSA) kan door de beugel. De mogelijkheid bestaat dat de Nederlandse diensten bij de uitwisseling van telecommunicatiegegevens met buitenlandse diensten, zoals de NSA, gegevens ontvangen die door de buitenlandse diensten in het buitenland zijn verzameld met de inzet van bevoegdheden waarover de Nederlandse diensten niet beschikken. De enkele mogelijkheid dat dit het geval is, betekent niet dat Nederland met de ontvangst en het eventuele gebruik van die gegevens internationale verdragen en nationale regelgeving overtreedt. (...) Lees het persbericht verder

 

Rechtspraak.nl: Procedure naar aanleiding van ‘Snowden-onthullingen’, ingeleid door enige natuurlijke personen, waaronder een strafrechtadvocaat en journalist, en de rechtspersonen de Nederlandse Vereniging voor strafrechtadvocaten, de Nederlandse Vereniging voor Journalisten, de vereniging Internet Society Nederland en de Stichting Privacy First tegen de Staat. Onrechtmatige daad. Vraag of de Staat handelt in strijd met de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (Wiv 2002) en internationale verdragsverplichtingen, in het bijzonder de artikelen 8 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele Vrijheden (EVRM) en 7 en/of 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het Handvest) en/of 10 EVRM en 11 van het Handvest, door van buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten, waaronder de Amerikaanse National Security Agency (NSA), gegevens te ontvangen en/of te gebruiken die zijn vergaard met de inzet van bevoegdheden waarover de Nederlandse Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD) en Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) niet beschikken.

Verder vraag of op de Staat een positieve verplichting rust om betrokkenen over wie de Staat in strijd met het Nederlandse recht en/of internationale verdragsverplichtingen gegevens heeft ontvangen schriftelijk te informeren en uitsluitsel te geven over het al dan niet hebben ontvangen van gegevens betreffende hun persoon van buitenlandse diensten en om die gegevens te wissen. Ontvankelijkheid eisers. Voldoende concreet en eigen belang eisers-natuurlijke personen als bedoeld in artikel 3:303 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Collectieve actie NVSA en NVJ op grond van artikel 3:305a BW. Eigen belang Privacy First en Internet Society bij gevorderde gebod tot het nemen van passende maatregelen te nemen ter bescherming van privéleven. Taakverdeling bestuursrechter en burgerlijke rechter. Verhouding zwaarwegende belangen (van individuen en “eenieder”) waarvoor eisers opkomen, waaronder het belang bij respect voor het privéleven van het individu, en zwaarwegende algemene belang van nationale veiligheid. Afwijzing algemeen geformuleerde vorderingen. De mogelijkheid bestaat dat de Nederlandse diensten bij de uitwisseling van gegevens met buitenlandse diensten, zoals de NSA, gegevens ontvangen die door de buitenlandse diensten in het buitenland zijn verzameld met de inzet van bevoegdheden waarover de Nederlandse diensten niet beschikken. De enkele mogelijkheid dat dit het geval is, betekent niet dat Nederland met de ontvangst en het eventuele gebruik van die gegevens internationale verdragen en nationale regelgeving overtreedt. Toetsing EVRM. Internationale samenwerking. Karakter van gegevensuitwisseling, in ‘bulk’, zonder dat deze op relevantie zijn beoordeeld. Onderscheid ontvangst gegevens en de verdere verwerking ervan. De nationale veiligheid geeft de doorslag. De zwaarwegende belangen van eiseres zullen op individuele basis tot hun recht moeten komen in de waarborgen die de Wiv 2002 biedt of toelaat in het geval van gebruik in hun nadeel, te weten een beroep op de Commissie toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (CTIVD), op de Nationale ombudsman of - in bijzondere gevallen, indien aan de desbetreffende voorwaarden is voldaan - op de nationale civiele of bestuursrechter.

Op andere blogs:
bureau Brandeis
Ius Mentis

IEF 14053

Geen dwangsom als oude webpagina's herleven door hack

Vzr. Rechtbank Den Haag 18 juli 2014, IEF 14053 (Gembird tegen Rapoo Shenzen)
Modelrecht. Dwangsom. Uitvoer van recall-goederen. Bij vonnis [IEF 12929] is bepaald dat gemeenschapsmodel voor toetsenborden van Rapoo Shenzen geldig is en Gembird inbreuk maakt. Op 29 januari 2014 werden op de Gembird-website de inbreukmakende P4 en P5-toetsenborden aangeboden. Gembird verweert zich dat er sprake is van oude webpagina's die door Google in cache zijn opgeslagen en dat dit het gevolg is van een hack, waartoe rapporten worden overlegd en Rapoo in de gelegenheid wordt gesteld om de server te onderzoeken. Er zijn geen dwangsommen verbeurd als gevolg van de hack. Executie van dwangsommen wordt verboden. De uit recall teruggekomen goederen zijn buiten de EU verkocht. Dat is een verboden vorm van uitvoer, waarvoor dwangsommen mogen worden geïnd.

Hack:
4.4. (...) Als de muis daarentegen in het frame staat waarvan de inhoud is gehackt, wordt een bron weergegeven die verwijst naar de server van de hacker. Het verschil kan volgens de deskundige van Gembird Europe dus verklaard worden door een andere positie van de muis op het moment dat de schermafbeeldingen werden gemaakt. Rapoo Shenzen heeft dat niet gemotiveerd weersproken. Gelet daarop is het voorshands aannemelijk dat de litigieuze pagina’s waarop de inbreukmakende toetsenborden worden aangeboden door de hacker online zijn gezet op de wijze als beschreven in het Networkincs rapport.

4.5. Daarmee dient zich de vraag aan of die wijze van openbaarmaking aangemerkt kan worden als een overtreding van het verbod door Gembird Europe. De voorzieningenrechter overweegt daartoe in de eerste plaats dat het doel van het opgelegde verbod was Gembird Europe ervan te weerhouden nog langer inbreuk te maken op Gemeenschapsmodelrechten van Rapoo Shenzen. Het verbod dient daarom zo te worden uitgelegd, dat het beperkt is tot een doen of nalaten van Gembird Europe zelf of van derden die in haar opdracht handelen.
4.6. In het onderhavige geval waren de P4 en P5 toetsenborden zichtbaar op een pagina van de website van Gembird Europe. Zoals blijkt uit het Networkincs rapport is de informatie echter niet door Gembird Europe online geplaatst, is de bron van de online beschikbare informatie niet haar server en kon Gembird Europe die informatie ook niet wijzigen. Het online plaatsen van de litigieuze informatie is gedaan door een derde vanaf een andere server, zonder opdracht daartoe of toestemming van Gembird Europe. Gelet op het doel van het verbod, valt dat naar voorlopig oordeel niet onder het verbod.

Uitvoer recall goederen:
4.15. Nu de toetsenborden communautaire goederen waren op het moment dat ze door Gembird Europe werden teruggeroepen, vormt de verkoop en levering ervan aan afnemers buiten de Gemeenschap uitvoer in de zin van artikel 19 GModVo. Omdat dat artikel de grondslag vormt voor het verbod, dient het verbod tot ‘uitvoer’ in dezelfde zin te worden uitgelegd.

Lees de uitspraak IEF 14053 (pdf/link)

IEF 14037

Enige aanwijzing van 100 inbreukmakende broeken is voorraadvermelding

Rechtbank Den Haag 25 juni 2014, IEF 14037 (Guru Denim tegen Kaandiscounter)
Counterfeit. Fashion. Guru Denim is een mode-concern en is houder van Gemeenschapsmerken TRUE RELIGION (BRAND JEANS). Via de webwinkel kaandiscounter.nl worden broeken aangeboden met eisers merk erop. Blijkens de deurwaarder is het adres van gedaagde in het GBA een geheim adres en heeft deurwaarder verklaard dat de dagvaarding aan dat geheime adres is betekend door achterlating in een gesloten envelop. De voorraadvermelding op de website vormt de enige aanwijzing dat een voorraad van 100 inbreukmakende broeken bestond. De gevorderde schadevergoeding op te maken bij staat is toewijsbaar, evenals diverse nevenvorderingen.

4.6. De voorraadvermelding op de website vormt de enige aanwijzing dat [X] een voorraad heeft gehad van 100 inbreukmakende broeken. Gelet op de gemotiveerde betwisting door [X], heeft Guru Denim daarmee niet voldoende onderbouwd dat de voorraad van [X] daadwerkelijk uit 100 inbreukmakende broeken heeft bestaan. Anderzijds acht de rechtbank het verweer van [X] dat het maar om twee inbreukmakende broeken zou gaan evenmin voldoende onderbouwd. [X] heeft slechts een handgeschreven verklaring van de heer [Z] in het geding gebracht, die dat bevestigt. Een factuur of andere administratieve bescheiden zijn niet overgelegd.

4.7. De slotsom van het voorgaande is dat de rechtbank thans niet kan vaststellen wat de omvang is geweest van de inbreukmakende handelingen van [X]. De door Guru Denim gevorderde gefixeerde schadevergoeding op basis van een voorraad van 100 inbreukmakende broeken is reeds daarom niet toewijsbaar. De door Guru Denim gevorderde opgave van ingekochte en verkochte aantallen inbreukmakende broeken zal nader uitsluitsel moeten bieden.
4.10. Gelet op de vastgestelde inbreuk en de toewijsbaarheid van de vordering tot schadevergoeding of winstafdracht is de door Guru Denim gevorderde opgave van het aantal ingekochte, verkochte en voorradige inbreukmakende broeken en de in- en verkoopprijzen eveneens toewijsbaar op de wijze als in het dictum vermeld. De vordering tot opgave van afnemers zal worden beperkt tot afnemers die geen consument zijn, omdat de consumptieve aankoop van een inbreukmakende broek geen merkinbreuk door die consument vormt, zodat Guru Denim daarbij geen belang heeft. De opgave dient te worden voorzien van een door [X] te bekostigen verklaring van een accountant (RA of AA) waaruit blijkt dat hij de opgave heeft geverifieerd aan de hand van de administratie van [X] en dat, voorzover verifieerbaar, de opgave strookt met de gegevens uit die administratie en dat, voorzover verificatie niet volledig mogelijk is, hij geen aanwijzingen heeft dat de opgave geen getrouwe weergave van de werkelijkheid omtrent de te verstrekken gegevens zou inhouden. De termijn voor de opgave zal worden bepaald op zes weken, omdat de gevorderde termijn van tien werkdagen gelet op de verificatie door een accountant te kort wordt geacht voor een juiste uitvoering.

Lees uitpsraak hier:
IEF 14037 (pdf/link)

Andere blogs:
SOLV